Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
Daarnet belde Ten Berghe me wakker, of ik zin had om met Dirk en hem naar de stad te gaan. Na een snelle douche sta ik in de keuken met twee boterhammen in mijn handen naar buiten te kijken. Wat het meest opvalt aan onze tuin is de grote vijver. Er zitten een heleboel vissen in de vijver, dat was een hobby van mijn ouders. Van elke vis kenden ze de naam uit hun hoofd. Hele middagen heb ik met mijn ouders en mijn zus bij de vijver doorgebracht. Mijn zus en ik hadden allebei een lievelingsvis. Toen die van mij doodging hebben mijn ouders speciaal voor mij op m'n kamer een groot aquarium laten maken. De laatste tijd houden mijn ouders zich niet meer zo met de vissen bezig en moet Willem - onze tuinman - steeds dode exemplaren uit de vijver halen. Terwijl ik mijn brood opeet komt Anky - vroeger mijn oppas, nu onze werkster - de keuken binnen. ‘Anky, wil je vanmiddag bruistabletten voor me halen, want die zijn op.’ ‘Natuurlijk jongen,’ zegt Anky. Als ik mijn brood op heb loop ik naar mijn scooter in de garage.
Als ik voor mijn zestiende nog nooit gerookt zou hebben, zou ik een scooter krijgen. Twee maanden voor mijn zestiende verjaardag slaagde mijn zus, en de avond voor de diploma-uitreiking had ik cocaïne gebruikt, ook al vond ik xtc toen over het algemeen intenser. Ik kon die nacht niet meer slapen en ik liep de hele tijd door het huis waarbij ik een vaas omgooide en ik had heel erg jeuk aan mijn neus maar het lukte niet om op de goede plek te krabben, net zoals je dat ook hebt met jeuk onder je voeten en toen ik dat bedacht kreeg ik jeuk onder m'n voeten en overal eigenlijk wel en daar werd ik een beetje zenuwachtig van en toen besloot ik onder de douche te gaan om alle stress van me af te spoelen. Twee uur na het douchen zat ik op de diploma-uitreiking en ik merkte weinig van wat er allemaal gebeurde. Toen mijn zus aan de beurt was pakten mijn ouders de videocamera en het fototoestel en ze wezen naar het podium, waar mijn zus elk moment kon verschijnen, en ze zeiden van alles en ik verstond het niet en ik knikte en mijn ouders gingen opnames maken en toen schrok ik wakker van het applaus en ik klapte mee en toen kwamen mijn ouders weer terug en allebei snikten ze en ik zei dat ik het heel ontroerend vond, wat ze over mijn zus hadden gezegd. Thuis moesten mijn zus en ik in de garage gaan kijken. Ik kon bijna niet meer op mijn benen staan en ik was misselijk. Mijn vader begon een speech over de formidabele prestatie van zijn dochter. Na een tijdje kreeg mijn zus iets waar ze waarschijnlijk erg blij mee was, want ze omhelsde mijn ouders en begon te huilen. Ik moest me aan de grasmaaier vasthouden, anders was ik omgevallen. Mijn vader ging maar door. ‘Naast onze geweldige dochter hebben we ook een geweldige zoon, en wij zijn erg verguld met je omdat je je zo goed aan je belofte hebt gehouden, en daarom mag je, ook al ben je eigenlijk nog geen zestien, vandaag al een verrassing in ontvangst nemen.’ Hij wees naar een scooter, waarvan ik toen pas merkte dat hij al de hele tijd naast me stond.
Op deze scooter rijd ik nu naar de stad, waar ik Dirk en Ten Berghe tref. Nadat we een paar kledingzaken in zijn geweest, lopen we langs een meisje van een jaar of zeven. Ze zit op een krukje en speelt heel geconcentreerd blokfluit. Voor haar op de grond ligt een soort knikkerzak, met flink wat geld erop. Ze heeft een lichtblauw speldje in haar haar. Als ik naar het meisje kijk | |
[pagina 52]
| |
moet ik moeite doen om niet te huilen. Dirk is naar het fluitstertje toegelopen, en hij gooit een vijfguldenmunt op het zakje. Het meisje kijkt dankbaar op en blijft ijverig doorspelen. ‘O sorry,’ zegt Dirk, ‘sorry maar zoveel wilde ik eigenlijk niet geven.’ En hij doet een greep in de knikkerzak en hij pakt een hele hand munten en lachend gooit hij een stuiver terug. Ik zwaai met mijn Nokia naar Ten Berghe en Dirk, ten teken dat ik even ga bellen en ik loop een steeg in. Als ik weer gekalmeerd ben loop ik terug. Ik vraag wat we gaan doen en we besluiten om naar een cd-zaak te gaan, want Dirk en Ten Berghe willen ‘Insomnia’ van Faithless kopen.
Als ik thuiskom bel ik Marja. ‘Met Mar.’ ‘'Hoi met mij.’ ‘'Haaai lieverd, hoe is het?’ ‘Nou, ik ben net terug van de stad, en daar was een klein meisje blokfluit aan het...’ ‘O leuk, hartstikke leuk zeg. Leuk. Hé, wat heb je vandaag gedaan?’ ‘Nou ja, ik was dus in de stad, en toen...’ Marja barst in lachen uit. ‘Wat zeg je? Ja, ik zit de Fresh Prince of Bel Air te kijken en het is zo'n leuke aflevering, want Carlton - hé, laat aan! laat nou aan! - ik ga ophangen want mijn zusje zet hem de hele tijd op iets anders. Ik bel je nog wel, oké? Doeg, zoentje.’ In de keuken kom ik Anky tegen. ‘Ik heb de Omnivit gehaald hoor. Ze staan hier op de keukentafel.’ ‘Zes buisjes? Wat veel.’ ‘Ja, ze waren in de aanbieding en ik dacht jullie nemen zo vaak van die bruistabletten, dan kan ik er maar het beste een hoop van halen, toch? Trouwens, je moeder heeft gebeld; ze eet vanavond niet thuis.’ Anky loopt naar de woonkamer, en ik ga bij de vijver zitten, aan de waterkant. Er drijven twee dode vissen op het water. Na een kwartier zie ik de derde dode vis en ruik ik de stank die er bij de vijver hangt.
Anky haalde me op van school. Ik had speciaal voor mijn ouders een tekening gemaakt. Ik was binnengebleven in de grote pauze om hem af te kunnen krijgen. De juf had er allerlei dingen bijgeschreven, zoals: papa, mama, ik, de vijver met de vissen, meisje. Trots liet ik hem aan Anky zien. ‘Voor papa en mama.’ ‘O, maar die is mooi zeg, daar zullen ze heel erg blij mee zijn, jongen.’ Thuis aangekomen rende ik met mijn tekening de keuken in. Aan de keukentafel zaten mijn ouders. ‘Kijk eens, voor jullie,’ zei ik. Mijn moeder pakte de tekening aan. ‘O, wat mooi zeg.’ Mijn vader keek mijn moeder strak aan. Mijn moeder legde de tekening op de keukentafel. ‘Hij is ook voor jou hoor pap, en kijk de juf heeft er van alles bijgeschreven.’ ‘Ja, hij is hartstikke mooi, heel lief van je,’ zei mijn moeder. Toen ik die avond het papiertje van een snoepje weggooide, zag ik dat mijn tekening in de prullenbak lag, verfrommeld tussen de etensresten. Hard snikkend wilde ik toen met het propje tekening in mijn hand naar mijn ouders gaan, maar ik kon ze nergens vinden en toen ben ik achter het gordijn in de woonkamer gaan zitten.
De stank bij de vijver is niet meer te harden, en ik loop naar mijn kamer om daar naar de vissen te kijken, maar als ik mijn blik op het aquarium richt zie ik steeds de verfrommelde tekening tussen de etensresten en ik schud mijn hoofd heel hard maar het helpt allemaal niks en dan loop ik naar de keuken en ik pak de Omnivit en ik gooi alle zes de buisjes in het aquarium en ik roep: ‘Hier vissen, voor jullie,’ en het water begint te borrelen als een op hol geslagen jacuzzi. Er wordt op de deur geklopt. Mijn vader stapt mijn kamer binnen. Ik sta naast het aquarium. Mijn vader kijkt me aan, maar hij ziet het niet. Hij | |
[pagina 53]
| |
zegt dat hij is vergeten waar hij mij voor nodig had, en loopt weer weg. Ik pak de telefoon op mijn kamer en bel Marja. ‘Hoooi, hoe is het?’ ‘Goed. Weet je wat er is gebeurd? Alle vissen op mijn kamer zijn dood.’ ‘Joh, echt? Weet je wat? Ik kom zo even langs, goed?’ ‘Ja, gezellig.’ ‘Oké, tot zo dan. Doeg, zoentje!’ Ze is er een half uur later, en ze heeft een verrassing voor me. Op mijn kamer pak ik het cadeautje uit. Een goudvis in een kom. ‘Ja, ik vond het zo sneu voor je, wat er met die vissen is gebeurd en zo.’ Ik zet de vis op het tafeltje naast mijn bed. ‘Bedankt, lief van je.’ We zoenen. Na het zoenen zegt Marja: ‘Lieverd, ik ga er vandoor, want ik ben doodmoe en ik moet morgen weer vroeg werken.’ We lopen samen naar de deur. Na een afscheidszoen zeg ik: ‘Ik bel je snel. Slaap lekker, hè.’ Ik loop weer naar binnen, naar de telefoon, en bel Ten Berghe en Dirk, om voor vanavond in de ‘X’ af te spreken.
We zijn alle drie stoned en dronken als we de ‘X’ binnenlopen. We gaan zitten aan een tafeltje in een hoek. Ten Berghe haalt bier en Dirk gaat Faithless aanvragen bij de D.J. Achterin de zaal zie ik een meisje lopen waarvan ik denk dat het Marja is, maar ze is het natuurlijk niet. Ten Berghe en Dirk komen terug en we drinken bier en we nemen wat coke en als het bier op is ga ik nieuw halen. Bij de bar bestel ik drie biertjes, en dan zie ik het. Het meisje van daarnet is Marja wel en ze staat te zoenen met een jongen. Ik drink een van de biertjes in een keer leeg en sla het glas kapot op de bar en ik loop naar Marja en de jongen, die inmiddels zijn opgehouden met zoenen. Marja kijkt me angstig aan. Geloof ik, want het enige dat ik echt duidelijk zie is het gezicht van de jongen. In dat gezicht steek ik het kapotte bierglas. Eerst gebeurt er niks, maar dan stroomt het bloed uit zijn gescheurde neus, wangen, lippen. Hij begint te gillen. Mensen roepen en schreeuwen allerlei dingen en ik zie dat naast me Dirk en Ten Berghe met een paar anderen aan het vechten zijn. Marja geeft me een klap in mijn gezicht. De jongen, met het glas nog in zijn gezicht, gilt weer, dit keer harder, waardoor het glas op en neer beweegt, als de snuit van een hond. Ik begin te lachen. Marja geeft me nog een klap. Ik lach steeds harder. Ik lach zo hard dat ik moet hoesten en kokhalzen. De jongen probeert het glas uit zijn hoofd te trekken. Marja roept van alles tegen me en nu staat er een andere jongen naast haar druk te doen. Marja begint te huilen. De jongen naast haar geeft me een duw en schreeuwt iets. Ik stop met lachen. ‘Hé, wat doe je nou tof?’ schreeuw ik terug. De jongen en ik gaan tegen elkaar aan staan, en we geven elkaar kopstoten en we duwen elkaar en we schreeuwen. Opeens heeft hij een stanleymes en hij steekt me in mijn linkeronderarm. Het mesje blijft even hangen, maar valt dan op de grond. De jongen slaat me op mijn neus, waar meteen het bloed uitstroomt. De jongen met het glas zie ik nergens meer. Dirk en een mij onbekende jongen worden door twee uitsmijters weggesleept. Ze zitten in een houdgreep en worden aan hun haar meegesleurd. Ten Berghe heeft bloed op zijn hoofd en staat naar een jongen te wijzen, die zelf op zijn borstkas wijst en tikt. Ze schreeuwen naar elkaar. Ten Berghe: ‘Ik maak je dood, ik maak je godverdomme dood, ik snijd je open, je bent dood.’ De jongen: ‘Kom dan, doe dan, kom hier dan klootzak, kom dan.’ Als de uitsmijters hen wegslepen gaan ze door met schreeuwen en Ten Berghe probeert de jongen te trappen en hij raakt hem een paar keer, maar dan krijgt Ten Berghe een stomp van de uitsmijter waardoor hij uit zijn neus en mond begint te bloeden, en ophoudt met trappen. Hij schreeuwt nog wel. Ik krijg nog een stomp op mijn gezicht en ik | |
[pagina 54]
| |
geef de jongen een trap net onder zijn ribben en hij klapt dubbel en net als ik de jongen met zijn hoofd op de rand van de bar wil slaan word ik gepakt door een uitsmijter. Als ik naar buiten geduwd word komen Dirk en Ten Berghe naar me toe. We wachten tot de jongen die mij in mijn arm stak naar buiten komt. Dat gebeurt een halve minuut later. De jongen trapt eerst een aantal keer tegen de deur van de ‘X’ en roept dat hij de pleurisuitsmijters zeker nog een keer dood komt maken. Als hij door wil lopen ziet hij ons. Het duurt niet lang voor we hem op de grond hebben geslagen. Terwijl hij ligt te gillen trappen we hem met z'n drieën tot we hem niet meer horen. De jongen zit onder het bloed. We horen dat de D.J. binnen Faithless opgezet heeft. Ik zeg: ‘Waar gaan we heen? Ik heb zin om helemaal uit mijn dak te gaan!’
Het eerste wat ik zie als ik de volgende dag wakker word is dat de goudvis dood in zijn kom drijft.
Joris Dane |
|