precies de roman ook de lotgevallen van Ajax en Boris Engel gedurende een seizoen volgt, wat er op het voetbalveld gebeurt komt nauwelijks aan de orde. Rodermond, en de lezeressen die ze in steeds grotere getale weet te bereiken, zijn alleen geïnteresseerd in het psychologisch duiden van Boris Engel en iedereen die met de verkrachtings-affaire samenhangt. Voetbal dient voor hen als middel om allerlei vormen van menselijk gedrag te verklaren - het is een vereenvoudigde afspiegeling van de werkelijkheid.
In de roman is er dan ook een passende, geruststellende uitleg bij iedere gebeurtenis. Boris Engel is een echte spits, en dat zijn nu eenmaal onberekenbare zenuwlijders die ook in het echte leven regelmatig grenzen overschrijden - ‘Romario, Maradona, Engel, allemaal brokkenmakers.’ Het meisje dat verkracht wordt heeft zich gewillig laten meenemen, omdat ze een rotleven heeft en de glamour van voetbal haar helpt dit te vergeten. Rodermond is gefascineerd door Engel omdat ook zij in haar privéleven met een schuldgevoel worstelt - hoe gaat een beroemd voetballer met iets dergelijks om? Engel toont geen werkelijk berouw omdat een spits zich nu eenmaal alleen met doelpunten kan uitdrukken. Enzovoort enzovoort.
Het gevolg is een vlakke roman waarin alles netjes op zijn plaats valt. Aan de hand van voetbal wordt het leven verklaard, terwijl het omgekeerde juist veel interessanter zou zijn. Liefde voor voetbal, of zelfs maar kennis ervan, spreekt er nauwelijks uit. De auteurs hebben slechts handig ingespeeld op de affaire Kluivert, er een mooie aanleiding in gezien om iets te zeggen over de wereld van nu. Voetbal, zo zeggen de auteurs in een interview met De Volkskrant, is ‘een metafoor voor de hele maatschappelijke situatie van dit moment.’ Voetbal is blijkbaar alleen interessant als het iets betekent. We spreken tenslotte over een roman. Vandaar dat typisch literaire middelen als zingeving en het gebruik van metaforen aan voetbal worden toegevoegd. En dat wringt.
Het kan gelukkig ook anders. De Engelse journalist Nick Hornby schreef enkele jaren geleden een non-fictie boek over zijn liefde voor de Londense club Arsenal, Fever pitch. Arsenal was in de dagen van vóór Bergkamp en Overmars niet bepaald het toonbeeld van opwindend voetbal, maar Hornby betoogt dat er voor een voetbalfan weinig te kiezen valt. Je ontdekt op een dag gewoonweg dat je fan bent van een bepaalde club. En met vermaak heeft dat weinig te maken. Met goedmoedige spot beschrijft hij de verbazing die hij voelde toen hij als jongen voor het eerst Highbury, het stadion van Arsenal, betrad. Op de gezichten van de Arsenalfans was geen plezier te lezen, maar woede, verontwaardiging, en tenslotte bittere berusting. Ze riepen verwensingen naar de spelers, of beklaagden zich onderling over het belabberde spel van hun club. Zo was het toen, en zo zou het bijna altijd blijven op Highbury. Maar ook Hornby, net als al die anderen, leerde ermee leven Arsenalfan te zijn.
Net als Jan Tetteroo heeft Hornby zich afgevraagd of voetbal een metafoor voor het leven is. Lange tijd spiegelde hij het grauwe voetbal van Arsenal aan de onzekerheid en richtingloosheid van zijn persoonlijke leven. Dáárom is het mijn club, hield hij zichzelf voor. Maar op het moment dat een zeldzaam glorieuze wedstrijd van Arsenal hem op onverklaarbare wijze uit een jarenlange depressie hielp, besefte hij dat voetbal niet een afspiegeling is van de wereld, maar een wereld op zich. ‘Klagen over saai voetbal is net zoiets als klagen over het trieste einde van King Lear: het betekent dat je er helemaal naast zit... voetbal is een alternatief universum, serieus en vol zorgen net als werk, met hoop en teleurstelling en incidentele blijdschap.’
Het was een bevrijdend inzicht voor Hornby. Hij besefte dat hij zijn eigen identiteit had, die los stond van de identiteit van Arsenal. Daardoor is hij ook in staat zo aanstekelijk over voetbal te schrijven. Zijn boek staat vol met het absurde, dwangmatig gedrag van de fan die geen wedstrijd missen kan. Die er de trouwerijen van zijn vrienden voor overslaat, geen oog heeft voor zijn flauwvallende vrouw naast hem op de tribune, en zich in zijn bijgelovigheid druk maakt of hij terwille van zijn club wel de juiste kleur sokken heeft aangetrokken. Maar tegelijkertijd kan hij er afstand van nemen en voetbal beschrijven als het spelletje dat het is. Hij heeft geen enkele behoefte om door voetbal het leven beter te leren begrijpen. Hornby beschrijft minutieus alle eigenaardigheden op en rond het voetbalveld, en laat het daarbij. Het is voldoende om de verdichting te bereiken die zijn boek boven een krantenverslag doet uitstijgen.
In de Angelsaksische cultuur, vooral door pionierswerk in de Verenigde Staten, zijn de grenzen tussen literatuur en journalistiek gedurende de afgelopen vier, vijf decennia sterk vervaagd. Hornby's boek is er een goed voorbeeld van. Juist door af te zien van de literaire conventies die Tetteroo gebruikt, schetst Hornby een veel overtuigender beeld van voetbal. Terwijl hij de betekenisloosheid van voetbal aanvaardt, is dat voor een romancier als Tetteroo nog altijd taboe. Daar komt bij dat pogingen zoals die van Tetteroo in ons taalgebied nog altijd zeer schaars zijn. In Nederland valt aan de grenzen tussen journalistiek en literatuur blijkbaar nog wel wat te tornen.
Erik Brus