jonge stel hand in hand dartelend over een vredig strand. Deze herinneringen doen haar inzien dat het leven in de grote stad niets voor hen is. Ze stappen uiteindelijk de auto weer in en vertrekken - toegegeven, met een voorraad pillen - om de house-scene voorgoed de rug toe te keren.
Het is opmerkelijk dat zelfs een film die zich als compromisloos modern afficheert, toch weer met zo'n welbekende moraal aankomt. Je zou haast gaan denken dat ieder mens, hoe vooruitstrevend ook, uiteindelijk dezelfde conventionele verlangens naar ongecompliceerde geborgenheid koestert. En voorbeelden zijn er te over. Zo las ik onlangs On the Road van Jack Kerouac, de beroemde Beat-roman uit '57 die al decennia symbool staat voor de zucht naar vrijheid en de afkeer van het burgerdom. De personages in On the Road hebben geen vaste baan en woonplaats, want dan roest je maar vast. Zij zijn voortdurend op reis, zoekend naar extase in allerlei vormen van seks, drugs, en avontuur. Maar wie het boek goed leest, ziet tussen de regels door Kerouacs zorgen over de losgeslagen jeugd die hij beschrijft. Blijf maar beter thuis, schrijft hij af en toe zelfs met zoveel woorden, want het ware geluk ligt toch in de huiselijke sferen. De meeste karakters in het boek kiezen hier uiteindelijk ook voor, en de enige die dit niet doet vergaat het niet best. ‘Ik wil met een meisje trouwen,’ zegt de ik-figuur op een zwak moment, ‘zodat ik mij ziel bij haar te ruste kan leggen tot we allebei oud worden. Dit kan niet eeuwig zo doorgaan - die wilde toestanden. We moeten iets bereiken.’ En met gevoel voor sentiment beschrijft Kerouac iedere keer weer het afscheid, als de hoofdpersonen na een nieuw avontuur weer verder trekken en de mensen die ze ontmoet hebben achterlaten. Daar staan ze, steeds kleiner wordend, zwaaiend onder een heldere hemel en een opkomende zon. Want sommige dingen veranderen nooit.
Kerouac, trouwens, was gedurende zijn hele leven een verstokte conservatief. Toen hij door de media ineens gebombardeerd werd tot spreekbuis van een nieuwe, rebelse generatie, schrok hij zich een ongeluk. Hij trok in bij zijn moeder en sleet daar in afzondering de rest van zijn leven. Hij wilde niemands held zijn, zeker niet van de beat-niks die langzamerhand hun eigen jeugdcultuur begonnen te creëren.
In ieder geval liet Kerouac zich niet verleiden tot dezelfde loze praatjes als Kerkhof. Kerouac onderzoekt in zijn boek hoe een mens naar bevrijding kan verlangen, zonder de pretentie dat men daardoor ineens iemand anders wordt. Kerkhof denkt dat met zijn zogenaamd radicale visie wel te bereiken. Het resultaat is ontnuchterend gewoontjes. En zo weet Kerouac, vele jaren voor de muzieksoort house zelfs bestond, veel beter dan Kerkhof het house-gevoel te vangen. Want het effect van house en pillen is niet naar de klote gaan. Een radicaal nieuwe mens levert het ook niet op. Het is iets anders: een licht gevoel in het hoofd en de neiging ieder bezweet lichaam naast je te omarmen. Een droge mond, maar te gehaast zijn om te drinken. Het is de schittering in je ogen, de beukende bas die door-trilt in je buik, de urenlange waas van indrukken die - dat klopt wel - samenvloeien tot een contourloos geheel. Totdat je zo moe bent dat alles een donker gat wordt waarin je nog net de uitgang kunt vinden. En als je buiten komt is het ongelooflijk stil en doet de heldere lucht je lichaam sidderen. Je komt tot rust en beseft weer wie je bent. Je neemt afscheid van je kameraden en ziet dat de wereld nog niets veranderd is. Krantenjongens bezorgen hun laatste vracht, en de eerste kantoormannen paraderen al met hun attachékoffers, want er moet geld op de plank voor de thuisbasis. En tussen de gebouwen door zie je de zon weer opkomen.
Erik Brus