Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
I[en het licht schilt zichzelf
en we verschuilen elkaar ondersteboven
en we zuchten en verdraaien
met de wijzers elkaar
en maken kaarten één op één
en EVEN LATER, als het licht
is gaan liggen,
zoeken we onze kleren
bij elkaar]
Stel je voor: een ruimte, vierkant, met daarin 2 lichamen A en B. A zegt iets. B ligt op bed. A rookt. B draait zich om. Stel je een conflict voor. Er is geen conflict, maar stel het je voor. Een conflict tussen A en B. Ja? Vind je m'n borsten mooi? Ja. Vind je m'n rug mooi? Ja. Vind je m'n schouders mooi? B is naakt, want ze is een vrouw. A opent het raam en gooit een asbak naar een voorbijganger. ‘Pak aan, klootzak!’ ‘Kom binnen, schat. Ik bedoel: doe het raam dicht.’ ‘Shit.’ A is een man en dus een schrijver. Hij rookt en zo nu en dan drinkt hij teveel, want dat is wat schrijvers doen; maar hij is geen alcoholist. Gisteren heeft hij niets geschreven en eergisteren ook niet. B glimlacht als hij zijn geslacht verbergt tussen zijn benen en poseert als de Geboorte van Venus. B blaast haar wangen stuk. ‘Is er iets?’ ‘Je hoofd lijkt plotseling op dat van m'n psychiater - dat is alles.’ ‘En?’ ‘Ik haat hem, met dat hoofd van 'm, en die handen.’
A staat op, maar stond al. B lag en zit nu (in zichzelf). Ze leest de krant en A doet alsof hij koffie zet. Het conflict is aanwezig, maar geen van beiden weet waar het zich bevindt, tussen welke polen, behalve A en B. Zij zelf. ‘Zelf’. B glimlacht ironisch, want ze heeft gestudeerd. Haar lichaam heeft voetnoten waar hij ook niets van begrijpt. ‘Weet je...’ ‘Ja?’ ‘...dat ik je stoned vreemd genoeg veel beter vindt?’ ‘Je bedoelt in bed?’ Ze knikt. Ze kijkt niet op van haar krant, de hele tijd niet. A kijkt naar B's haar, dat bruin is. ‘Het is bijna lullig, zo goed als het is.’ ‘Misschien,’ en hij staat naast haar nu, ‘opent het je ogen voor mijn kwaliteiten.’ ‘Ha!’ ‘Laat me,’ hij raakt haar schouder aan, ‘je voorzichtig...’ ‘Nee.’ | |
[pagina 24]
| |
[en op de rand van je afwezigheid trek je je sokken aan
en op de bodem blazen
we de flessen voor onze woorden
en die woorden,
zo verschrikkelijk wakker,
als verlichte huizen drijvend
van mij hier tot jij daar
verdieping op verdieping
stapelt nacht zich
ondersteboven ons]
| |
II[A luistert, terwijl B plast. Dat is de verte d.w.z. in de verte d.w.z. de deur tussen hen is dicht.]
Beste B,
Ik kan me niets eenzamers voorstellen dan het geluid van vallende urine. Jouw urine, bedoel ik. Als ik daar aan denk word ik moedeloos; een zachte wanhoop maakt zich van me meester, wat op zich geen ramp is - misschien zelfs ‘mooi’. Of je begrijpt wat ik daarmee bedoel maakt niet uit, want je bent er niet en ik geloof dat ik zoiets onmogelijk uit kan leggen aan een ander. Zeker niet aan jou. In ieder geval: het is mooi. Ik bedoel: het zet me vooralsnog niet aan tot zelfmoord.
Liefs, Jeroen
Beste A,
Wat wil je nu eigenlijk? Schrijven? B zien lezen: dat zou genoeg zijn? Denk je dat? Ik geef doorgaans geen advies - zeker niet aan mensen zoals jij -, maar ik raad je aan op te houden met dat soort flauwekul. Als je zo doorgaat... je weet wel wat ik bedoel. Natuurlijk zal ze dingen zeggen, dingen doen, dingen verzwijgen, en jij ook. Zo gaan die dingen (die dingen gaan, vaker dan ze zijn).
Jeroen | |
IIIEen niet-kunnen
dat achterblijft bij het uitdraaien van de hemel:
het niet-kunnen van een lichaam.
De handen van een oude herfst
als lege bomen -
geen echte bomen; verder
konden we niet, maar toen.
| |
[pagina 25]
| |
Verder stel ik me voor dat ik zong -
of niet.
De aankomende ijstijd, in ieder geval,
bladerde ons vooruit
door dertig dode luchten.
Een nooit-niet dat zichtbaar blijft
als een teruggevouwen ezelsoor.
| |
IVLiefde liegt zichzelf in het gezicht van de ander
(en de ander, zo hebben we gezien, is altijd alvast metaforisch,
zoals jij
daar in mijn boxershorts, in de slagschaduw van mijn ogen
en even later op de
keukenvloer: te sterven
want we doen niet anders).
| |
VWat is? Wanhoop is. Letterlijk, als een kat die niet buiten mag.
Op schoot van een groter woord.
Laat me je, desnoods liefdevol.
Laat me je ter dood.
Laat me je voorzichtig
tussen oog en bladzij
laat me je onmogelijk.
Jeroen Mettes |
|