Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
Normale gezinnen zijn taboe in de Nederlandse letteren. Er wordt wat afgetobd in de literaire familie, over autistische zonen (De Moor), mysterieuze auto-ongelukken (Möring) en goddelijke voorzienigheid (Mulisch), om nog maar te zwijgen van algehele naargeestigheid (Reve) en betonnen non-gezinnen (Bordewijk). De boekenweek, in haar niet-aflatende strijd voor traditionele normen en waarden, heeft de familie dit jaar tot thema uitgeroepen, na vorig jaar God al in de schijnwerpers te hebben geplaatst. En dus is de beurt weer aan Willem Elsschot, de meester van de getande komedie. Want als er één schrijver in het Nederlandse taalgebied is die het familiegeluk centraal stelde in zijn werk, dan is hij het wel (we laten Toon Hermans even buiten beschouwing). De ironie wil dat Elsschot vooral herinnerd wordt om de oplichterspraktijken van Boorman uit Lijmen/Het Been, maar juist in zijn beschrijving van gezinssituaties is Elsschot op zijn best, constateerden ook collega's als Martinus Nijhoff en Menno ter Braak. | |
HuissloofCentraal in Elsschot staan de sukkelige en daardoor soms agressieve vader en de moeder, een combinatie van huissloof en liefhebbende vrouw. Daartussen bewegen zich steeds de kinderen, die voortdurend bezig zijn de ouders tegen elkaar en zichzelf in bescherming te nemen, maar het liefst dicht tegen moeder aankruipen. Dat patroon is in vrijwel alle romans gelijk. De twee uitzonderingen zijn Elsschots eersteling Villa des Roses en zijn derde roman, De verlossing. In de eerste is van een familie nauwelijks sprake en het verhaal van de tweede is gebaseerd op het levensverhaal van een oom van Elsschot, zodat de schrijver er minder van zichzelf in hoefde te leggen. Maar al in Elsschots tweede boek, De ontgoocheling, duikt het patroon op. De hoofdrol daarin is weggelegd voor de weinig succesvolle sigarenkoopman De Keizer, die zo graag wil dat zijn zoon Kareltje advocaat wordt. Dat zit er helaas niet in voor het slechtste jongetje van de klas, wat op zijn beurt weer leidt tot confrontaties met moeder De Keizer, die haar zoontje in bescherming neemt tegen de frustraties van pa. Op het moment dat Elsschot De ontgoocheling schreef, had hij al verschillende moedergedichten op zijn naam staan, waarin steeds dezelfde sterke binding een rol speelt. Een karakteristiek citaat: Wij hebben elkaar in zo lang niet omarmd,
werd ik soms wat te groot of te schrander,
gij te dof en te oud? Is onze liefde verarmd?
Moeder, zijn wij vervreemd aan elkander?
Uit diezelfde periode dateert ook ‘Het huwelijk’, Elsschots bekendste gedicht, waarin hij op cynische wijze afrekent met het instituut uit de titel. Ook die afrekening is echter minder definitief dan zij lijkt. Het gedicht beschrijft de agressieve kant van een haat-liefde verhouding waarin de man uiteindelijk toch niet zonder zijn vrouw kan - en zij, ondanks al zijn misdragingen, ook niet zonder hem. Hetzelfde thema dat ook De ontgoocheling domineert. | |
RechterhandMilder, veel milder keert hetzelfde thema terug in Kaas. Daarin (en in alle romans die nog zouden volgen) geeft Elsschot de ruimte aan Laarmans, het | |
[pagina 20]
| |
Elsschot met zijn gezin tijdens een dagje naar het strand
| |
[pagina 21]
| |
zachtzinnige alter-ego dat hij in Lijmen introduceerde als rechterhand van de keiharde charlatan Boorman. Kaas begint met de begrafenis van Laarmans' kindse moeder, een passage met dezelfde combinatie van hardheid en tederheid die de gedichten kenmerkt. Daarna ontrolt zich het drama rond de kaas. Laarmans stort zich in een avontuur als kaasmakelaar, een onderneming die tot mislukken gedoemd is, zoals zijn vrouw en kinderen al vanaf het begin weten. Zij laten hem echter hun gang gaan en moedigen hem zelfs aan als hij het even niet ziet zitten. Als Laarmans in een overmoedige bui naar zijn vrouw uithaalt, laat zij het gewoon over haar kant gaan, een toegeeflijkheid die meer aan een moeder doet denken dan aan een echtgenote. En Laarmans, diep in zijn hart, weet dat zijn vrouw gelijk heeft. Het is ook niet voor niets dat hij bij alle bergen en dalen in de kaasaffaire aan zijn oude moeder terugdenkt. Zo is Kaas naast een tragikomedie over een man die luchtkastelen bouwt, ook een klein drama over het gezinsleven. Vader weet zich beschermd door de liefde van zijn gezinsleden, maar heeft grote moeite die liefde toe te laten of te beantwoorden, vooral omdat hij die liefde van zijn gezin nodig heeft om de gaten van zijn zakelijke falen te dichten. Hij weet dat zijn vrouw verstandiger is dan hij en juist daarom verzet hij zich tegen haar adviezen. Zo wordt zijn minderwaardigheidscomplex alleen maar erger, hoe zeer zijn vrouw ook haar best doet niets te laten merken. Het slot van Kaas is te mooi en te typerend om niet te citeren:
Thuis wordt nooit meer over kaas gesproken. Zelfs Jan heeft geen woord meer gerept over de kist die hij zo schitterend verkocht had en Ida is stom als een vis. Misschien wordt de sukkel op 't gymnasium nog steeds kaasboerin genoemd. Wat mijn vrouw betreft, die zorgt er voor, dat geen kaas meer op tafel komt. Pas maanden later heeft zij mij een Petit Suisse voorgezet, van die witte, platte kaas, die niet méér op Edammer gelijkt dan een vlinder op een slang. Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw. | |
VreemdelingNa het kaasdebâcle bekeert Laarmans zich tot het gezinsleven, beschreven in Tsjip en De leeuwentemmer. Het eerste deel gaat over het huwelijk van Laarmans' dochter Adele met een Pool genaamd Bennek. Vanaf de eerste zin is duidelijk dat Laarmans totaal geen grip heeft op de situatie: ‘Ik herinner mij niet precies meer hoe en wanneer de vreemdeling in huis gekomen is, maar hij loopt hier nu voortdurend rond. (...) Van haar kant houdt mijn vrouw hem in 't oog en ik ondervind ieder ogenblik dat zij alles opmerkt wat mij ontsnapt.’ Het plot struikelt op Elsschottiaanse wijze naar het einde, waar Adele en Bennek gelukkig getrouwd afreizen naar Polen. In De leeuwentemmer verschijnt vervolgens een kleinzoon op het toneel, terwijl het huwelijk van Adele en Bennek op de klippen loopt. Ook hier weer een plot met allerlei verwikkelingen, maar het eigenlijke onderwerp is de relatie tussen Laarmans en de kleine Jan. Zij spannen gemoedelijk samen tegen de rest van het gezin. Dichter Jan Greshoff, een goede vriend van Elsschot aan wie deze Kaas opdroeg, schreef over Tsjip en De leeuwentemmer: ‘Hij (Elsschot) schildert ons niet een huwelijk, maar Hét Huwelijk; hij schildert ons niet een vader, maar Dé Vader en bovenal Dé Grootvader. Voor wie werkelijk lezen kan, ligt | |
[pagina 22]
| |
er in dit boek, dat boeiender is dan menig speurverhaal, voor immer vastgelegd de tragedie van het vaderschap, zoals die zich iedere dag in duizenden vaders, die hun kind aan het leven moeten afstaan, voltrekt. En op de bittere nood der scheiding volgt dan, als een vergoeding en beloning, de vreugde van grootvader te zijn.’ In de drie boeken die nog zouden volgen na De leeuwentemmer, is Laarmans een berustend man geworden. Pensioen gaat over de verstikkende liefde van Laarmans' schoonmoeder voor haar zoon Willem, die in krijgsgevangenschap sterft. Laarmans moet in de slag om het pensioen, waarbij hij zich op de gebruikelijke manier druk maakt en uiteindelijk het onderspit delft, terwijl zijn vrouw het hoofd koel houdt. Het tankschip is een anekdote waaraan Laarmans' gezin nauwelijks te pas komt, maar in Het dwaallicht, waarin Laarmans met drie Afghanen door de stad struint, speelt het wel weer een rol. De benepenheid van het huiselijke leven is het die hem op een ellendige novemberavond naar buiten drijft. Laarmans zoekt de schuld bij zichzelf: ‘Och, ik begrijp het best, dat niets zo drukkend is als de aanwezigheid van een die voor zich uit zit te staren alsof hij alleen was, die nooit een grap vertelt noch iemand op de schouder slaat om hem moed te geven in zijn kwade dagen, die nooit vraagt hoe gaat het, of ben je gelukkig.’ | |
DriehoekTussen de komische verwikkelingen door is het werk van Elsschot dus doorspekt met bitterzoete observaties over de huwelijkse staat. In de woorden van biograaf en achterneef Frans Smits: ‘In dit huwelijksleven geeft Elsschot de tweeledige verhouding van de man tot zijn vrouw en kinderen in wat het afstompend werkt op de persoonlijkheid en het initiatief van het gezinshoofd, vooral in het maatschappelijk leven, en in wat het hem biedt aan veiligheid en troost ten gevolge van het elke dag gedeelde lief en leed.’ Hoewel er een duidelijke constante zit in de manier waarop Willem Elsschot de driehoek man-vrouw-kinderen beschrijft, is toch ook een duidelijk ontwikkeling zichtbaar. De mannen in de vroegste romans zijn tragische ploerten naar wie ondanks de onderstroom van goedigheid weinig sympathie uitgaat. Zij hebben een pantser opgetrokken waar emoties op afketsen. Het breukpunt is de dood van moeder Laarmans in Kaas - het kan geen toeval zijn dat de vrij schematische Laarmans uit Lijmen/Het been hier vlees en bloed krijgt, terwijl ook het vertelperspectief dichter bij hem komt te liggen. Het is de dood van de moeder die Laarmans dichter bij zijn eigen gezin brengt, die hem in staat stelt tot het uiten van liefdesgevoelens. Dat thema wordt in Tsjip en De leeuwentemmer uitgewerkt. Pas in Het dwaallicht keert de mismoedigheid uit Kaas weer terug. Die cirkelbeweging terug naar Kaas geeft nogmaals aan hoe centraal de rol van die roman is in Elsschots wereld. Je zou de schrijver een moedercomplex van ongekende proporties kunnen toeschrijven, maar dat is altijd onrechtvaardig als het op basis van een paar boeken en gedichten gebeurt. Wat er ligt is een roman die op sublieme wijze een gezin portretteert dat vol goede moed maar onfortuinlijk grabbelt naar wat geluk. Daarom is Kaas de ontroerendste familiegeschiedenis die de Nederlandstalige literatuur rijk is.
Christina Vreeswijk | |
[pagina 23]
| |
|