dominees en andere onverdraagzame godsdienstfanaten. Met name Roth roept in zijn American Pastoral een lange stoet hysterische fundamentalisten ten tonele. Zij zijn volgens Roth de erfgenamen van de wezenloze hippies, die nergens in geloofden dan zichzelf. De spirituele leegte is compleet, is de bittere conclusie van American Pastoral.
Cormac McCarthy is ook een auteur die een oeuvre heeft opgebouwd rond de morele crisis in zijn land. Zijn eerste boeken uit de jaren zeventig waren zo gewelddadig en uitzichtloos dat hij er slechts een klein publiek mee bereikte. Maar met The Border Trilogy, drie overrompelende romans die in de afgelopen zeven jaar zijn verschenen, verkreeg hij meer bekendheid. Waarschijnlijk omdat de strekking van deze boeken, hoe grimmig ook, niet hopeloos is. Al lijkt 't vaak weinig te schelen.
Anders dan zijn collega's kiest McCarthy een landelijk en tijdloos decor voor zijn morele vertellingen. Daarbij schrijft hij een eenvoudig proza, waarin zeer precieze beschrijvingen en lyrische passages elkaar afwisselen. Iedere intellectuele analyse ontbreekt; ook daarin onderscheidt McCarthy zich. All the pretty horses, het eerste deel van de trilogie, gaat over de 16-jarige Texaanse boerenzoon John Grady Cole. Als zijn vader ernstig ziek wordt en de boerderij verkocht dreigt te worden, vlucht John naar Mexico, samen met zijn vriend Rawlins. Onderweg krijgen ze gezelschap van Blevins, een geheimzinnige jongen in het bezit van een schitterend paard. Het drietal wordt opgejaagd door Mexicanen die Blevins als een dief beschouwen. John en Rawlins raken Blevins tijdens de vlucht kwijt. Ze krijgen werk op een boerderij, waar John een romance beleeft die wordt afgebroken omdat de Mexicaanse familie geen arme Amerikaan accepteert. Ineens worden ze opgepakt, omdat ze als handlangers van Blevins gezien worden. In de gevangenis worden ze met hem herenigd. Het leven daar is een hel, en in een ijzingwekkende scene doodt John een medegevangene die hem bedreigt. Later schiet de Mexicaanse politie Blevins, de paardendief, in koelen bloede dood.
John en Rawlins komen vrij. John kan het echter niet van zich afzetten dat hij iemand gedood heeft. Daarnaast is hij zijn vriendin kwijt, en is zijn metgezel vermoord. Hij besluit een daad te stellen. Hij haalt bij de politie Blevins gestolen paard op, en neemt zich voor het naar de rechtmatige eigenaar terug te brengen, al heeft hij geen idee waar die te zoeken. Met Rawlins reist hij terug naar Texas en gaat allerlei steden af. De eigenaar van het paard vindt hij echter niet. Rawlins besluit naar hun beider geboortedorp terug te keren. Maar John weet - en daarmee eindigt All the pretty horses - dat hij zich er nooit meer thuis zal voelen.
Dat heeft niet alleen te maken met het geweld dat hem in Mexico is overkomen, maar ook met de gesprekken die hij er heeft gevoerd. De Mexicanen die hij ontmoette, gaan uit van een natuurlijke orde. Geweld is daar een onderdeel van, maar kan een mens nooit boven de natuur plaatsen. Het lijkt erop, al wordt dat nooit uitgesproken, dat het mengsel van trots en nederigheid een diepe indruk op John heeft gemaakt - hoe ontheemd hij zich ook voelde in Mexico. Het getuigde van een geheel ander morele code dan de Amerikaanse, waarin uiteindelijk alles ondergeschikt is aan het individu.
Daarom is Johns confrontatie met een Amerikaanse rechter, aan het eind van de roman, een sleutelscene. Tijdens Johns zoektocht in Texas wordt zijn paard ten onrechte geclaimd, waarna hij voor de rechter verschijnt. John vertelt zijn verhaal, en de rechter, onder de indruk, spreekt hem vrij: ‘I've heard a lot of things that gave me grave doubts about the human race but this aint one of em.’ Maar John is helemaal niet trots op zichzelf, en 's avonds zoekt hij de rechter thuis op om hem dat te zeggen. De Amerikaanse opvatting van heroïek is niet de zijne: ‘It just bothered me that you might think I was something special. I aint.’
Belangrijker is dat de diefstal van het paard wordt rechtgezet. De natuurlijke orde, zoals hij die na de tocht door Mexico is gaan zien, staat boven persoonlijke glorie. Het feit dat hij de eigenaar niet vinden kan maakt zijn nederigheid alleen maar groter. Hij beseft aan het slot, als hij in zijn geboorteplaats een begrafenis bezoekt en zich in ontzetting van de plechtigheid afwendt, hoe weinig mensen uiteindelijk kunnen uitrichten. Het toont de beperktheid van zijn morele code, maar ook de standvastigheid waarmee hij die vast wil houden. En hoe hij, ondanks het onrecht en geweld waarmee hij is geconfronteerd, zijn menselijkheid behoudt.
Daar zou het in Nederlandse romans ook eens over moeten gaan.
Erik Brus