Passionate. Jaargang 4
(1997)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
[pagina 49]
| |
Alles komt weer op gang. Het theaterseizoen is begonnen, de doden zijn begraven of gecremeerd en het najaar nadert. Zomerkleren kunnen in de onbewaakte garderobe. Zwangeren werden ontlast en de burgerbevolking nam toe. Neem afscheid in uw eigen stijl. Een correcte uitvaartverzorging. Het wemelt in de maasstad van de volgzame moslims met totaal herenigd gezinsleven, televée op scherp, hechte familiebanden, de koraan op 't nachtkastje, moskee binnen knielbereik en mekka ver in het oosten. De schoorsteenveger is ondertussen ook alweer geweest in opdracht der Combinatie. Geen Pyke Koch- of Hikmettype; een volksgriezel, vermoedelijk tijd besparend om in koffiehuizen over de voetbal te kunnen lullen bij een glas bier of kopstoot, zó gehaast was hij met een stofzuiger achter de gashaard bezig. Waar de suikerpatiënt naastaan zich met hebben en houden naar een andere stadswijk heeft laten verplaatsen, minstens een halfjaar terug alweer, ben ik benieuwd wie precies de woning zullen gaan belasten. In elk geval was een tweetal, van wie er één nogal luidweg hakkelde, vorige week bezig de achtergelaten tuinwildernis te ontginnen. Bofte ik nog dat ze er geen lokale radiozender bij nodig hadden. Enkel maar volkse spekstemmen, meer niet. Dit heeft mij wel geïnspireerd om Hikmet aanstaande vrijdag tuinbijverdienste ad een joetje per uur te gunnen. Omdat de verstandhouding met de Combinatie op een laag pitje is komen te staan, weet ik niet zulk recht te hebben als de nog onbekende nieuwe bewoners op tuinverzorging via de woningbouwvereniging. Pedagogisch is het trouwens beter dat Hikmet buiten de anale poespas om zo af en toe een personeelslid van mij is; dat hij shaggies voor me draait heeft immers evenzeer een gunstig effect op onze van alle gangbare normen afwijkende relatie. Ik moet mij er maar mee verzoenen dat de vaste minnaar zijn armoe op mijn armlastigheid poogt te verhalen. Niet dat mijn tuin onoverzichtelijk verwilderd is, allerminst. Ik kan nog over de tegels tot bekant uiterste schutting lopen en er groeien zelfs nog diverse bloemen, doch het liefst is mij laag gras zonder bloemontsiering, want bloemen merk ik voldoende in de graaiklauwen der buurtbewoonsters voor de marktkraam of als zij zich naar huis spoeden om de gekochte bossen ‘ruikers’ over vazen te verdelen. Ik houd niet meer zo van bloemen. Geen toespraken, geen bloemen dus, maar wel veel tranen a.u.b. Met alle tranen van de wereld is tijdens droogte elke akker te besproeien. Onder de dames bevinden zich trouwens huilebalken genoeg. Zoute tranen kunnen keukenzout vervangen indien er uien opengesneden op het aanrecht liggen onder hun maaltijdbereiding. Het is al vrij lang geleden mezelf een bosje fresia's cadeau te hebben gedaan, kan me de tijd niet heugen. Wat hebben we toch veel nodig om te compenseren hetgeen in bed achterwege blijft, zeker de lagere standen, maar ook de zich mateloos vervelende hogere kringen en andere standophouders. Zo ik mij tot Hikmet beklaag over zijn gierigheid, wijst hij naar zijn gulp. De moslimdame van tweehoog is dagelijks met emmers bleekwater in de weer alvorens de boel aan balkonwaslijnen te drogen hangt, aldoende haar aangeboren preutsheid en ingebeelde bedzonde bekampend en zich minder bezoedeld te voelen. Een ieglijk heeft zijn of haar eigen methode te ontkomen waar het op de eerste plaats om gaat: ongehinderde extase, schaamteloos klaarkomen zowel pervers als poëtisch. Mij is dit om gans andere redenen zelden gelukt, echter met properheidswaan heb ik dat gemis nooit bestreden. Properheid is overigens een probaat middel tegen slechte inborst bij de meesten. Bitter weinig begrijp ik van hetgeen er in deze tijd gaande is zowel onder het gewone volk als bij de slinkende elite. De dames lijken hun overschatte | |
[pagina 50]
| |
kut als asbak te gebruiken, en ik vraag mij af of er nog wel hartstocht bestaat. Dagelijks word ik geconfronteerd met door hun lichaamsvormen prikkelend omklede jongedames, mij dan afvragend of ze wel gevoel in het getoonde bezitten, druk als zij het veelal hebben met allerhand lulligheden, bijvoorbeeld winkelen, familiewaan, kliekjesvorming, bloemschikken enzovoort. Spoegmisselijk ook word ik van de zelfgenoegzame/triomfantelijke koppels; ongeveer van: zien jullie wel dat wij elkaar voor eeuwig gevonden hebben? Alzo de huwelijksfuik tegemoetzwierend richting gereedstaande kist, dichterbij dan ze zelf vermoeden. Slechts eenmaal ben ik de afgelopen zomer naar het Scheveningse strand geweest. Ik moet die bewuste woensdagmiddag in juli alles meegehad hebben, leek een uitgelaten hondje, wuifde en riep naar de zee. Luchtig gekleed en op voetbedsandalen liep ik door rullig zand richting ver nudistengedeelte, kon mij niet herinneren wanneer precies voor 't laatst de zee gezien te hebben, metaalkleurig en witschuimige golfslag. In de verte een groot schip. Helaas de ontsierende zuurstok/pretpier van Zwolsman. Langs de botenverhuurafdeling en dan eindelijk het naturistenstrand, naakter dan naakt omdat er verder niemand aanwezig was. Nabij de verboden duinen ontkleedde ik mij rap en poogde zo zandvrij mogelijk te blijven. Op pantalon en shirt ging ik onbevangen om en om liggen. Wind en zon masseerden mij met zuivere zeelucht, zonder nabehandeling. Dit liet mijn piemel zeker niet onberoerd. Aldus ontstond de volgende dag weer eens een mop van eigen makelij: ik sta daar helemaal alleen op het nudistenstrand en word door wind en zon gemasseerd. Komt er in de verte een jongetje aangelopen, gekleed nog. Eindelijk naderbij gekomen blijkt het een dwergmevrouwtje te zijn. Zij is me genaderd en begint zich pal voor m'n Rotterdamse staander en zeeverkenner uit te kleden, hangt de boel eraan. Komt uit de zee een brok verval van 't zwakke geslacht hompig in mijn gezichtsveld, waardoor een verslapping ontstaat en de kleertjes van 't dwergmevrouwtje in het zand pleuren. Zij reageert verontwaardigd, waarop ik woedend: ‘Mijn pik is geen kapstok!’ Hoogstens drie kwartier zal ik daar gebleven zijn. Een tweetal schelpen zoekende geklede jongedames gunde mij geen blik waardig en zou dat evenmin gedaan hebben indien er iemand met een hengstenzwengel aanwezig was geweest. Ontzag voor en verlangen naar piemels is de omhooggeprezen andere sekse kennelijk vreemd. Na mij zandloos weer aangekleed te hebben, begaf ik mij naar de strandtent voor nudisten. In het overdekte restaurant ging ik een shaggie draaien met rollertje. Een speels bruingevlekt hondje had mij al welkom geheten. In een kooitje bevond zich een aangevlogen Japanse nachtegaal. Geen muziekstampij. Vroeger zou ik door een neerdrukkende stemming bevangen zijn, maar thans bleef ik in opperbeste bui, proefde met volle teugen van de door zee en strand aangereikte onbeperkte vrijheid.
A. Moonen | |
[pagina 51]
| |
|