Passionate. Jaargang 4
(1997)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
Personen:Simon Kunst, dichter. Grijsaard gekleed in bloemenjas; hij heeft kettingen met allerlei hippe versierselen om z'n nek hangen.
Henk Tomhet, manager van Simon Kunst. Zelfde leeftijd als Kunst.
Klaasje Zat, alias Winnetoe. Iets jonger dan Kunst en Tomhet. Is gekleed in een indianencostuum.
Frits Dozijn, journalist, dertiger. Noemt zich topreporter.
Juffrouw Hanna, plusminus 27 jaar, bejaardenhelpster. Indien voorradig, sexbom. Is uitdagend gekleed in rijcostuum + laarzen. Heeft rijzweep bij zich.
Rauze, politiecommissaris, vijftiger.
Agenten, (5 stuks) zijn gekleed in soort overalls. Commandotypes.
Oud-Atjehstrijder, (uit Bronbeek weggelopen). | |
Plaats van handeling:Een kamer in een bejaardentehuis. Ten tweede: een lege straat met een telefooncel.
Wolken. Nevelslierten, waar overheen aankondiging stuk. PIANOMUZIEK. (Tom Lehrer, The old dope peddler. Decca LF 1311) Links in de nevel wordt piano zichtbaar. Op de piano staat een kitscherig engeltje. Ervoor brandt wierook. Verdere aankondiging stuk: spelers, regie, etc. ZANG
Als de avond valt in Mokum
komt er een man die iedereen kent
't Is de ouwe hasjiesjhandelaar
met vreugde waar je ook bent
Piano is helemaal zichtbaar geworden. Wolken zijn verdwenen. Een kamer. Wanden (rechts een hoog raam: achter een deur) duidelijk decor - bijv. touwen. Links piano, rechts uit het midden lage tafel. Verder: posters, bloempotten, een fonteintje. Er brandt wierook, liefst pyramiden. SIMON KUNST en HENK TOMHET zitten aan de tafel. KUNST heeft een spiegel voor zich en is bezig z'n ogen op te maken en z'n gezicht met bloemetjes te beschilderen. Over z'n handen lopen een paar rode striemen; op z'n voorhoofd zit een pleister. TOMHET, wiens hoofd en linkerhand gedeeltelijk in het verband zitten, is bezig een stick te draaien. Voor hem op tafel liggen twee zeer kleine peukjes, een opengescheurde sigaret, vloeitjes. Hij plakt drie vloeitjes aan elkaar. strooit er tabak op, rolt van een stukje karton een filtertje.
KUNST:
Ik heb al een prachtig begin, weet je wel... TOMHET:
(kijkt op)
Wat?? KUNST:
(harder)
Ik zeg dat ik een een prachtig begin heb!
Buiten klinkt het geluid van een politiesirene. K. en T. kijken naar het raam en luisteren. Het geluid van de sirene verwijdert zich en is na even verdwenen. K. en T. staren nog even naar het raam, kijken dan elkaar aan. Tomhet haalt z'n schouders op, pakt een peukje en maakt het voorzichtig open en strooit de inhoud over de tabak. Kunst kijkt er even naar, steekt z'n hand uit naar de eye-liner, bedenkt zich, stoot Tomhet aan.
KUNST:
Ik heb een prachtig begin, weet je wel... TOMHET:
Ge-wel-dig! KUNST:
Kijk... een man en een vrouw zitten in bed, weet je wel... En dan zegt de vrouw: ‘Het was lekker, hè...’ Zegt de man: ‘Ja, het was lekker.’ En dan de vrouw: ‘Ik vond het heel erg lekker.’ En de man: ‘Ja, ik vond het ook erg lekker.’ TOMHET:
En dan? KUNST:
En dan? TOMHET:
Wat gebeurt er dan verder? KUNST:
Niets, ze blijven praten. Of het lekkerder was dan gisteren, of vorige week, of de eerste keer, of met oud-en-nieuw... | |
[pagina 32]
| |
TOMHET:
Ge-wel-dig! KUNST:
Denk eens aan die componist, weet je wel... eh... Erik Satie! Schrijft een pianostuk van 80 seconden dat 840 keer herhaald moet worden! Achttien uur en twintig minuten hetzelfde moppie! Dat kan ik toch ook, weet je wel...
(Buiten klinkt weer het geluid van de sirene. Kunst kijkt op. Tomhet pakt het tweede peukje, maakt het open en strooit de inhoud over de tabak).
TOMHET:
(grijnzend)
Ge-wel-dig! Ge-wel-dig!
Het geluid van de sirenes klinkt plotseling harder. Ook hoort men na even het geratel van een mitrailleur. Tomhet staat op en loopt naar het raam.
KUNST:
(voor zich uit)
Er zijn weer verschrikkelijke vredesdemonstraties aan de gang! Verschrikkelijk, weet je wel... TOMHET:
(rekt zich uit en probeert op straat te kijken)
Ik zie niks, verdomme! Ik zie niks. KUNST:
(gaat op een stoel staan en declameert)
‘Ik zag de besten van mijn generatie, verwoest door waanzin, hongerend hysterisch en naakt, zich slepend door de negerdonkere straten. Hipsters als engelen!’ TOMHET:
Ik kan niks zien, helemaal niks. KUNST:
(klimt van de stoel, gaat weer zitten)
Het is volkomen tegen de liefde, weet je wel...
Eén harde knal, dan stilte buiten. Tomhet kijkt nog even, loopt dan bij het raam weg. TOMHET:
(hartstochtelijk)
Je moet het maken, Simon. Je moet! Jouw acts zijn onze laatste kans om hier weg te komen. KRANTENKOP:
Basis nu aangevallen! KUNST:
(pakt de krant op en leest voor)
Ze vallen een vooruitgeschoven post van de mariniersbasis aan! Met vlammenwerpers en tanks dringen ze door de versperring om het kamp. De verdedigers vechten vanuit diepe bunkers voor hun leven. Het is ze gelukt om vier tanks buiten gevecht te stellen. IJlings gealarmeerde straaljagers hebben de vijfde tank vernietigd! TOMHET:
(draait de stick af)
Je kan het beste met je diakenhuisact beginnen, Simon. Die kan je namelijk gewoon brengen of je een interview geeft, of je een detail vertelt van het leven hier in huis. Heel terloops breng je dan die poëtische verschuivingen aan, waarop de poëzie berust. Magische grensoverschrijding zonder plechtstatigheid! KUNST:
Je hoeft mij als dichter niet te vertellen wat poëzie is, weet je wel... TOMHET:
Natuurlijk niet, Simon. Ik probeer je alleen maar zo goed mogelijk te managen. Er hangt veel te veel van af. Als we het met deze topreporter niet maken, dan krijgen we misschien nooit meer een kans. KUNST:
M'n act is goed. TOMHET:
Hij moet ineens afgebluft zijn. KUNST:
En als we eenmaal op tournee zijn, dan nemen we fijn de benen, weet je wel... TOMHET:
Geweldig! Ik heb alles voor mekaar. Wierook, kaarsen. Winnetoe is hasjiesj kopen. Nou, jij ziet er ook goed uit. We beginnen geweldig hip: we roken een stukkie hasjiesj en dan istie ineens onder de indruk. Zo'n topreporter schrijft toch alleen maar als hij brood ziet, Simon...
(met klem)
En we geven hem brood: zeventigjarige dichter begint een nieuwe scheppingsperiode! Hippe diakenhuisact van Simon Kunst! Nou, is dat brood? KUNST:
Ik zie er goed uit... TOMHET:
(kijkt naar K.)
Ge-wel-dig!
Tomhet maakt de stick nat, steekt hem aan, neemt een paar kleine haaltjes en dan een grote eroverheen, geeft de stick aan Kunst. Deze neemt de stick tussen z'n middel- en ringvinger, vouwt z'n handen samen en zuigt uit de holte van z'n hand, begint te hoesten en geeft de stick dan proestend terug.
KUNST:
(kuchend)
Rotzooi! Is er nou niks van die Turkse meer, Henk?
(kijkt naar de piano)
Tomhet heeft een goeie haal van de stick genomen. Neemt er dan nog een paar kleine haaltjes overheen en zuigt dan zoveel mogelijk lucht naar binnen. Geeft de stick aan Kunst.
KUNST:
Is er nou echt niets van die Turkse meer?
Tomhet begint blauw aan te lopen, maar houdt de rook nog steeds binnen, maakt afwerende gebaren. Zuigt nog wat extra lucht naar binnen en blaast dan eindelijk uit. Kijkt naar de piano.
TOMHET:
(haalt z'n schouders op)
Volgens mij istie op. KUNST:
(neemt de stick tussen wijs- en middelvinger; net als hij wil zuigen klinkt hard het geratel van een machinegeweer. Hij schrikt, kijkt naar het raam)
Godverdomme, die rotte vredesdemonstraties! TOMHET:
(knikt)
Ze moesten ze allemaal kapotschieten! Je kan tegenwoordig niet eens meer rustig een stickje roken. KUNST:
Het is volkomen tegen de liefde, weet je wel...
(brengt de stick naar z'n mond)
(OUTFADEN)
(INFADEN)
Lege straat, telefooncel. Klaas Zat, alias Winnetoe, een zestiger gekleed in indianencostuum, draait een nummer en wacht op verbinding. ZANG.
| |
[pagina 33]
| |
Alle dagen kan je hem ontmoeten,
wie goed doet goed ontmoet.
't Is de ouwe hasjiesjhandelaar,
z'n zaakjes gaan hier goed.
Int. telefooncel.
WINNETOE:
Met Winnetoe... Wín-né-tóe! Ik ben een vriend van Simon Kunst, weet je wel... De dichter! Sí-món Kúnst! Er komt vanavond een reporter voor z'n hippe diakenhuisact en nou heb ik beloofd dat ik een stukje hasjiesj zou ophalen. Ze zitten helemaal zonder...
(men hoort in de verte het geluid van sirenes en het geratel van een mitrailleur; Winnetoe kijkt om zich heen, praat dan gehaast verder)
Hoor nou eens, je kan Símón Kúnst toch niet zonder hasjiesj laten zitten! Dat is tegen de liefde... Ja... Ja... Nee, hoor nou eens, ik heb zelf net zo lief ouwe klare, maar dat kan ik bij Simon Kunst toch niet maken! Dat is toch niet hip? Verkoop me nou voor een joetje. Je kan me toch niet voor lul zetten?
(geluid van sirenen zeer dichtbij)
Ext. telefooncel. Winnetoe kijkt om zich heen, zegt nog iets, legt dan snel de hoorn neer en verlaat de cel.
(OUTFADEN)
(INFADEN)
Tomhet zit aan tafel. Voor hem ligt een zeer klein peukje. Op de piano brandt nog steeds wierook. Kunst zit op z'n knieën voor de piano, probeert eronder te kijken en port eronder met een lineaal. ZANG.
Hij geeft de kind'ren gratis
omdat hij heel goed weet,
dat d'onschuldige pubermondjes
de klanten van morgen zijn.
Tomhet pakt het peukje op en maakt het voorzichtig open. Behalve het filtertje zitten er maar een paar draadjes tabak in. Hij likt er even aan, ruikt, gooit de rommel dan in de asbak. Kijkt naar Kunst. Deze staat op en begint aan de piano te duwen.
TOMHET:
(zenuwachtig)
Jezus, Simon! Dat kan je niet maken! Juffrouw Hanna zit hier beneden! KUNST:
(houdt op met duwen, draait zich om naar T.)
Ik zou toch nog wel even willen raken voordat Dozijn komt. Ik voel alleen maar water, weet je wel... TOMHET:
Hij was niet zo sterk... KUNST:
Ik voel niets. TOMHET:
Ik ook niet.
Ze staren naar de piano. Kunst gaat op de pianokruk zitten, kijkt naar de deur, dan naar de striemen op z'n hand. Zucht.
KUNST:
Juffrouw Hanna is een loeder! Als ze dat bejaardenhelpsters noemen... Ze helpen je je graf in, weet je wel... TOMHET:
(smalend)
Mooi bejaardentehuis! Ge-wel-dig!
(Stilte)
KUNST:
Maar ik voel alleen maar water, weet je wel... Zo kan ik m'n hippe diakenhuisact toch niet maken.
Ze kijken elkaar aan, weifelen nog even, staan dan op en beginnen tegen de piano te duwen. Doen dit zo onhandig dat het engeltje eraf valt en de pianokruk omver gaat.
TOMHET:
Godverdomme!
Tomhet pakt het engeltje op, zet het weer op de piano. Kunst zet de kruk recht. Ze kijken naar de deur. Luisteren. Tomhet loopt naar de deur, kijkt op de gang, komt terug. Ze luisteren nog even, gaan dan op hun knieën zitten bij de plek waar de piano heeft gestaan en zoeken met een vergrootglas de vloer af. Na even klinken er voetstappen op de gang. Ze schrikken, luisteren, staan dan zo snel mogelijk op. Er wordt op de deur geklopt. Ze lopen naar de tafel en gaan zitten. Kunst grist de krant van tafel en slaat hem open. Er wordt nog eens geklopt.
TOMHET:
Binnen...
Kunst leest aandachtig verder, hoort de deur opengaan, kijkt dan ongedwongen op.
TOMHET:
Frits Dozijn! Hé!
Tomhet en Kunst staan snel op en lopen naar de deur om Dozijn te begroeten.
TOMHET:
(enthousiast op de toer)
Da-ag Frits! Leuk zeg! Je bent vroeg, zeg! Ge-wel-dig! DOZIJN:
(kijkt op z'n horloge)
Sorry eh... maar ik ben precies op tijd. TOMHET:
Ja natuurlijk ben je precies op tijd, maar de meeste mensen komen nou eenmaal te laat, hè? Maar goed, als topreporter van het Ochtendschandaal kan je je dergelijke kunsten niet veroorloven. Geweldig! Mag ik je even voorstellen: Simon Kunst, dichter van o.a. De nieuwe Arabier, Liefde in het hoogland, Reklame voor mijzelf... Frits Dozijn, topreporter... DOZIJN:
De heer Kunst en ik kennen elkaar al eh... Henk eh... We zien elkaar nogal eens op de soos... KUNST:
(verbaasd)
Op de soos??? DOZIJN:
Op de soos, meneer Kunst.
(Stilte)
TOMHET:
Natuurlijk Simon! Op de soos! Ge-wel-dig! Ik dacht al waar kennen jullie elkaar toch van? KUNST:
Eh, ja... ja... Mag ik Frits zeggen? Kijk... ik bedoel: zeg maar gerust Simon, weet je wel... | |
[pagina 34]
| |
DOZIJN:
Goed eh... Simon!
(Stilte)
TOMHET:
Frits, leuk dat je er bent. Doe je jas even uit, dan gaan we er gezellig bij zitten en dan kan ik je even op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen in het werk van de dichter Simon Kunst.
(Dozijn doet z'n jas uit en wil hem aan Tomhet geven)
Ga zitten, Frits... Je bent voor ons wat aan de vroege kant... Onze vriend Winnetoe is namelijk hasjiesj halen, maar hij is nog steeds niet terug... DOZIJN:
(schrikt, trekt z'n jas terug)
Hebben jullie niets te roken in huis? Hoe laat komt die Cowboy?
(kijkt op z'n horloge, dan naar de deur)
KUNST:
Winnetoe! DOZIJN:
(boos)
Winnetoe dan! De vraag is, hebben jullie nou hasjiesj of niet? Is hier een telefoon?
(draait zich half om naar de deur; wil z'n jas weer aantrekken)
KUNST:
Winnetoe kan elk ogenblik binnenkomen... TOMHET:
(slaat z'n arm om Dozijns schouder en probeert hem mee te tronen naar de tafel)
Maak je nou geen zorgen, Frits. Ik heb alles geweldig voor mekaar. Ik zal er wel even voor zorgen dat je flink wat stof voor de hippe pagina krijgt. Hot stuff, Frits! DOZIJN:
(bevrijdt zich van Tomhets arm)
Nou moet je eens even luisteren, Henk. Ik heb een halve pagina gereserveerd: hebben jullie nou hasjiesj in huis of niet?
(kijkt op z'n horloge)
KUNST:
Winnetoe is... TOMHET:
Ge-wel-dig, Frits! Een halve pagina! Natuurlijk hebben we hasjiesj in huis. Er moet nog wat Turkse onder de piano liggen. We konden het zo gauw niet vinden, maar Simon Kunst zit toch niet zonder hasjiesj Frits! Dat zou tegen de liefde zijn! KUNST:
Je krijgt een hippe reportage, weet je wel... TOMHET:
We hebben wel hasjiesj, maar niet zo veel, Frits. Daarom hebben we Winnetoe ook weggestuurd om er wat bij te kopen... DOZIJN:
(kijkt naar de piano)
Maar er lígt wat onder de piano? TOMHET:
Natuurlijk Frits! Natuurlijk! DOZIJN:
Gelukkig maar! Eh...
(kijkt nog een keer naar de piano, geeft dan z'n jas aan Tomhet en gaat zitten; op zijn gezicht verschijnt een vette glimlach)
Kijk eens eh... jongens, jullie moeten mij goed begrijpen eh... ik ben hier voor de hippe pagina; ik kan m'n lezers geen verhaaltjes over alcohol voorzetten. Ik heb een halve pagina gereserveerd en... begrijp je? Stel je voor dat ik dat allemaal weer moet afbellen... KUNST:
maak je geen zorgen over de shit, Frits.
(declameert)
‘Ik zag de besten van mijn generatie, verwoest door waanzin, hongerend hysterisch en naakt, zich slepend door negerdonkere straten. Hipsters als engelen...’ Weet je nog van Klein Keesje, het diakenhuismannetje?
(Dozijn zit met een vette belangstellende glimlach te luisteren; kijkt soms voorzichtig op z'n horloge of achterom naar de piano, dan weer snel, belangstellend, naar Kunst)
Kijk, Klein Keesje had geld, veul geld... En hoe kwam Klein Keesje daaraan? Met God en met ere, Frits! Hij had et gespaard toen hij in de apteek was. Somwijlen als hij een drankje buiten de stad brocht, op een buitenplaats, of in een theetuin zei de meheer of mevrouw ‘geef de loper een dubbeltje; 't is slecht weer’. En zo had Klein Keesje twaalf gulden bij mekaar en dat geld zat in een pampiertje en dat pampiertje zat weer in een leren zakkie en dat heeftie dertig jaar op zen hart gedragen! Maar nou mochten ze in het Huis geen geld hebben, weet je wel... Ze hadden het goed in het Huis, hoor! Op vastenavond kregen ze bollen met botter en as de slacht was, dan kreeg het Huis een os van een of andere grote heer, die al lang dood was en dan aten ze allemaal gehakt en de directie en de leiding hadden dan een partij en aten de tong, weet je wel...
Op de gang klinken voetstappen. Dozijn en Tomhet kijken naar de deur. Kunst probeert nog even aandacht voor z'n act te krijgen, maar kijkt dan ook. De deur gaat open en juffrouw Hanna komt binnen.
KUNST/TOMHET:
Juffrouw Hanna! JUFF. HANNA:
(laat haar rijzweep knallen. Kunst krimpt ineen en verbergt z'n hand achter z'n rug)
Stilte! Nou moet er hier eens even heel goed naar mij geluisterd worden!
(kijkt rond, ontdekt dan Dozijn, die met uitgestoken hand op haar toeloopt)
DOZIJN:
Mijn naam is Dozijn eh... topreporter. JUFF. HANNA:
Oh... ja... Bent u Fríts Dozijn?
(Dozijn knikt)
Oh, wat leuk
(schudt D. de hand)
Juffrouw Hanna, ik bedoel Hanna van der Molen, bejaardenhelpster. Aangenaam!
(staat even verheerlijkt naar D. te kijken)
Wat leuk nou, eh... ik vind uw artikelen altijd zo eh... altijd zo menselijk, meneer Dozijn.
(D. glimlacht bescheiden)
Weet u, als bejaardenhelpster zit ik dag in dag uit in de problemen van mijn oudere medemens. Kijk, en dan zijn uw artikelen gewoon een verademing. U toont de lezer het mooie van het leven... DOZIJN:
Een journalist eh... heeft een dienende taak, eh... juffrouw van der Molen. JUFFR. HANNA:
(peinzend)
Ja... Jammer dat ik nou net dienst heb, ik had graag nog even met u gepraat, meneer Dozijn. DOZIJN:
(kijkt op z'n horloge)
Ik heb helaas ook weinig tijd. Ik ben hier voor een interview. JUFF. HANNA:
Ja... O, ja... Ja, daar moet ik het toch even over hebben, meneer Dozijn! Het spijt me, maar dit kan natuurlijk niet, dat begrijpt u zelf ook wel! DOZIJN:
(verbaasd)
Hoe eh... hoe bedoelt u eh... | |
[pagina 35]
| |
JUFFR. HANNA:
Kijk eens, hier beneden ligt opa den Besten zwaar ziek en toch wordt er maar herrie gemaakt of... of we op de kermis zijn! DOZIJN:
Zo lang ík hier ben is het rustig geweest! JUFF. HANNA:
Oh... oh sorry hoor, dan zijn de heren weer eens bezig geweest. Ik zal ze dadelijk wel eens onder handen nemen!
(maakt een beweging met haar zweep)
Oh meneer Dozijn, u moet heus niet denken dat het hier een ouderwetse instelling is;
(met een blik naar Kunst)
de tijden van Klein Keesje, het diakenhuismannetje, zijn echt wel voorbij. De bejaarden hebben hier, binnen de eisen die een grotere gemeenschap natuurlijk altijd moet stellen, recht op een privéleven. En daar krijgen ze ook alle gelegenheid toe. Verder is hier natuurlijk teevee en radio en er zijn culturele avonden en excursies. En de mensen kunnen hier schaken en dammen, kaarten, sjoelen - noemt u maar op, meneer! DOZIJN:
Ik ga er voorbaat van uit eh... juffrouw van der Molen, dat de mensen eh... het hier goed hebben. JUFF. HANNA:
Dat hebben ze het zeker!
(tot de anderen)
Maar er zijn een paar dingen die echt niet door de beugel kunnen.
(laat haar zweep knallen)
Hier beneden ligt opa den Besten zwaar ziek en boven wordt er dan maar lawaai gemaakt! TOMHET:
We hadden iets onder de piano laten vallen, juffrouw. KUNST:
M'n ring, juffrouw, m'n ring lag d'eronder. TOMHET:
En toen moesten we de piano opzij schuiven en toen stootten we per ongeluk de engel eraf. KUNST:
En de pianokruk om, weet u wel... We zijn niet meer zo handig op onze leeftijd, weet u wel... JUFF. HANNA:
Ik weet één ding wel! Opa Kunst is weer veel te opzichtig gekleed. Dat weet ik wel! KUNST:
Juffrouw... JUFF. HANNA:
(laat haar zweep knallen)
Stilte! Deze heren hier zouden eens moeten leren dat we niet meer dertig jaar geleden leven. We kunnen tegenwoordig ons fatsoen houden, opa Kunst! Punt nummero één is, dat we er niet anders bij gaan lopen dan onze medemensen! Dat is punt nummero één! TOMHET:
Het is z'n bühnecostuum, juffrouw. We hebben meneer Dozijn op bezoek voor een hippe reportage en nou moeten er wat foto's genomen worden. KUNST:
(onderdanig)
Ik heb een hele mooie act, juffrouw. We gaan het helemaal maken en dan doe ik m'n centjes in een pampiertje voor een waterpijp, weet u wel... Ik bedoel, ik ga het geld van m'n act sparen en als ik dan twaalf gulden bij mekaar heb...
(zwijgt verward)
TOMHET:
Hij bedoelt dat het z'n bühnecostuum is, juffrouw Hanna. Ge-weldig hip... JUFF. HANNA:
(verwonderd)
Is dat die act die je met vastenavond hebt gedaan, opa Kunst? KUNST:
(trots)
Ja, juffrouw! JUFF. HANNA:
Oh, nou ja... tja, we hebben wel gelachen...
Op de gang klinken voetstappen. Kunst, Tomhet en juffrouw Hanna kijken naar de deur. Dozijn ook, kijkt dan verwonderd op z'n horloge, houdt het bij z'n oor, luistert, schudt z'n hoofd. Deur gaat piepend open.
KUNST/TOMHET:
(blij verrast)
Winnetoe! WINNETOE:
Oef! TOMHET:
Je bent laat... WINNETOE:
Ja, ik ben wat laat, maar het is heel moeilijk om iets te roken...
(ziet juffrouw Hanna, schrikt, verbergt dan stiekem de boodschappentas, die hij in z'n hand heeft, achter een stoel)
Ja, het was heel moeilijk. Er zijn weer verschrikkelijke vredesdemonstraties aan de gang. Verschrikkelijk!
(doet of hij een vlammenwerper in z'n hand heeft)
Ze vallen een vooruitgeschoven post van de mariniersbasis aan!
(buiten klinkt het geratel van een mitrailleur; verder overgieren van een bom)
Met vlammenwerpers en tanks dringen ze door de versperring om het kamp. De verdedigers vechten vanuit diepe bunkers voor hun leven. Het is hun gelukt om vier tanks buiten gevecht te stellen. IJlings gealarmeerde straaljagers hebben een vijfde tank vernietigd.
(meer oorlogsrumoer)
In de buurt van het presidentiële paleis, de roomskatholieke kathedraal en de ambassade worden zuiveringsacties uitgevoerd. Het hevigste verzet wordt nog geboden in de omgeving van de renbaan! Volgens de militaire opgaven zijn er in de eerste dagen 17.000 demonstranten gesneuveld. Er zijn meer dan 4.000 verdachten aangehouden! KUNST:
Verschrikkelijk, weet je wel... WINNETOE:
Als je een stap verzet, hoor je sirenes. JUFF. HANNA:
Het is inderdaad verschrikkelijk, maar als je je niet met dergelijke demonstraties bemoeit hoef je je ook geen zorgen te maken. WINNETOE:
Er kan toch altijd wat gebeuren, juffrouw... Kijk nou eens naar Henk.
(ze kijken naar Tomhets verband)
JUFF. HANNA:
Het komt natuurlijk weleens voor dat er onschuldige voorbijgangers in zoiets betrokken worden. WINNETOE:
Het zal je maar overkomen, juffrouw. Henk deed helemaal niets. Stelt u zich nou eens voor dat u zelf bij eh...
(Kunst en Tomhet proberen Winnetoe een teken te geven dat hij juffrouw Hanna niet moet ophouden)
bij de Vette Vadoek loopt. Nou, en dan beginnen ze een aanval op het politiebureau... Takketakketakketakke... Met vierhonderd man, midden in de nacht... Takketakketakketakke...
(Winnetoe ziet het teken)
Eh... nou ja eh... voor u het weet zit u er middenin. | |
[pagina 36]
| |
JUFF. HANNA:
Dat zou kunnen... WINNETOE:
Ja.
(stilte)
JUFF. HANNA:
Ja, dat zou kunnen... WINNETOE:
Ja.
(stilte)
JUFFR. HANNA:
Goed!
(kijkt rond)
Maar ik wil nog even terugkomen op die herrie! De engel van de piano gooien... als hier beneden opa den Besten zwaar ziek ligt! We moeten in dit huis met elkaar samenleven en dan moeten we rekening met elkaar houden, begrepen? KUNST/WINNETOE:
Ja, juffrouw. JUFF. HANNA:
De maatschappij is een beetje fatsoenlijker geworden. Heeft opa Tomhet dat ook begrepen? TOMHET:
Ja, juffrouw. JUFF. HANNA:
Afgesproken dan. Het blijft hier stil!
(kijkt rond, loopt een paar passen naar de deur, maar wendt zich dan tot Dozijn)
U moet begrijpen, meneer Dozijn, dat dit nou eenmaal de eisen zijn die een gemeenschap stelt... móet stellen! DOZIJN:
Vanzelfsprekend eh... juffrouw van der Molen. JUFF. HANNA:
Het blijkt telkens weer dat de mensen de verantwoording niet kunnen dragen. Telkens weer moet je iets verbieden, waarvan de mensen zelf hadden kunnen bedenken dat het verboden was.
(kijkt rond)
Enfin, ik zal het voor deze keer hier bij laten, maar we zorgen ervoor dat het rustig blijft!
(laat haar zweep knallen, draait zich dan resoluut om en loopt naar de deur)
Ik reken ook op u, meneer Dozijn!
(opent de deur, gaat de kamer uit en sluit de deur achter zich)
KUNST:
Juffrouw Hanna is een loeder! WINNETOE:
Oef! TOMHET:
Wat heb je, hasj of weed? KUNST:
Turkse? Libanon? WINNETOE:
Niets... TOMHET:
Wat niets?
Van buiten klinkt plotseling hard het geloei van politie-sirenes.
DOZIJN:
(kijkt zenuwachtig rond; dan bijna hysterisch)
We moeten onmiddellijk die hasjiesj onder de piano pakken! We moeten onmiddellijk de hasjiesj onder de piano pakken! Onmiddellijk!
(anderen staan te luisteren naar de geluiden buiten; Dozijn grijpt Tomhet beet en schudt aan hem)
Onmiddellijk Henk! Henk!
(het is plotseling weer stil buiten; Tomhet kijkt Dozijn verbaasd aan)
Onmidd...
(Dozijn beheerst zich plotseling weer, laat Tomhet los, vindt na even z'n vette smile terug, maakt een verontschuldigend gebaar)
Eh... sorry Henk eh...eh... ik word eh doodzenuwachtig van die vredesdemonstraties. Ik schrik me elke keer wéér rot!
(kijkt op z'n horloge, glimlacht nog eens tegen Tomhet, schrikt dan plotseling, kijkt nog eens op z'n horloge, denkt na, kijkt even naar de piano en zegt dan met z'n vetste glimlach tegen Tomhet)
Sorry hoor, ik heb trouwens nog tijd genoeg hoor. Ik vergiste me even, ik heb helemaal geen haast. Laat dat stuk hasjiesj voorlopig maar rustig onder de piano liggen.
(kijkt nog eens op z'n horloge)
Ik heb alle tijd hoor, alle tijd... TOMHET:
Eh... ja...
(kijkt naar Winnetoe)
WINNETOE:
Het spijt me verschrikkelijk, jongens. Al m'n relaties zijn de stad uit. Ik heb het nog bij een paar jonge knapen geprobeerd, maar die zeggen dat we veel te bekend zijn. Iedereen weet dat wij hip zijn.
(roddelend)
Als je het mij vraagt Henk, dan roken die jongelui tegenwoordig alleen maar voor de kick. KUNST:
Dat is volkomen tegen de liefde, weet je wel... TOMHET:
Zo worden ze nooit heilig. WINNETOE:
Ik heb alleen een flesje meegebracht... KUNST:
Hè? TOMHET:
Oh...
(korte stilte; dan enthousiast)
Oh, natúúrlijk! Een hoestdrankje! Ge-wel-dig! Romilar! Een flesje Romilar! Ja, ja, ja... zo zie je maar weer Frits, we hebben het weer ge-wel-dig voor mekaar. Hip is tenslotte nog altijd hip. DOZIJN:
Romilar? TOMHET:
Geweldig! Of tri, Frits... KUNST:
Of belladonnathee, weet je wel... DOZIJN:
(kijkt op z'n horloge, denkt even, wendt zich dan tot Kunst)
Hoe eh... hoe zit dat eigenlijk eh... Anton? Dat moet je me nou eens even precies uitleggen eh... staat dat eigenlijk in de opiumwet, belladonna? WINNETOE:
Sorry jongens...
(haalt schutterig een halve fles jenever uit z'n boodschappentas)
Sorry...
(zet de fles op tafel en maakt een verontschuldigend gebaar met z'n handen)
KUNST:
(springt op)
Wat?? TOMHET:
Jenever?? WINNETOE:
Ouwe... KUNST:
(loopt boos weg)
Jenever... WINNETOE:
Hoor nou eens, Simon, ik heb je al vele malen geholpen, maar deze keer ging het echt niet. Ik kon echt niets krijgen. | |
[pagina 37]
| |
KUNST:
(gaat op de pianokruk zitten; smalend)
Jenever...
Kunst Tomhet en Winnetoe zitten verslagen voor zich uit te staren. Winnetoe frommelt wat met z'n boodschappentas, kijkt verontschuldigend. Tomhet zit naar Kunst bij de piano te staren. Als Dozijn dit ziet kijkt hij zenuwachtig op z'n horloge, denkt na.
DOZIJN:
(supervriendelijk)
Jongens, maken jullie je nou geen zorgen. Laten we gewoon even een glaasje jenever drinken en dan gaan we straks wel verder met dat interview.
(stilte)
Maken jullie je nou geen zorgen, jongens.
(Tomhet blijft naar de piano staren. Dozijn kijkt op z'n horloge, pakt dan snel z'n blocnoot)
Eh... hoe zit dat nou eigenlijk... Eh... dat moet je me nou eens precies uitleggen, Henk... Zijn jullie nou principieel tegen het gebruik van alcohol... Of eh... TOMHET:
(springt op)
Ge-wel-dig! Ik heb het, Simon! Ik heb een volkomen nieuw idee. Als we die jenever nou eens snuiven?? KUNST:
Snuiven?? TOMHET:
(enthousiast op de toer)
Ja, dat lijkt me nou geweldig hip. We hebben al vele middelen gebruikt om heilig te worden, Simon... LSD, hasjiesj, marihuana, mescaline, pervertine, sunny explo, belladonna, methedrine, morning glory, STP... ik geloof dat wij Frits de primeur moeten geven van dit middel. Dit is het allernieuwste. Daar komen die jongeren in járen niet op! KUNST:
(aarzelend)
Het is wel volkomen nieuw... TOMHET:
Hier maken we het mee, Simon. Dít en jouw diakenhuisact!
(draait zich om naar Dozijn)
Jíj krijgt de primeur, Frits... DOZIJN:
(kijkt op z'n horloge, glimlacht)
Prachtig jongens! Dit moet ik precies hebben eh... voor m'n hippe pagina.
(Kunst en Tomhet kijken even verwonderd op van het enthousiasme van Dozijn, glimlachen naar elkaar, Tomhet maakt heimelijk een V-teken)
Ik ga er onmiddellijk een fotoreportage van maken. Dit ís het, jongens. Fantastisch! Groots! Groots! TOMHET:
Ge-weldig! We gaan die jenever op schoteltjes doen en dan er boven snuiven.
(maakt een gebaar naar Winnetoe)
DOZIJN:
Prachtig jongens, prachtig!
(haalt z'n fototoestel tevoorschijn)
KUNST:
(mislukt enthousiast)
Ja, ik word al stoned bij de gedachte, weet je wel... TOMHET:
Geweldig!
Winnetoe maakt het flesje jenever open, kijkt naar Tomhet. Deze wijst naar de bloempotten. Winnetoe staat op, loopt naar de bloempotten en haalt de schoteltjes eronderuit en gaat ze afwassen in de wasbak.
KUNST:
(tegen Tomhet, maar met af en toe een steelse blik naar Dozijn, die enthousiast doet en aan z'n fototoestel rommelt)
Je hebt gelijk, Henk. Het gaat niet om de middelen. Wij hebben in al die jaren onze geest al zo ver verruimd dat we echt ook wel zónder middelen tot God kunnen komen. TOMHET:
Het lijkt me een ontzzzettende kick! KUNST:
(peinzend)
Ik denk dat het iets wordt tussen sunny explo en belladonna... TOMHET:
(enigszins misprijzend)
Belladonna? KUNST:
(gewichtig)
Ja, het lijkt mij dat je aan de ene kant stronthigh wordt, maar dat je aan de andere kant toch ook wel braakneigingen krijgt. Net als bij belladonna... Moet je ook emmers klaarzetten om te kotsen.
Winnetoe heeft de schoteltjes afgewassen en zet ze op tafel. Hij schenkt de jenever erop. Geeft er één aan Kunst, de andere aan Tomhet. Kunst pakt het schoteltje voorzichtig aan, houdt het onder z'n neus en neemt een diepe snuif, houdt die binnen tot z'n ogen uit z'n kop rollen. Tomhet neemt achter elkaar een aantal kleine snufjes en haalt dan nog één keer er diep overheen door z'n mond. Dozijn loopt erom heen, maakt foto's, kijkt zo af en toe op z'n horloge, glimlacht, noteert soms iets op z'n notitieblocje. Winnetoe snuift een paar keer, wacht dan even, haalt z'n schouders op, snuift nog eens, werpt een blik om zich heen, ziet dat niemand op hem let, drinkt dan snel het schoteltje leeg. Vult nog eens bij. Kunst en Tomhet snuiven nog een paar keer, zetten dan hun schoteltjes neer en staren wat glazig voor zich uit.
TOMHET:
Het is verdomd sterk spul... KUNST:
Dat we hier nou niet eerder aan gedacht hebben! Hier kunnen ze ons niets voor maken. Staat niet in de opiumwet, weet je wel... TOMHET:
(giechelt)
Ge-wéldig! Dan zetten ze 't er morgen in.
Winnetoe drinkt z'n tweede schoteltje ook leeg, likt z'n lippen af, vult nog eens bij. Dozijn maakt nog een foto van Kunst en Tomhet, kijkt op z'n horloge, glimlacht. Kunst en Tomhet pakken hun schoteltjes weer op. Van buiten klinkt het geluid van sirenes en remmende wagens.
WINNETOE:
(drinkt z'n schoteltje leeg, kijkt even naar het raam)
Die vredesdemonstraties zijn verschrikkelijk meneer Dozijn! Verschrikkelijk! Van de eeuwenoude gebouwen en kunstwerken in de citadel van de oude stad is na twee weken weinig meer heel. Op het keizerlijk paleis...
(op de gang klinken snelle voetstappen; de deur wordt opengesmeten en commissaris Rauze stormt met een revolver in de hand, de kamer binnen)
RAUZE:
Handen omhoog allemaal!
(achter Rauze stormen vijf zwaarbewapende agenten de kamer in. Ze stellen zich taktisch op; Rauze loopt naar de verbouwereerde Kunst, Tomhet en Winnetoe en gaat breeduit voor ze staan)
Zo! En wie hebben we hier dan wel? De dichter Simon Kunst natuurlijk... en dan is z'n manager Tomhet niet ver weg. Onafscheidelijk hè? Liefde natuurlijk! | |
[pagina 38]
| |
Roest niet... Zo! En dit zal dan de bekende handelaar in verdovende middelen Klaas Zat, alias Winnetoe, wel zijn...
(stilte)
Antwoorden, mannetje! WINNETOE:
Ikke... ik b-b-ben Zat, Winnetoe eh... RAUZE:
En hoe is het nou met de handel, Winnetoe? WINNETOE:
Niets, Oef... Ik zweer u... RAUZE:
Spaar je adem, Klaasje. Ik heb helemaal geen behoefte aan leugens. Je bent trouwens veel te opzichtig gekleed. Punt nummero één!
(tot agenten 1 en 2)
Zet maar tegen de muur, mensen...
(agenten 1 en 2 grijpen Winnetoe en sleuren hem naar de achtermuur: na even klinken er schoten uit machinepistolen)
DOZIJN:
Sorry, commissaris eh... U maakt hier een kleine vergissing eh... RAUZE:
(autoritair)
Maak ík een vergissing?? Was hij volgens u níet opzichtig gekleed, meneer Dozijn? DOZIJN:
Natuurlijk, commissaris. Daar heeft u groot gelijk in. Maar ziet u eh... Winnetoe heeft wel geprobeerd om hasjiesj te kopen, maar het is hem niet gelukt. RAUZE:
Zo! Dus Winnetoe heeft niets gekocht... Zo! En wie dan wel?
(kijkt naar Kunst en Tomhet)
Niemand natuurlijk! Waar hebben ze de spullen verborgen, meneer Dozijn? DOZIJN:
Onder de piano, commissaris.
(Rauze maakt een gebaar naar agenten 3 en 4; deze beginnen met veel lawaai de piano te verschuiven, daarna gaan ze op hun knieën zitten en zoeken met zaklantarens en vergrootglazen de vloer af)
KUNST:
(dronken/high)
Hij heeft ons erin laten lopen, weet je wel... TOMHET:
(dronken/high)
Ge-wel-dig! KUNST:
Daarom zat-ie voortdurend op z'n horloge te kijken.
(lallend)
Ik heb het wel gezien! Hij had gewoon met ze afgesproken, weet je wel... DOZIJN:
Wat dachten jullie nou eigenlijk? Dat Frits Dozijn in jullie aftandse toeren trapte? Simon Kunst en z'n hippe diakenhuisact! Een uitgepoepte dichter en z'n manager proberen een topreporter van het Ochtendschandaal ertussen te nemen! Omdat het maar een journalistje is. Ha! Ze kunnen het bij Dozijn wel even maken. Maken? Jullie maken niks. Niks, hoor je dat?
Agent 3 pakt de krant van tafel en gebruikt hem als bezem om het stuk vloer bij de piano bij te vegen. Agenten bekijken het bijeengeveegde stof. Een van hen kijkt op naar Rauze, die erbij staat, en haalt z'n schouders op. Rauze loopt naar Dozijn en tikt hem op z'n schouder.
RAUZE:
Mijn mannen hebben geen hasjiesj gevonden, meneer Dozijn. DOZIJN:
(schrikt)
Ligt er niets? Ligt er niets?
(grijpt Tomhet beet en schudt hem door elkaar)
Ligt er niets? TOMHET:
(giechelend)
Ligt er niets? Ge-wel-dig! Ligt er niets? Ligt er iets? Niets? Iets?
(telt z'n knopen af)
Niets. Iets. Niets. Iets... Niets! Er ligt niets. KUNST:
Gefopt, weet je wel... TOMHET:
D'r ligt niets!
Dozijn pakt zenuwachtig een pakje sigaretten uit z'n zak, haalt er een sigaret uit, grijpt z'n aansteker en probeert er vuur uit te krijgen.
RAUZE:
(neemt Dozijn de aansteker uit z'n hand en geeft vuur)
Meneer Dozijn, u weet wat we afgesproken hebben. Ik heb u van tevoren gewaarschuwd! DOZIJN:
Ja... Dank u... Ooooh
(huilt)
Agenten 1 en 2 pakken Dozijn vast en nemen hem mee naar de muur. Dozijn laat zich meevoeren; bij de muur rukt hij zich echter los, kijkt verwilderd rond, wil naar de deur rennen, stopt als hij ziet dat een van de agenten ervoor staat, rent dan terug naar Rauze, die bij de tafel staat en aan het flesje ruikt.
DOZIJN:
Commissaris eh... ze hebben gesnoven! RAUZE:
(kijkt D. onderzoekend aan)
Gesnoven? DOZIJN:
Van die schoteltjes, commissaris. RAUZE:
Zo! En wat hebben ze dan wel gesnoven, meneer Dozijn? DOZIJN:
(teneergeslagen)
Alcohol, commissaris... Ouwe klare... RAUZE:
(wenkt de agenten)
Zo! Dus ze hebben alcohol gesnoven?
Dozijn knikt heftig. Agenten 1 en 2 grijpen hem stevig vast, sleuren hem naar de muur, geven hem daar een nekslag. Dozijn valt. Agenten doen een paar passen achteruit en geven een salvo uit hun pistoolmitrailleurs. Staan daarna even verbaasd te kijken, geven nog een salvo.
TOMHET:
Ze blíjven schieten! KUNST:
Dat soort journalisten is niet kapot te krijgen, weet je wel... TOMHET:
Of ze nou Frits heten... KUNST:
Of... Frits, weet je wel...
Agenten 1 en 2 kijken elkaar aan, halen hun schouders op. Agent 1 loopt naar de deur en gaat de kamer uit. Agent 2 schuift een nieuwe patroonhouder op z'n wapen en schiet verbeten verder.
TOMHET:
(buigt zich naar Kunst)
of eh... Frits. | |
[pagina 39]
| |
KUNST:
(steekt een vinger in de lucht)
Of Frits! RAUZE:
(zet de jeneverfles met een klap op tafel en loopt naar Kunst en Tomhet)
Koppen dicht hier!
(gaat breeduit voor ze staan)
Zo! Dus er is hier gesnoven? KUNST:
Alcohol... Staat niet in de opiumwet, weet je wel... TOMHET:
Gefopt! Gefopt! RAUZE:
Gesnoven is gesnoven, begrepen? Jullie zijn trouwens veel te opzichtig gekleed. Punt nummero één!
Rauze wenkt de agenten 3 en 4. Deze sleuren Kunst naar de muur, geven hem een nekslag, doen een paar passen achteruit. De deur wordt geopend. Agent no. 2 komt binnen, vergezeld van een oud-Atjehstrijder met zijn kanonnetje (Bronbeek). Agenten no. 3 en 4 geven een salvo uit hun pistoolmitrailleurs.
TOMHET:
(dansend)
Ge-wel-dig! Ge-wel-dig! PIANOMUZIEK. Agenten no. 3 en 4 lopen naar Tomhet, grijpen hem vast en sleuren hem mee naar de muur. Agenten no. 1 en 2 staan bij het kanonnetje. Oud-Atjehstrijder staat rechts naast zijn kanon in de houding.
RAUZE:
Een beetje opschieten met die schandaaljournalist, mensen! We hebben nog meer te doen.
(kijkt naar het raam)
Er wordt hier tegenwoordig een beetje te veel voor de vrede gedemonstreerd!
Agenten no. 1 en 2 gaan op hun knieën bij het kanonnetje zitten om het in stelling te brengen. Oud-Atjehstrijder blijft er naast in de houding staan. Nevelflarden. Oud-Atjehstrijder wordt door wolken aan het gezicht onttrokken. Tenslotte alleen wolken. ZANG.
Hier 's 't middel voor al je sores,
hier 's een eind aan alle troep,
't Is de ouwe hasjiesjhandelaar
met stukken geluk van een joet.
Tijdens het zingen van dit lied komen plotseling Tomhet, Kunst en Winnetoe uit de wolken tevoorschijn. Ze hebben kleine vleugeltjes op hun rug en waden door de wolken. Ze turen zoekend om zich heen.
WINNETOE:
Ik zie niets... KUNST:
Ik hoop dat we in de mohammedaanse komen; daar hebben ze tenminste wat te roken, weet je wel... Lekkere Turkse, rooie Libanon, zo af en toe een pijpje ‘O’... TOMHET:
Ge-wel-dig! Dat gaan we maken, Simon! KUNST:
(tuurt met z'n hand boven z'n ogen in de mist)
In de mohammedaanse zitten we voor altijd op wolkjes, weet je wel... (OUTFADEN)
Riekus Waskowsky |
|