Passionate. Jaargang 5(1998)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Wacht Het schemert 's ochtends en de dag blijft weg. Men zou die grauwte kunnen opwaarderen met lamplicht op het wit papier. Dan houdt een lang gestorven hand de mijne tegen. Schraal buitenlicht komt schuchter en toch doelbewust naar binnen, als was het raam de deur. Het is een vriend van vroeger. Hij heeft je moeder nog gekend. Die had geen wekker nodig om altijd eerder op te zijn dan jij. Zij had geen boodschap ook aan 't weerbericht. Blijf even roerloos nu als deze dag. Wacht tot de stilte oplicht, het zingen van de ketel zich onveranderlijk laat horen. [pagina 31] [p. 31] Zei zij Al dat geluk van vroeger en niet nu, jij gelooft er niet in. En 't is waar, je hoeft niet lang te zoeken of daar is weer de angst om wat er stond aan het duistere eind van de zoldertrap, de god der wrake of ander net niet wurgend ongemak. Maar toch, angst was nooit verder weg dan toen je in het vroege licht de trap afsprong en door dubbele deuren de nog natte tuin in liep met de nog matte maar allesbelovende kleuren. [pagina 32] [p. 32] Hier komt de zon die de mensen donkerder maakt zodat ze weer zichtbaar worden in het wit van die baaierd. Vroeg zijn zijn stralen als brushes die amper het kalfsvel beroeren, de strakke huid van zeg maar het zwerk. Of zie ze onder de boog van de brug als spelende panters bewegen met wisselende stippen zwart en goud. En later de koperen ploert die je doet snakken naar zondvloed, zoals in dat land van stoffig smaragd waar regen te groot is voor regen en bruine kinderen, voetzolen onverwacht geel, zich joelend repten naar de oorverdovende ovatie van een zinken dak. Of eerder nog, thuis, de helende geur van modder en de drie aroma's van gras. Hier komt de zon, leg je zwachtels nu af. Maak, zon, mij in uw strenge liefdadigheid onsterfelijk zolang ik leef. J. Eijkelboom [pagina 33] [p. 33] Vorige Volgende