Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
‘Do you like my car?’ Iwan legde zijn hand op haar blote knie en keek opzij. Om de wijzerplaat van zijn Rolex flonkerden briljanten. De auto reed traag over de zandweg van het dorp. Vlak voor de rode glanzende motorkap met het opzichtige embleem dansten kinderen als onweersvliegjes heen en weer. Ze riepen: ‘Mercedes, Mercedes!’ Eva voelde hoe zijn vingers over de binnenkant van haar dijbeen gleden. Het kietelde, alsof een insect in de korte satijnen broekspijp van de hotpants kroop. ‘Everybody likes your car.’ Het klonk een beetje schertsend, maar zo bedoelde ze het niet. Ze legde haar hand over zijn vingers en hield hem tegen. Hij zuchtte verveeld en keek in de zijspiegels voordat hij plotseling gas gaf. De kinderen renden alle kanten uit, ze joelden, schaterlachten en klapten in hun handen; geel stof waaierde langs hun blote benen omhoog. Door de achterruit keek Eva over de vuile weg. ‘Mercedes, Mercedes!’
De bodem van het meer was slijmerig als snot. Het water was troebel; hoewel het ondiep was kon ze haar voeten niet zien. Op een steiger zaten een paar jongens van dertien of veertien jaar. Ze keken naar haar, en riepen iets in het Hongaars. Ze haalde haar schouders op. Ze keek in het gezicht van een van de twee jongens. Zijn ogen waren opvallend groot. Prettige ogen met dikke zwarte wimpers. Slungelig hingen zijn benen over de rand van de steiger; hij peddelde met zijn voeten door het water. ‘Holland!’ riep ze. De jongens grinnikten. De andere knaap was mollig. Hij wierp haar met een handgebaar een kusje toe. ‘Deutsch?’ zei de jongen met de grote ogen. Zijn vingers gleden vluchtig, als een kammetje door steil zwart haar. De mollige jongen zwaaide naar haar. ‘Holland,’ herhaalde ze. ‘Aah....!’ Zijn ogen werden nog groter - hij liet zich van de steiger glijden en plonsde in het water. De andere jongen bleef op de vlonder zitten grijnzen. Hij zat wijdbeens. De pijpen van zijn rare grote oostblokzwembroek zaten ruim om zijn dijen. De lange armen hield hij licht gebogen naast zijn lichaam. Hij waadde traag door het water naar haar toe. Onzeker glimlachend, alsof hij elk moment verwachtte dat ze hem terug zou sturen. Ze hield haar hoofd schuin. Er ging een vlieg op haar wang zitten die meteen weer wegvloog. Het kwam haar vreemd voor om elkaar een hand te geven, staande in het Balatonmeer, maar hij stak zijn arm uit. Het had iets formeels. Hij stelde zich voor als Latzi Horvat. Hij knipperde tegen het zonlicht. ‘My friend likes you.’ Hij wees met zijn duim over zijn schouder. Ze wierp een blik naar de vlonder. Op de plaats waar de dikzak had gezeten zat een vochtige plek in het hout. ‘What friend?’ Ze trok haar wenkbrauwen samen. Verbaasd draaide hij zijn hoofd om en keek naar de lege steiger in de zon. Hij spreidde zijn armen in de lucht en schudde zijn hoofd. | |
[pagina 10]
| |
‘My friend is shy.’ Hij zuchtte, en veegde weer met dunne vingers het donkere haar van zijn voorhoofd. ‘Holland,’ herhaalde hij lachend. Hij wreef met zijn duim over zijn vlezige lippen en sperde zijn ogen wijdopen. Een spottend glimlachje gleed van haar lippen. ‘Your friend is shy?’ De jongen schudde vriendelijk zijn hoofd. ‘Gabor is just a kid.’ ‘Your friend is just a kid,’ herhaalde ze. Hij knikte en keek op zijn horloge. ‘You like to swim?’ Hij maakte zwembewegingen met zijn magere armen en wachtte haar reactie af. Het viel haar nu pas op dat hij een horloge droeg; het was een exacte kopie van het horloge van Iwan. Een waterbestendige nep-Rolex uit het westen. De schakelband zat te ruim om zijn pols. De cirkel namaakbriljanten om de wijzerplaat fonkelde nauwelijks. ‘How old are you?’ Haar stem klonk ineens onvriendelijk. ‘Sixteen.’ Zijn hand rustte even op de kippenborst. Het was als het gebaar van een veroordeelde, die zijn onschuld betuigde. ‘You look like fourteen. I am sixteen.’ Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘You believe I am fourteen?’ Hij staarde haar ongelovig aan. Toen hij verontwaardigd met zijn hand wapperde gleed het horloge naar de onderkant van zijn pols. Ze haalde haar schouders op en dook het water in. De smerige slijkbodem gleed langs haar benen. In een dwarreling van zilveren luchtbellen duwde het water haar even later weer naar boven en spuugde haar het hete daglicht in. Ze keek rond, het water blikkerde als metaal in de zon. De jongen was verdwenen.
Iwan zat rechtop in het gras, hij las de krant. In zijn zwembroek leek hij ouder dan 45. De haren op zijn borst waren een beetje grijs. Toen hij Eva zag streek hij de pagina's zorgvuldig glad, en vouwde het dagblad op, zonder het te kreuken. Zijn horloge lag op een handdoek, van de briljantjes ontsnapten sterretjes in het zonlicht. Hij legde de krant naast zich in het gras en zette zijn sandalen er bovenop. Ze keek almaar naar het horloge. ‘Is the water good?’ Zijn hand raakte aarzelend haar voet aan. Eva deed een stap opzij, pakte een handdoek uit haar tas en begon zich af te drogen. De badstof had de muffe geur van het slijk uit het Balatonmeer. ‘Verry good,’ zei ze. Iwan sloeg zijn behaarde armen om zijn knieën en keek naar haar lichaam, op een vervelende manier. ‘Are you still angry with your parents?’ Ze peuterde een stukje nagel van haar duim. In alle nagelriemen van haar vingers zaten kleine scheurtjes. ‘I wasn't angry’. Ze waren zonder Eva naar Boedapest gegaan, haar moeder, haar stiefvader en het halfbroertje. Haar moeder zei: ‘Je stiefvader wil een paar dagen met zijn eigen kind en met mij alleen zijn. Dat begrijp je toch wel? Hij ziet ons als zijn gezin.’ Ze stonden in de schemering aan de achterkant van het huis, onder een perzikenboom. In het gras lagen zoveel vruchten te rotten dat ze de avondlucht een speciaal zoetig aroma gaven. Haar hand op Eva's wang voelde zacht aan. Ze fluisterde: ‘Maak je niet druk schatje, voor mij hoor je er toch gewoon bij? Je weet hoe jaloers hij is; het is net een groot kind.’ Ze slaakte een nijdige zucht. ‘Maak jij het nou alsje- | |
[pagina 11]
| |
blieft niet nog moeilijker voor me dan het al is. Ik zit tussen twee vuren in, het verscheurt me.’ Ze trok abrupt haar hand van Eva's wang. Kwaad draaide ze zich om. Eva zag hoe ze een sigaret aanstak, hoe rook slordig haar mond verliet. ‘Ik doe niks verkeerd. Ik laat je met een gerust hart achter. Ilona en Iwan zijn goede mensen.’ Vlak voordat ze vertrokken moffelde ze Eva haastig een stapeltje beduimelde florinten in haar hand. ‘Je moet toch wat geld op zak hebben, je weet maar nooit.’ Het klonk samenzweerderig.
Zijn hand met de roodbruine sproeten graaide naar haar onderbeen. Ze liet het toe; zijn vingers streelden haar knieholte en trokken een spoor langs haar dijbeen omhoog. ‘Sit down Eva.’ Ze spreidde de handdoek naast hem uit en ging zitten. Met een wijsvinger tilde hij haar kin op en draaide haar gezicht naar hem toe. ‘I am hot,’ kreunde hij. ‘Are you hot?’ Ze legde een hand op zijn wang, een jonge hand op een oude wang. Haar vingers wreven over de groetjes naast zijn ogen, over zijn neus, de bleekroze lippen. ‘I am afraid,’ zei ze.
‘Mercedes, Mercedes!’ riepen de kinderen. Ze voelden aan de glimmende rode lak; voorzichtig betastten hun kleine vingers het felbegeerde embleem, voor op de auto. Overal stonden vingerafdrukjes op de ruiten. Iwan was in het dorp door zijn Mercedes verheven tot een halfgod. Als neurochirurg werkte hij in een ziekenhuis in Budapest. Hij was een van de weinige uitverkoren Hongaren die een visum kregen om naar het westen te gaan, waar hij medische congressen bezocht. De Mercedes, de peperdure Rolex en zijn overhemden kwamen uit Europa. Om gewichtig te doen sprak hij Engels tegen de kinderen die als insecten om de Mercedes gonsden. Het was heet. De ramen van de auto stonden open, het dak stond op een kier. Een vlieg zoemde tussen het dashboard en de voorruit; een smerige strontvlieg met een groen glimmend achterlijfje. ‘Do you like my car?’ riep Iwan tegen de kinderen. Ze grepen zijn sproetige elleboog beet, die uit het raam hing. De kinderen staken hun duim in de lucht. Ze riepen: ‘Hitch hike, Mercedes!’ Hun vuile handjes fladderden als vlinders door de ramen naar binnen. Eva stopte er fiorinten in. Iwan sloeg de handjes weg alsof het vliegen waren. De auto verliet het dorp. De wielen reden gladjes de verharde weg op. Iwan legde zijn zwetende hand op haar knie. ‘I am a spider, you are the insect in my web.’ Ze keek door het zijraam naar buiten, naar de laatste boerderijen, de laatste mensen die het erf oprenden om naar de opvallende auto te zwaaien. Een geit met gezwollen uiers stond te mekkeren op een geel lapje grond. ‘Spider, spider, spider...’ Het klonk als een kinderliedje. Zijn vingers knepen in het vlees van haar dijbeen, ze duwde haar knieën tegen het portier aan. Iwan grijnsde om haar onwilligheid. De auto zoefde over de weg, langs uitgestorven landerijen. Het was heet, ook al stonden alle ramen open, ook al stond het dak op een kier. Na een half uur minderde de auto vaart - Iwan parkeerde hem in de groenige schaduw | |
[pagina 12]
| |
van ruisende loofbomen. Toen de motor afsloeg hoorde ze vogels tjilpen. Hij speelde met de autosleutels die zacht rinkelden in zijn hand. Een paar minuten zaten ze zwijgend naast elkaar. Ze wachtten, ze wisten allebei toch dat het ging gebeuren. Toen begon het. Het begon zoals liefde begint. Met zijn mond; de bleekroze lippen knabbelden aan de rand van haar oor. Het begon met de vingers vol sproeten die haar kleren losmaakten. Ze legde haar handen op zijn vingers, ze duwde hem weg. ‘I am hot,’ zei Iwan. ‘Mercedes, Mercedes,’ tjilpten de vogels. ‘Do you like my car?’ fluisterde Iwan in haar oor. ‘Look,’ met de klik van een hendeltje werd de stoel een bed. ‘Are you hot?’ vroeg hij. ‘I am afraid.’ Hij legde zijn sproetige arm op haar keel. Ze hielp hem, met haar ogen dicht trok ze de satijnen hotpant uit. Met haar ogen dicht; een oude tong, een jonge hand op een oude wang. Hij zette zijn tanden in haar wenkbrauw en beet door het vlees heen. Ze maakte amper geluid. Een druppel bloed kroop tussen haar wimpers. Met zijn tanden hield hij haar wenkbrauw vast - een roofdier, een prooi. Er zoemde een vlieg tussen het dashboard en de voorruit, een vlieg die zich losmaakte en wegvloog door het open raam.
*
‘I have to pick up something,’ zei Iwan. Hij parkeerde de auto op de zandweg en stapte uit de auto. Met grote passen beende hij over het uitgesleten paadje naar het huis. De hond aan de ketting blafte naar hem. Eva verstopte het horloge onder de stoel van de auto en opende het portier. Haar kleren plakten aan haar lichaam. In het zomerhuis van Iwan en Ilona hing de zweterige stank van gebakken varkenspoten. De zure lucht van groene bonen in room, en de zoete geur van Iwans zelfgemaakte kruisbessenwijn. Meestal dronk Iwan teveel wijn, uit glazen waarin sterren en bloemen stonden gegraveerd, zoals in echte kristallen glazen. Als hij dronken was maakte hij ruzie met Ilona, of hij werd sentimenteel en ging in de tuin onder de sterrenhemel op de donkere aarde liggen huilen. ‘Let him cry,’ fluisterde Ilona dan, ‘he is a drunk, my father was a drunk too.’ Ze schudde haar hoofd. ‘It is a shame...’ Nu hoorde Eva Ilona's gegil door de muur heen, hij sloeg haar. Iwan schreeuwde in het Hongaars - het enige wat ze verstond was: ‘Rolex, Rolex!’ Ze legde haar handen op haar oren om het gegons van de vliegen niet te horen. ‘I lost something expensive,’ zei Iwan korzelig, hij liep besluiteloos door de tuin. Eva haalde haar schouders op. De hond rukte aan de ketting en gromde. Vanuit het huis klonk Ilona's gezang. Ze zong Hongaarse liedjes die over liefde gingen. Eva luisterde naar de heldere stem. Omdat Ilona zich betrapt voelde lachte ze heel hard om zichzelf toen ze met een gebloemde handdoek in haar hand de tuin in liep. Eva zag de blauwpaarse plek op haar jukbeen, het rode kloofje in haar bovenlip. Ilona zag het scheurtje in Eva's wenkbrauw maar ze zei er niets over. ‘Ilona is too old for love,’ giechelde ze, en alsof het een verontschuldiging | |
[pagina 13]
| |
betrof voor een ongeoorloofd verlangen, bloosde ze dieprood. Ze gaf Eva een witte envelop. Eva bestudeerde de ansichtkaart uit Budapest. Het was een foto van een stenen bouwwerk: soldaten op steigerende paarden, het zat vol butsen en kogelgaten. Op de achterkant had haar moeder geschreven: Budapest is een indrukwekkende stad, met allemaal kogelgaten die aan de Hongaarse opstand herinneren. Er lopen hier arme sloebers te bedelen, mensen die veel ellende hebben meegemaakt. We hebben een vrouw ontmoet zonder armen en benen. Geniet jij ook van je vakantie? Hebben jullie nog gezwommen? Geef onze groeten aan Ilona en Iwan. Liefs van mama, papa en je kleine broertje. Ze las de kaart nog een keer. Ze streek met haar vinger over de laatste regel. Daarna verscheurde ze de briefkaart. De snippertjes werden door de wind opgelikt en uitgespuugd in de verdorde tuin.
*
De jongen stond ineens naast haar op het uitgesleten paadje, vlakbij een kraampje waar bloedworst en pekelaugurken werd verkocht. Achter hem op het grasveld zat zijn pafferige vriendje, in de zwembroek met te wijde broekspijpen. Het joch zwaaide uitbundig naar haar alsof ze oude bekenden waren. ‘You came back,’ zei hij blij verrast. Ze knikte. Latzi keek naar haar wenkbrauw vol geronnen bloed. Voordat hij iets vragen kon zei ze: ‘A fly bit me.’ Ze lachten allebei. ‘Shall we go for a swim when the sun goes down?’ Ze keken elkaar aan. Haar hart dreunde tegen haar borstbeen als een bonkende vuist. Hij stak zijn hand uit naar haar gezicht - zijn duim gleed zacht over het gebied in haar wenkbrauw. ‘I kill that fly for you,’ zei hij.
De lucht boven het water was violet. De jongens zaten op de steiger boven het meer op haar te wachten. Eva liep over het zandpad, langs het kraampje dat nu gesloten was. Op de gebloemde handdoek waren zijn initialen geborduurd. Ze schoof het horloge tussen een plooi van de stof.
De geluiden waren teruggekomen. Het geritsel van gras, het ruisen van bomen, het tjilpen, het zoemen. Iwan startte de auto. Over de rode lak van de motorkap gleden haastige schaduwen van boomtakken. ‘It is hot,’ zei Iwan. Hij gaf haar zijn opgevouwen zakdoek om het bloed van haar wenkbrauw te deppen. Ze zei niets. Ze rilde van een innerlijke kou. Haar handen lagen als bange diertjes in haar schoot. Ze passeerden het intense geel van zonnebloemvelden, het roodpaars van koolakkers. De blauwe lucht was in de verte zilverachtig. ‘Are you cold?’ vroeg Iwan verbaasd. Hij drukte op een knopje en de ramen schoven automatisch dicht. Ze keek naar zijn sproetige gebruinde arm, op de plaats waar het horloge had gezeten was zijn huid opvallend wit. Na een half uurtje verlieten ze de verharde weg. In het dorp dansten kinderen als insecten voor de wielen van de auto. Ze riepen: ‘Mercedes, Mercedes!’ In het oranje licht van de middag waren hun schaduwen merkwaardig lang. ‘Do you like my car?’ vroeg Iwan.
Daphne Buter |
|