zijn de auteurs waarvan het taalgebruik zo wollig is dat je bij het lezen van hun teksten over de woorden struikelt. Een litanie van bijvoeglijke naamwoorden probeert krampachtig het verhaal overeind te houden, zoals een mêlée van scheerlijnen de lichtgewichttent. Vulsel is het, dat als onkruid tussen het gewas woekert. Voor een kwalitatief goed stuk proza is het onontbeerlijk dat dit vulsel verwijderd wordt. Al die overbodige komma's en betekenisloze voegwoordjes kunnen geëlimineerd worden, waarna in de vrijgekomen ruimte de rest van de tekst opgelucht kan ademhalen.
Net als het tentdoek moet ook het proza strak gespannen worden. Door de verwijdering van alles wat niet ter zake doet creëert de tekst een eigen ritme. Wie muziek uit een trom wil krijgen, zal het vel moeten spannen. Zo strak dat het geluid van de trom het fraaist is. Maar wees op uw hoede, want voor u het weet scheurt het vel van de trom, het doek van de tent en de tekst op het scherm. Ik heb het vaak onder ogen: gescheurd proza. Op de plaatsen waar het verhaal gescheurd is zijn naden zichtbaar, doordat de auteur - in zijn poging het verhaal te redden - twee stukken tekst aan elkaar heeft gelast.
Soms echter is het proza aan flarden gescheurd en haalt het lassen van de tekst niets meer uit. Het is alsof je over kasseien rijdt: je hobbelt door het verhaal heen en krijgt bij ieder woord een forse opdonder. Deze mensen zouden er beter aan doen het kamperen te staken en een caravan aan te schaffen. Voor vermogenden is het Hilton echter ook een optie.
Het selecte gezelschap dat we nu nog over hebben zijn de echte kampeerders. Voor iedere soort reis hebben zij een aparte tent. Een iglo in de Himalaya, een kermistent in Renesse en een schiettent in Sarajevo. Bij veertig graden Celcius, of in het aardedonker, het maakt ze niets uit, in een ommezien zetten zij hun bouwwerk overeind. Zij zijn de zigeuners onder de auteurs en slaan hun tenten op waar het hen goeddunkt.
Tenslotte wil ik u nog wijzen op een laatste groep kampeerders. De mensen die tot deze groep behoren munten uit in toewijding bij het opzetten van hun tent. Zij besparen zich geen enkele moeite en hebben oog voor iedere kleinigheid. Met een waterpas wordt het grondzeil op de juiste plaats gelegd en de tentstokken maken hoeken van negentig graden met de aarde. Op hun knietjes in het gras slaan deze kampeerders met veel precisie de haringen in de grond. De prachtig kleurende tent oogt als een waar meesterwerk. Het moge duidelijk zijn: hier wordt de techniek van het opzetten tot in de kleinste details beheerst. Het probleem is echter dat er niets meer is dan er te zien valt: een buitentent. Dit zijn de auteurs die prachtige zinnen construeren, maar helemaal niets te melden hebben. Deze charlatans zou men het kampeercarnet moeten afnemen.
giel van strien