Stilstand
richard dekker
Om mij heen trouwen mensen die ik al jaren ken met mensen die ik nog maar net lijk te kennen. Ik heb oorlogen zien uitbreken en zien aflopen. Ik weet hoe vriendschappen zich ontwierpen en tot wat zij zijn verworden; ik zag mensen komen, weggaan en weer terugkomen (ja, dat is het ergste). Ik woon alleen - nog altijd altijd nog - in het huis vol zuigende hoeken. Ik lig als een fossiel in mijn bed, zie de zilte balken boven mij.
WAT MOET IK TOCH MET JE AAN?
Het is nacht nu. Ik tel de gepelde schillen van het bewegingloze jagen. Een eindeloze striptease: wat ik uittrek, herbreit zich terstond om het schaamrijke lijf. In Rotterdam stuift 't stof in duinen van mijn gedichten; het wordt niet gezien en zeker niet gelezen. Voor deze vellen lonkt geen tong. CHANDRALEN!
- Piepklein overschrijven
WIE DUWT TOCH STEEDS DAT WOORD NAAR BINNEN?
En deze vraag brokkelt op mijn weg: hoe lang moet ik nog een ander blijven, wanneer mag ik nog alleen mijn arm zijn, afgestoten door het overtollige lijf, zelfstandig verder leven, zoekend naar een naam waarmee ik gedichten kan ondertekenen?
richard dekker