Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
[pagina 65]
| |
Eens, in die dagen dat rechercheur Dijkhuis nog 's avonds over de straten van Rotterdam liep, klampte een zwerver hem aan: ‘Mijnheer, mag ik u iets vragen?’ Dijkhuis bleef staan en bekeek de zwerver. De zwerver keek niet terug maar begon zijn arm te bekloppen. ‘Wat doet je nou?’ zei Dijkhuis en trok zijn arm weg; het zou hem, een rechercheur toch niet gebeuren dat hij gerold werd? ‘Gisteravond zag ik u hier ook lopen en toen kon ik u niet aanraken,’ zei de zwerver. ‘Dat kan niet,’ zei Dijkhuis, ‘ik was gisteravond bij mijn opa en oma.’ ‘Dus kon ik u niet aanraken,’ zei de zwerver. ‘Dus kon je mij ook niet zien,’ zei Dijkhuis. Dijkhuis keek verbaasd op toen de zwerver een wegwerpfototoestel uit zijn boodschappentas haalde. ‘Voor u, u staat erop,’ en hij gaf het aan Dijkhuis. ‘U moet alleen beloven niemand iets te zeggen, anders hebben ze me zo weer gevonden,’ zei de zwerver en liep weg.
Eens, in de dagen dat Dijkhuis nog op het bureau in de Alexanderstraat werkte, liet hij de film ontwikkelen bij het onderzoekslaboratorium. En hij liet de tijden vaststellen waarop de plaatjes geschoten waren. De eerste tien foto's waren van een gezinnetje op vakantie, de rest was waarschijnlijk door de zwerver gemaakt, een hond op straat, een drol op de stoep, een telefooncel met een meisje erin, enz. En er zat een plaatje in van iemand die over straat liep, die bewuste avond gemaakt. De foto was onderbelicht, maar Dijkhuis herkende de kleren. Het waren de kleren die hij aanhad toen hij bij zijn grootouders langsging. Rechercheur Dijkhuis ging meteen op onderzoek uit. Bij het derde huis waar hij aanbelde trof hij een oud dametje, dat er een aard naar had veel naar buiten te kijken. ‘Ja,’ zei ze, ‘ik heb dat wel gezien, ja. Het woei vrij hard en een kleine windhoos blies een hoop bladeren omhoog en ook een paar lappen; het leek net of er iemand liep. En dat staat op die foto van u.’
Eens, in de dagen dat rechercheur Dijkhuis steeds onfeilbaar de waarheid boven tafel kreeg, liet hij dat fragment van de foto vergroten. En hij zag dat, wat hij eerst voor zichzelf hield, hooguit lege kleren waren die in de lucht zweefden, met een hoop bladeren eromheen. Rechercheur Dijkhuis besloot de zwerver zijn foto's terug te geven. Hij vroeg de wijkagent hoe hij de bewuste zwerver zou kunnen vinden. De wijkagent was wel nieuwsgierig en wilde ook graag de uitvergrote foto zien. ‘Ach ja,’ zei de wijkagent, ‘dat was inderdaad een beetje een vreemd moment, ziet u. Er was een grote zwarte hond die als een idioot om iemand heenrende, ik hield mijn hart nog vast, maar de hond beet niet. Het was vooral raar dat die hond geen enkel geluid maakte. Alle andere honden uit de buurt blaften zich helemaal suf. En er kwam een stortbui en ze waren allebei opeens verdwenen. Die zwerver met zonnebril en bontjas, dat is gekke Willem; hij is nogal paranoïde en dus lastig te vinden; u maakt denk ik een goeie kans in de Peperstraat.’
Eens, toen rechercheur Dijkhuis nog door de straten van Rotterdam liep, | |
[pagina 66]
| |
liet hij de vergroting met de computer retoucheren. Er kwamen acht verschillende plaatjes uit, allemaal even onscherp en donker. Het eerste plaatje zag eruit als een kleine zwerm spreeuwen met linten in hun snavels, die door elkaar heenvlogen. Het tweede plaatje zag eruit als een opwaaiende hoop bladeren met lappen. Het derde plaatje zag eruit als een kleine kobold met een enorme muts die woest modder om zich heen smeet. Het vierde plaatje zag eruit als een jongen waar een zwarte hond omheen sprong. Het vijfde plaatje zag eruit als agent Dijkhuis in de kleren die hij droeg toen hij zijn opa en oma had bezocht. Het zesde plaatje zag eruit als een steigerend paard. Het zevende plaatje zag eruit als een telefooncel met een meisje erin (Dijkhuis controleerde, en inderdaad ook op de andere foto zag je haar schuin van achteren). Het achtste plaatje zag eruit als een struik. Die nacht sliep Dijkhuis slecht. De volgende dag nam hij vakantie. Het kostte hem in elk geval geen enkele moeite om niemand hier iets van te vertellen.
Eduard Kerstiëns |
|