kunstenaar bijzondere emoties had en deze op een unieke manier moest zien uit te drukken.
De dichters van Gard Sivik verafschuwden dit cliché van de zonderlinge schrijver die zich verre houdt van het gewone leven. Zij geloofden dat er een nieuwe tijd was aangebroken, met een nieuwe rol voor de literatuur. Deze overtuiging spreekt uit bijna iedere bijdrage aan ‘Een nieuwe datum in de poëzie’. Zo schrijft René Gijsen: ‘De mens van deze tijd ... leeft in een wereld die hem overrompelt met duizenden indrukken ... informaties uit de pers, radio, televisie, tijdschriften, nieuwe modes, toerisme, nieuwe kontakten met het buitenlandse, etc.’ Hij wijst erop dat de fenomenen die hij opsomt in 1950 - nog geen anderhalf decennium geleden - nog niet bestonden, of in veel mindere mate. De wereld, zegt hij, verandert in een duizelingwekkend tempo en de mens verandert mee. De dichter die zijn tedere gevoelens blijft etaleren aangaande zijn geliefde, god, de wind en de lente, heeft ieder contact met deze werkelijkheid verloren. Zwelgen in persoonlijke gevoelens past niet in een snelle, zakelijke wereld.
Wat was dan de nieuwe rol van de schrijver? Gard Sivik wilde een nuchtere, objectieve afspiegeling van de realiteit geven. De schrijver moest als een journalist worden - iemand die zich in het leven begeeft en observeert, zonder te interpreteren. Hij past ervoor de werkelijkheid te ontleden. Het uitgangspunt, zo betoogt Armando in hetzelfde nummer, is een consequent aanvaarden van de realiteit. ‘Niet bemoraliseren ... of ver-kunsten, maar intensiveren. Werkmethode: isoleren, annexeren. Dus: authenticiteit.’ Kunst moest onderdeel van het dagelijks leven zijn, zonder enige verhevenheid. De schrijvers van Gard Sivik beweerden zelfs dat het schrijven hen weinig plezier bracht. Ze waren in hun gedichten ook spaarzaam met woorden: vaak slechts enkele regels, omgeven door het witte vlak van een grotendeels lege pagina. Korte statements waren het, met slogans en onbewerkte objecten uit de werkelijkheid - de zgn. ready-mades.
Omdat deze literatuur zich niet verheffen wilde, was geen onderwerp meer taboe. Armando schreef een Karl May-cyclus, Verhagen dichtte over de kanker van zijn moeder, en Nico Scheepmaker schreef over de ontroering die een doelpunt van Abe Lenstra ooit bij hem teweegbracht. En Vaandrager, meer nog dan de anderen, was gefascineerd door de opkomende consumptiemaatschappij, zoals bleek uit gedichten als deze: ‘(In het warenhuis)’ Verkoopster: ‘Zal ik het prijsje er af halen?’ /Klant: ‘Nee, laat u het prijsje er maar opzitten.’ Protesteren tegen de maatschappij, zo vaak het uitgangspunt geweest van kunstenaars, was er niet meer bij.
Gard Sivik werd (achteraf) gezien als een vroege manifestatie van de literaire popart, die in de jaren zeventig haar hoogtepunt beleefde. Deze literatuur wilde niet langer zingeving bieden, maar amuseren. Literatuur was een vorm van communicatie geworden, niet hoger of lager dan andere communicatietechnieken. De beweging rond Gard Sivik zocht dan ook aansluiting bij de mediacultuur die aan het ontstaan was. De strakke, koele vormgeving van het blad deed eerder denken aan een krant of een massablad dan aan een traditioneel literair tijdschrift. Vaandrager, Sleutelaar, Armando en Verhagen poseerden op foto's als snelle jongens, kortgeknipt en in strakke pakken. Ze deden reclamewerk, waren geïnteresseerd in jazz, en rock, en gebruikten drugs. En over diepere bedoelingen praatten ze niet. Ze waren cool, kortom. Het was een imago, maar het was nieuw, zeker in de Nederlandse literatuur, en het werkte. Dit waren geen romantische zieners, maar moderne stadsmensen, zakelijk en nuchter. Zij droegen een nieuw soort schrijverschap uit, dat door Vaandrager en Sleutelaar in het gedicht ‘Teamwork’ werd getypeerd:
(Factuur) |
|
|
|
De gedachtengang |
ƒ |
De idee |
ƒ |
De uitwerking van de idee |
ƒ |
De formulering |
ƒ |
Overige onkosten |
ƒ |
|
ƒ |
O.B. 4% |
ƒ |
Totaal |
ƒ |
Girorekening 233772 of 276451, Rotterdam
Een zakelijker opvatting van het schrijversvak is moeilijk denkbaar.
Gard Sivik trok veel aandacht, maar de weerstand bij het literaire establishment was groot. Achterin ‘Een nieuwe datum in de poëzie’ werd een lange reeks citaten afgedrukt uit brieven en recensies in de pers over Gard Sivik. Er werd gesproken van dom en abject dronkemansgelal, en vooral de ‘rijmpjes’ van Vaandrager moesten het ontgelden. Alfred Kossmann was één van de weinigen der gevestigde auteurs die er een goed woord voor over had, al gaf hij toe geschokt te zijn door Gard Sivik.
Hoeveel ze ook losmaakten, het aantal schrij-