| |
| |
| |
Poetry International '99
Durs Grünbein
‘Sinds de dagen van de jonge Enzensberger is er in de Duitse poëzie niet zo'n lieveling van de goden verschenen,’ schreef de Frankfurter Allgemeine. Bedoeld wordt Durs Grünbein, in 1962 geboren te Dresden, in de toenmalige DDR. Zijn debuut Grauzone morgens (1988) was een van de laatste getuigenissen uit het ‘getto van een verloren generatie’, een generatie die in de Oost-Duitse utopie van bordpapier was opgegroeid. Een jaar later werd Durs Grünbein met de val van de Berlijnse Muur tot een van de eerste schrijvers van het herenigde Duitsland. Naast vele andere eerbewijzen viel hem in 1995 de Georg-Büchner-Preis ten deel, de meest prestigieuze prijs in de Duitse letteren. Deze onderscheiding werd toen ook opgevat als een symbolisch gebaar van de jury: het resoluut wedden op het jonge talent van een nieuw Duitsland.
Durs Grünbein publiceerde vijf dichtbundels, een verzameling essays, en vertalingen van onder meer John Ashbery, Samuel Beckett en Henri Michaux. Nederlandse vertalingen uit Grauzone morgens, Schädelbasislektion (1991) en Falten und Fallen (1994) verschenen eerder in De XXIe Eeuw en Raster. Op Poetry International '99 zal Durs Grünbein vooral gedichten ten gehore brengen uit zijn zojuist verschenen bundel Nach den Satiren. In juni verschijnt bovendien bij het Poëziecentrum te Gent de volledige vertaling van zijn derde bundel Den teuren Toten (1994), (Aan onze dierbare doden) waaruit hierna twee gedichten zijn opgenomen.
Jan H. Mysjkin
| |
| |
Der Oberrand des Mauls weit übers Zahnfleisch schiebt,
War lange Inbegriff des Häßlichen und Aggressiven.
Wie wenig Grund zur Angst
Für Schwimmer oder Surfer, selbst für Tiefseetaucher
Gegeben sei, betonten Meeresforscher immer wieder.
Das alles nützte einem Herrn
Aus Finnland, unterwegs durch die Karibik, wenig.
Sein Ehrgeiz, weit hinauszuschwimmen zum Korallenriff,
War so unstillbar, daß ihn nichts zurückhielt. Angelockt
Von Schwärmen blauer Fische, trieb er weit vom Ufer ab,
Zuletzt nurmehr ein Punkt,
Um den sich still ein Wirbel bildete, aus Rückenflossen
Ein Zug aus Kurven und Hyperbeln, geometrisch elegant.
Uit Den teuren Toten
De bovenkant van de bek ver over het tandvlees schuift,
Gold lange tijd als het toppunt van lelijkheid en agressiviteit.
Dat er slechts weinig reden tot angst was
Voor zwemmers of surfers, ja zelfs diepzeeduikers
Werd telkens weer door oceanografen benadrukt.
Uit Finland, op reis door de Caraïben, niet baten.
Zijn ambitie om een heel eind naar een koraalrif te zwemmen,
Op z'n eentje, bij kalme zee,
Was zo onlesbaar, dat hem niets kon weerhouden. Aangetrokken
Door scholen blauwe vissen, dreef hij ver van de oever af,
Op het laatst alleen nog een punt,
Waar zich stilletjes een kolk rond vormde, uit rugvinnen
Een kordon van krommen en hyperbolen, geometrisch elegant.
Uit Aan onze dierbare doden
| |
| |
Schopenhauer ist tot
Glücklich, der hundertste zu sein
Dem von der weltberühmten Brücke der finale Sprung gelang,
Reihte ein Ungar, lebensmüd, sich in die Schlange ein,
Sah seine Chance gekommen, lächelte und, - sprang.
Im hohen Bogen sprang er und verharrte
Für einen Augenblick, die Arme ausgebreitet, überm Tal.
Nun ratet, welche Einsicht ihm von seiner Warte
Kam als die letzte vor dem freien Fall?
Daß Leben trüb ist und die Theorie nicht lohnt?
Daß man früh ausgesetzt ist, wehrlos, zwischen Klinikbetten?
Daß Gott verreist ist in entfernte Galaxien, niemand wohnt
Dort wo ihn alle suchen durch den Rauch der Zigaretten?
Daß nur ein Flug ins Nichts vergessen läßt die Ängste?
Daß also einzig Sterben schön sei? - Denkste.
Schief in der Luft die Hose flatternd wie ein Kinderdrachen,
Schlug er sich trudelnd an die Stirn und schmierte ab
In diesen grünen aufgesperrten Rachen.
‘Was ist die Welt doch für ein wundervolles Grab,’
Stimmte er strahlend an und machte sich vom Hof.
Er war kein Vogel und er war kein Philosoph.
| |
| |
Schopenhauer is dood
Gelukkig dat híj als honderdste zou gaan
Over de wereldberoemde brug voor de dodensprong,
Sloot een Hongaar, levensmoe, zich bij de rij aan,
Zag zijn kans schoon, glimlachte en, - sprong.
In een hoge boog sprong hij en stolde
Voor even, met uitgebreide armen, over het dal.
Kun je raden welk inzicht daarboven door hem tolde
Als laatste vóór zijn vrije val?
Dat leven duf is en de theorie niet loont?
Dat je snel in de steek wordt gelaten, weerloos, tussen ziekenhuisbedden
Dat God op reis is in verre melkwegstelsels, niemand woont
Waar iedereen hem zoekt door de rook van sigaretten?
Dat enkel een vlucht in het niets je angsten verdwaast?
Dat dus alleen sterven mooi zou zijn? - Allemaal ernaast.
Scheef in de lucht, zijn broek fladderend als een kinderdraak,
Sloeg hij wervelend op zijn voorhoofd en daalde af
In deze groene opengesperde kaak.
‘Wat is de wereld toch voor een heel mooi graf,’
Hief hij stralend aan en weg was hij in de kloof.
Hij was geen vogel en hij was geen filosoof.
(niet eerder gepubliceerd)
| |
| |
Eiskalter Schampus war der Grund, daß eine Schülerin
In Holland an den Folgen eines Herzstillstands verstarb.
Die schüchterne Blondine, wegen ihrer dicken Waden
Verspottet oft, nahm unterm Druck der Klasse
An einem Wettkampf teil. In einem Nachtklub Amsterdams
Stritten zwei Dutzend Mädchen vor den Augen einer jury
Vom Beifall angefeuert, um den schönsten Busen.
Im Rampenlicht, sehr nackt in einem nassen T-Shirt,
Gewann den Titten-Test, die am geschicktesten sich wand,
Bespritzt mit Sektschaum und die Brüste vorgewölbt
Das Schwein im Manne kitzelnd. Welcher Schock jedoch
Als diesmal die Umjubelte nicht wieder aufstand.
Bevor der Notdienst eintraf, war Miß Sweet-sweet-Tits schon tot.
Das Paris-Urteil fiel makaber aus. Der goldene Pokal,
Ein Kelch, halb Phallus und halb Tulpe, ging als schwacher Trost
Samt Preisgeld an die Hinterbliebenen des Mädchens.
Uit Den teuren Toten
| |
| |
IJskoude champagne was de oorzaak dat een scholiere
In Nederland aan de gevolgen van een hartstilstand overleed.
Het schuchtere blondje, vaak het mikpunt van spot
Vanwege haar dikke kuiten, nam onder druk van de klas
Aan een wedstrijd deel. In een nachtclub te Amsterdam
Dongen twee dozijn meisjes voor de ogen van een jury
Door applaus aangevuurd, om de mooiste boezem.
In de schijnwerpers, zeer bloot in een nat T-shirt,
Won diegene de tieten-test die zich het vaardigst wendde,
Besproeid door champagne en borsten naar voren gewelfd
Het zwijn in de man kietelend. Maar wat een schok
Toen de bejubelde deze keer niet meer opstond.
Voor de nooddienst arriveerde, was Miss Sweet-sweet-Tits al dood.
Het Parisoordeel viel macaber uit. De gouden bokaal,
Een beker, half fallus en half tulp, ging als magere troost
Met het prijsgeld naar de nabestaanden van het meisje.
Uit Aan onze dierbare doden
Durs Grünbein
vertaling: Jan H. Mysjkin
|
|