Passionate. Jaargang 6(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Forensenstad Twee voeten tellen meerdere vingers, een enkele keer tweemaal zoveel. Wanneer je met me vooroverbuigt liggen er bloemkorsten. Omdat wanneer je spreekt, niemand anders zo ongewild, met anderen spreekt. De rozentuin, waar je met een steen de weinige voedselresten bijeenveegt. Waar de wintergordijnen je gebogen rug naar binnen waaien, alsof je niet lang meer aanstaande, niet lang van weg te denken bent. [pagina 25] [p. 25] Maar op de achtste heuvel, voorbij de zevende, heeft de nacht ons ingehaald. Hebben ze de nagels van onze vingers afgetrokken. tot we niets, geen hand meer over hadden, om onszelf het zwijgen op te leggen. Ik heb het zand in jutezakken bij me opgeslagen. Tandsteen na tandsteen uitgezocht, of die enkele kroon, die ene zwarte kies, je stem voor me zou bewaren. [pagina 26] [p. 26] Je zou met benen mager als touw, op het geasfalteerde plein op me wachten. Je zou een avondjurk, wit als het wit van je handen, over me heentrekken. Je zou me zien terugkeren. Wachten wordt met open armen, wordt, met herinneringen de scheuren in je stem openvouwen. Wordt het vormen van je hand; een woord. Voor zolang het wachten duurt. [pagina 27] [p. 27] Op het maandagbed heb ik uit een ijzeren kom water te drinken gekregen. Zag ik, hoe op de lege plekken vergeefse doden werden neergelegd. Hoe ze smaller werden, steeds milder. Zo werd dit de stad, zoals we haar konden horen. Met een urenwijzer, groot als een vuist, dat het nergens, in geen toren passen zou. Daniël Bras Vorige Volgende