| |
| |
| |
Zucht [2]
Zestien
Na de pauze moeten Bart en ik post ophalen uit diverse kamers in het gebouw. We hebben daartoe een mooi, glimmend karretje tot onze beschikking. Bart en ik hebben altijd het gevoel dat we uitgelachen worden als we met het karretje door het gebouw wandelen, maar meestal worden we gewoon genegeerd. Ik weet niet wat pijnlijker is. Als we in de lift staan met de kar, kijken de dames en heren secretaresses, medewerkers of vennoten recht voor zich uit, door ons heen, belangrijke documenten onder de arm. Ze geven geen krimp. Als zij dan op, zeg, de vijfde verdieping uitstappen en wij blijven alleen in de lift achter met ons karretje, hoor je bij het sluiten van de deuren een besmuikt gegrinnik, juist zo pijnlijk omdat men het eigenlijk wil inhouden. Op zulke momenten zak ik vijf verdiepingen en een kelder uit schaamte.
Als alle post van de afdelingen verzameld is en ons glimmend karretje uitpuilt, worden de enveloppen door de frankeermachine gehaald, onderverdeeld naar afdeling en gewicht. De pakjes worden zorgvuldig gestempeld en genoteerd. Het is gooi-, smijt- en renwerk 's middags, want de stapel moet binnen twintig minuten verwerkt zijn, dan moeten we weer naar boven met ons karretje voor de volgende lichting. Bart en ik zweten, rennen heen en weer. We lopen iets achter op schema. Onze chef zit aan zijn buro en neemt nog een slokje thee. Hij besluit zijn vrouw eens te bellen voor een leutergesprek. Bijvoorbeeld om te vertellen dat het weer zo'n gekkenhuis is vandaag. Bart gooit de pakjes van de C.A.I. naar me toe en ik stempel als een fabrieksarbeider. Hij sorteert de brieven en ik jaag ze door de machine. Nog vijf minuten voor de volgende ophaalronde.
‘Ja.Jaja..Ja-ha, geef nu mama maar weer even...Nee troel, mama. Geef mama maar. Nicole luister. Mama. Pappa wil mama even aan de telefoon. Wat zeg je? Een tekening? Een tekening voor pappa? O, voor Oma Kroel, nou dat is toch ook leuk. Ja nou! Geef nu mama maar. Dag Nicole. Mam ja...Nee Nicole, niet ophang...Hoi schat. Ja, luister. Ik kom hier om van het werk. Mijn hoofd loopt gewoon over. 't Is werkelijk een gekkenhuis vandaag. Wat? Waar ik je voor belde? Ja sorry, dat apparaat maakt zo'n lawaai. Afijn, dan kan je zelf horen hoe druk we het hebben...Oké...Ja goed....Nee, ik bel hem zelf wel even...Anders bak ik het wel op, geen probleem...’
| |
| |
We hebben het gehaald. In de laatste vijf minuten hebben we zo hard gewerkt dat we zelfs nog dertig seconden over hebben. Even uitrusten dus.
‘Hebben jullie niets te doen? Mooi. Uit het magazijn moeten tweehonderd schrijfblokken A4 gehaald worden. Die worden zo meteen door Verschueren meegenomen naar Den Haag.’
| |
Zeventien
Ik heb het weer een week kunnen rekken; ik ben nog steeds niet ontslagen. Het is vrijdagavond kwart over zes en ik zit thuis in de woonkamer. Don Tumor ligt in bed. Hij is nog een beetje zwakjes van dat toevalletje woensdagnacht. Zijn vrouw staat overbodig veel herrie te maken in de keuken. Ik kijk Super Channel en walg. Het weekeinde is nog fris.
‘Erik, wil je even de tafel dekken. Ik heb het nogal druk in de keuken. Dek maar voor drie. Je vader komt ook straks naar beneden.’
Gewoon geen antwoord geven en doen alsof je gespannen teevee zit te kijken, dan doet ze het zelf wel. Zo druk heeft ze het vandaag niet gehad. En inderdaad: ze zucht, haalt haar hand door het grauwgrijze haar en pakt de borden en het bestek zelf. Zie je, ze kan het best. Ze dekt voor drie personen, dat houdt in dat de Oude ook beneden komt. Ik ruik dat er iets aanbrandt. Ik zeg niks. Ik hoor het haar al zeggen: ‘Zie je nu wel. Dat komt ervan als ik alles tegelijk moet doen en jij te lui bent om een poot uit te steken.’ Dus om het goed te maken, stel ik voor om de patient te wekken.
In mijn ouders' slaapkamer stinkt het naar de zalf in combinatie met mijn vaders zware lijfgeur. De ramen zijn gesloten, de gele gordijnen dicht. Ik stap de kamer helemaal in [ik kwel mezelf graag] en zie mijn vaders hoofd onder het gifgroene bloemetjesdekbed uitkomen. Hij is wakker, zijn ogen zijn open en kijken angstig, verkrampt. Even denk ik dat-ie dood is, maar dan draait hij zijn hoofd naar me toe en vraagt of we al gaan eten. Ik knik, durf mijn eigen stem niet te horen in dit stinkhol en ik merk dat ik teleurgesteld ben. Ik vergeet het en ga naar beneden. Ik heb mijn taak volbracht.
‘Waar is je vader? Komt-ie niet?’ [Waarom altijd zo nadrukkelijk jè vader, waarom niet mijn man?].
‘Jawel. Tenminste, hij knikte van wel.’
| |
| |
‘Je weet dat hij niet alleen uit bed kan komen. Hè, wat heb ik nu aan jou?’
Ook die vraag vergeet ik direct nadat hij is uitgesproken. Ik kijk naar de teevee: naar een Madonna met Christus-neigingen. Mijn moeder rent stampvoetend naar boven, theedoek in haar hand. De trap kreunt.
| |
Achttien
Het is vrijdagavond en Bart en ik hangen in 't Fust. De muziek is walgelijk en staat loeihard. Dat betekent suisende oren vannacht in bed. Bart staat te praten met een meisje en ik sta alleen tegen een pilaar en drink mijn zesde pilsje. Het is pas elf uur en ik ben nu al aangeschoten. Maar wat is er anders te doen in Rotterdam? Tone-Loc schreeuwt zijn vulgaire rijmpjes over de hoofden der kuilgekwelden en er stapt weer een tachtigling de zaak binnen. Alle meisjes en vrouwen zijn blond, hebben blauwe ogen en geen eigen huid, de benen oneindig, de jukbeenderen geaccentueerd, Iedereen, ook de mannen, is dik opgemaakt en op geen gezicht ontbreekt de onnozele grijns. Ja vannacht, na het bedrijven van de liefde met een nu nog onbekende jongen, wanneer het doel bereikt is, mogen de wangen ontspannen en openbaart zich het ware uiterlijk. De vlieg is gevangen. Victorie heeft gekraaid. Dan schrikt de jongen: ‘Dat ik daar mee naar bed ben geweest! Als mijn vrienden het maar niet gezien hebben. Ik moet blind zijn geweest,’ Nee, niet blind, maar op geraffineerde wijze misleid. Je hebt je laten leiden door de cosmeticafaçade, je bent in de Revlonval gelopen. En dat terwijl de man er na een wilde neukpartij alleen maar mooier op wordt, lekker ruig en mannelijk.
Bart wenkt me. Hij wil me voorstellen aan zijn twee vriendinnen. Ik probeer los te komen van de pilaar, maar weinig overtuigd dat ik ook zonder dit bouwtechnisch hulpmiddel overeind zal blijven, en wankel ergens richting Bart en de troela's.
‘Hee makker. Kijk eens hier: Linda - Erik en Erik - Linda.’
Bart stelt me ook voor aan het andere meisje, maar zijn gracieuze charme gaat verloren in de hoge golven van ‘Leave me alone’. Michael Jackson begrijpt het kennelijk niet. Laat-ie gewoon zijn verbouwde mond houden; niets liever dan hem met rust te laten. Niet dat ik nu zo geweldig geïnteresseerd ben in dat wicht dat naast Bart en Linda staat, haar naam is volstrekt irrelevant. Ze zal wel zo'n boerenlullennaam als Bep, Truus of Francien hebben, want ze is een petite boudin, zoals Sèrge Gainsbourg het noemt. Ze schaamt zich waarschijnlijk niet
| |
| |
eens voor haar met dril omhangen taille [welke taille?]. Bart, de meesterversierder heeft de rollen al verdeeld. Hij heeft het gemunt op Linda en die dikke trol met haar waterige ogen en ik moeten elkaar zien te vermaken, terwijl Bart de ander bewerkt. Ik bestel dus nog maar een biertje. Linda wil cola en het varken drinkt ook een pilsje. Dat vind ik helemaal ordinair: meisjes die bier drinken. Daar is toch cola voor uitgevonden of bessenjenever voor de durfals. Daar zijn verdomme hele tradities opgebouwd! Maar nee, Miss Piggy hier is o zo stoer en zuipt er eentje mee. Ze doet werkelijk alles om haar vrouwzijn te verbergen. Bart lijkt zich uitstekend te amuseren deze avond. Ik kan haar niet verstaan, maar die Linda schijnt een geboren komiek te zijn. Ieder woord dat van haar lippen glijdt is onovertreffelijk snedig. Bart heeft tranen in zijn ogen. Sterker: de tranen rollen zelfs over zijn wangen, hij verslikt zich in zijn bier. O o, die Linda is me er eentje. Dit in tegenstelling tot haar vriendin naast me die haar gedegenereerde bek niet opendoet. Dat komt overigens goed uit, want ik heb er helemaal geen trek in telkens mijn oor voor haar gezicht te duwen om een flard van haar denkwereld op te vangen. Dat ze nog steeds ontredderd door de straten zwalkt 's nachts sinds Wham! uit elkaar ging. Of hoe ze zo tegen vivisectie is, of hoe ze sinds kort op Elisabeth Arden-make-up is overgestapt, omdat haar Lancome-lippenstift smolt in haar 501-spijkerbroek. Misschien vindt ze Top Gun wel haar lievelingsfilm, en heeft ze een blauwe maandag op salsa-les gezeten sinds Dirty Dancing, hoewel haar lichaamslijnen het tegendeel doen vermoeden. Dirty Dancing met haar stel ik me voor als naakt trampoline springen, zonder trampoline. Onlangs was er nog een meisje dat dapper trachtte te converseren tegen al mijn tegenwerkingen in. [Bart verontschuldigde zich naderhand zelfs voor me en vertelde dit kind dat ik een autistisch gestoorde was en dat ik bij wijze van
experiment meegenomen was naar Full Moon.] Op een gegeven moment vertelde dit meisje dat haar favoriete acteur James Dean was. Ik vroeg haar naar zijn beste film. Zij kende er niet één! Dit zwijn vanavond zegt niets. Als ik dichterbij kom, zie ik dat de plamuurlaag het reliëf op haar wangen niet heeft kunnen verhullen. We kijken verveeld naar Bart en Linda, bezig aan een wel hele boeiende dialoog. Ik wil naar huis. Fatty buigt zich naar me toe. Ze heeft iets gevonden te zeggen!
‘Wat zijn je hobbies?’
Ze moet het twee keer schreeuwen, maar het is dan ook een ijzersterke opening. Ik buig me naar haar toe.
‘Mijn hobbies, vroeg je? Nou, voornamelijk lelijke, dikke meisjes verkrachten en met een ijspriem bewerken. In willekeurige volgorde.’
| |
| |
Ze heeft het verstaan en ze heeft het begrepen en ze vraagt niet verder. Als ik iets geleerd heb thuis, is het wel iedere conversatiepoging in één zet te saboteren. Linda ziet dat het niet vlot loopt tussen De Massa en mij en ze zegt iets tegen haar. Bart legt zijn hand op mijn arm, zodat ik geen slok kan nemen en hij sist me toe dat hij niet wil dat ik het voor hem verziek. Hij kijkt me nijdig en tegelijk bezorgd aan met zijn mooie beige-bruine ogen. Ik wijs naar mijn zo goed als lege glas, hij haalt zijn schouders op en haalt achteloos een briefje van tien uit de binnenzak van zijn colbert. Ik wil weer drie bier, één cola halen als ik zie dat Linda de wandelende Rorschachvlek gedag kust. Zo, dat is alvast één. Bart geeft haar ook een zoen en haalt nogmaals zijn brede schouders op en lijkt zich te verontschuldigen. Ik zwaai ook even, ik sta inmiddels halverwege hen en de bar. Dat is dan twee bier, één cola.
| |
Negentien
Erik is er nog niet zeker van. Hij is jaren tevreden geweest met zijn eigen lichaam. Hij had geen ander nodig, kon er zelfs geen velen, maar langzaam begint het ook aan hem te knagen. Bart is niet meer de schoolvriend van vroeger. Bart is een mooie jongen met een afgetraind lijf. Misschien maakt Erik wel misbruik van de vriendschap. Zonder argwaan te wekken kan hij Barts lichaam bewonderen.
| |
Twintig
Als ik terugkom met de drank, is er alweer voor vervanging van La Petite Boudin gezorgd. Het is een mooi meisje, zoveel is zeker, maar mij is ze iets te gelikt.
‘Erik, hier hebben we de fenomenale Brigitte. Brigitte, maak kennis met de illustere Erik.’ De bekende hoffelijkheid van Bart. Ditmaal is hij wel te verstaan. Eternal flame van The Bangles is als een muzikale oase tussen alle trash. Onze Brigitte lacht als een Veronica-promotieteamsloerie.
‘Kijk, dat is nog eens een naam; Brigitte, die past voorbeeldig bij je, heel elegant,’ kwijl ik om Bart een plezier te doen. Bart kijkt tevreden en Brigitte geniet ook, zie ik, maar daar is het me helemaal niet om te doen, maar daar komt ze nog wel achter. Bart is gerust gesteld, hij denkt dat ik me verder wel koest houd, zodat hij de bewerking van Linda kan afmaken. Waarom eigenlijk al die moeite? Al die show en poespas? Hij wil met haar naar bed, zij wil al
| |
| |
sinds het begin van de avond niets anders, dus waarom staan we hier dan onze tijd te verdoen in dit rookhol. De muziek is zwaar klote en de drank in Barts koelkast is beter en goedkoper! Die Brigitte blijft maar naar me grijnzen, wil wat zeggen, maar bedenkt zich. Ik lach vriendelijk terug, wat ben ik toch mild. De muziek valt weg. Hallelelujah! Heerlijk die stilte, daar moet ik gebruik van maken. Ik richt me tot Brigitte.
‘Hee, let's cut the smalltalk. Laten we naar Barts huis gaan. Bart en Linda nemen zijn bed en wij leggen wel wat kussentjes in de woonkamer en maken het knus, wat denk je?’
Brigitte kijkt me een beetje verdwaasd aan, de lach is weliswaar afgezwakt, maar hangt op de een of andere potsierlijke manier nog rond haar mond. Ze ziet er ronduit belachelijk uit. Met haar hoofd een beetje schuin overweegt ze kennelijk mijn suggestie, tikt dan op haar voorhoofd als een specht op een boomstam en draait zich naar Bart en Linda die me ook gehoord hebben.
‘Bart die vriend van jou is niet goed bij zijn hoofd. Dan ga ik nog liever terug naar mijn oude groepje en me verder vervelen. De mazzel!’
Ze kijkt me nog even hoofdschuddend aan en loopt weg. Bart pakt me bij mijn schouder en schudt me door elkaar. Ik word duizelig.
‘Je verziekt het niet voor me, hoor je. Vandaag niet, vandaag eens niet...voor de verandering.’
Linda sjort aan zijn arm.
‘Hee Bart, laten we gaan.’
De muziek gaat weer verder, midden in het nummer waar het zojuist gestopt was. Ha, mijn voorstel heeft haar dus de ogen geopend. Eigenlijk moet Bart me dankbaar zijn. Dat lijkt hij ook; collegiaal klopt hij me op de schouder, geeft een tikje op mijn wang en fluistert: ‘Jij bent ècht een mafketel.’ Dan gaat zijn aandacht weer uit naar Linda. Als we ons naar de uitgang begeven, spreek ik nog een blonde, blauwogige en breedlachende snol aan.
‘Weetje datje een fantastisch gezicht hebt?’
De dame in kwestie knikt, ze weet het. Ik vervolg.
‘Werkelijk een perfect hoofd.....om overheen te kotsen!!’
Goudlokje wil slaan, ik weer af en pis haast in mijn broek van het lachen. Begint het net leuk te worden, gaan we weg. Bart staat al bij de deur en gebaart haast te maken. Ik kijk weer naar de plaats waar die kotskop stond, maar ze staat er niet meer. Nu staat daar een blonde reus met stoppelbaard en grijze coltrui. Zijn spieren rollen onder het stof. Zijn beledigde deer- | |
| |
ne staat schuin achter hem vol spanning te genieten van het vervolg. Ik wacht de klap af. Die komt. Hij raakt me eerst op mijn kin, het lijkt alsof deze volledig verpulvert en in gruis op de grond dwarrelt, de verdoving breidt zich snel uit, door die waas van een verdoving is een dreunende koppijn voelbaar bovenop mijn hoofd. Daarna trapt hij een suèdelaars in mijn buik en ik val achterover, sla dubbel, word overeindgehouden door een paar mensen. Ik ruik parfum, parfum, parfum. De uitsmijter komt eraan, een lokale beroemdheid, en pakt me stevig bij mijn bovenarm en sleept me naar de deur en smijt me op straat. Ik richt me op langs de benen van Bart en Linda. Ik zoek hun ogen.
‘Wacht even, ik ben vergeten de portier een knaak te geven, geloof ik.’
Ik wankel nog wat [voor de show], voel mijn kin, het lijkt me een beetje gezwollen, maar doet niet echt pijn. Bart lacht. Herinnert hij zich de maffe grollen van onze schooltijd, toen het er bijna iedere week zo aan toe ging?
‘Goed, zullen we dan maar gaan?’ zeg ik monter.
Bart lacht en snuift en schudt zijn hoofd.
‘Jezus, jij bent nog maffer dan maf en weetje wat: het wordt almaar erger.’
Linda kan er de humor niet van inzien. Linda is een vrouw.
| |
Eenentwintig
Bart doet zijn uiterste best om Erik duidelijk te maken dat zijn gezelschap bij de voortzetting van de avond niet verder gewenst is, maar Erik lijkt de hints niet te zien. Hij volgt de twee toch naar de Gouvernestraat en Bart twijfelt eraan hard weg te rennen, maar de oude vriendschap is nog te sterk. Bart hoopt dat Erik zelf tot het besef komt als hij genegeerd wordt. Linda vindt het allemaal allang fantastisch, want ze is al weken verkikkerd op Bart. Zij laat zich niet uit het veld slaan door de eerste de beste opstandige dronkaard.
Als Erik alleen in de woonkamer zit en Filmnet kijkt en Bart en Linda in de slaapkamer bezig zijn, begint hij de hopeloosheid van deze situatie in te zien. Hij beseft dat de nacht voor hem afgelopen is. Even twijfelt hij nog gedag te zeggen, hij heeft zijn hand al op de slaapkamerdeurknop, maar besluit er toch stilletjes vandoor te gaan. Ze zullen hem wel missen, morgenochtend. Erik, wat ben je toch naïef. Hij loopt naar huis door de dode stad. De mouw van zijn jas is gescheurd, als zijn knie, als zijn hart.
| |
| |
| |
Tweeentwintig
Terwijl ik naar huis loop in de miezer, denk ik aan mijn ouders en hoe ik ze straks, wanneer ik thuiskom, dood aantref. Op brute wijze zijn ze om het leven gebracht door een ontsnapte psychopaat of een ontspoorde, doorgedraaide heilsoldate, die de vijf gulden gift voor de collecte te mager vond. Als ik de voordeur wil openen, voel ik al dat het niet pluis is, er ligt namelijk iets in de weg, ik duw de deur met wat meer kracht open en dan ligt daar bijvoorbeeld het hoofd van mijn moeder. In de gang vind ik een slordig afgehakt vrouwebeen met sporen van de tanden van de heilssoldate die getracht heeft het vlees van het bot te knagen. Even verderop ligt een arm en de rest van het lichaam ligt in de keuken, mijn moeders borsten liggen op het aanrecht, haar tepels netjes op een schoteltje alsof het chocolaatjes zijn voor de gasten. Mijn vader is ook flink te grazen genomen, zie ik. Hij ligt verspreid over de woonkamer, de trap en zijn slaapkamer. Ik vraag me af waar hij uiteindelijk vermoord is. Heeft Kolonel Boschhart hem nu in de woonkamer geslacht en is ze daarna met delen onder de arm het huis door getrokken. Of is mijn vader in bed overmeesterd en heeft ze uit blinde waanzin de afgehakte ledematen de trap afgesmeten. In bloed [mijn vaders? mijn moeders?] staat geschreven ‘Bloed en Vuur. William Booth leeft!’ Mijn slaapkamer is ook helemaal overhoop gehaald, waarschijnlijk was Kolonel Boschhart op zoek naar mij, en ik duw alle rotzooi van mijn bed en laat me neervallen en ga eerst lekker slapen, probeer wat uit te rusten. Morgen ruimen we de boel wel op en bellen we de nodige instanties. Begravenisondernemer [de verzekeringspapieren liggen in de middelste kast van de studeerkamer], familieleden [hoewel?], de krant voor de rouwadvertentie [moet ik nog een mooie spreuk uitzoeken], het stadhuis [‘Zou u zo vriendelijk willen zijn twee personen uit het bevolkingsregister te schrappen?’] en mijn chef om een vrije dag te vragen voor de
begrafenis. Zal ik daar eigenlijk speciaal een vakantiedag voor moeten opnemen of krijg ik die kado?
En vlak bij huis zie ik Bart mij troosten, dat ik tegen hem aankruip, dat hij zijn armen om me heen slaat; mijn hoofd rust tegen zijn borst en mooie, grote, troebele tranen stromen als gletsjerijs naar beneden tot het een plasje vormt in zijn navel.
‘Huil maar, huil maar joh.’
Ik til mijn gezicht op, blijf met mijn hoofd contact houden met zijn lijf, zodat er een snotspoor achterblijft op zijn borst en ik kijk hem aan door de tranen heen.
| |
| |
Als ik de voordeur open, ligt er iets in de weg. Adrenaline stroomt, ik word warm van binnen en duw met een kort en ferme inspanning het obstakel weg. Welke ravage zal ik tegenkomen? Het is maar een schoen van mijn moeder. Shit! Ik ga er bovenop staan. De hak breekt af, ik trap hem de gang in tegen het marmeren opstapje naar de corridor. Het geluid scheurt de geborgen stilte. Het is een mooi litteken.
Als ik de volgende dag beneden kom, zijn mijn ouders al uren op. Dat hebben ze sinds half negen laten weten ook! Eigenlijk is het daarna geen moment stil geweest. Mijn moeder verzorgt haar eigen arbeidsvitaminen tijdens de traditionele zaterdagschoonmaak. Mijn moeder klampt zich vast aan tradities. Iedere dag is voor haar eender, maar toch heeft zij in een ver verleden gekozen voorde zaterdag, mijn uitslaapdag, om met veel poeha het hele huis stofen vlekvrij te maken. Mijn vader is nog steeds niet fit en ligt op de bank (zover niets nieuws) onder het groene dekbed (deze aanstellerij is wel nieuw). Zijn ogen zijn gesloten, hij heeft de doodkisthouding weer aangenomen en neuriet tegen de muziek in. Mijn moeder heeft De mooiste koorklanken opgezet, zijn laatste vaderdagpresentje. Ik heb de behoefte om zo snel mogelijk rechtsomkeert te maken, terug naar bed, maar in plaats daarvan neem ik plaats in de fauteuil tegenover de bank en laat aan me knagen. Het huis ruikt naar amoniak. Mijn vader weet niet het ritme van Deo Cantemus te houden; mijn moeder zingt haar eigen wijsjes in de keuken en ik probeer me te concentreren op het eentonige geluid van het geknaag in mijn buik- en borststreek.
| |
Drieentwintig
Mijn moeder zit in de andere fauteuil en vraagt wat ik gedaan heb gisteravond, hoe het was. Ik realiseer me dat ik me er maar bar weinig van kan herinneren. Een paar momenten in een weids, donker gat. Mensen die een onbezonnen strijd aangaan met de tijd. Klagend dat ze met raketsnelheid op de ouderdom afvliegen en ondertussen die ‘o-zo-kostbare tijd’ kwistig verbruiken met niets. Maar wel doen alsof ze zich kostelijk vermaken. De verveling moet verborgen blijven. Wie zich verveelt, is niet volwaardig. Wat heb ik gedaan gisteren? Idealen reiken niet verder dan materiële zekerheden of het overtroeven van de anderen. Apathie, volstrekte lethargie. Noem iets, geef afgelopen nacht een bedoeling, vul de nacht. Ik weet het niet. Ja, ik herinner me de klap en de schop en de meisjes en dat het bier vier duim schuim
| |
| |
had en dat ik me verveelde en pijn kreeg in mijn nek van het hangen. Bij Bart keek ik Filmnet en zag Christophe Lambert in I Love You. Mijn moeder wacht nog steeds op een antwoord, maar ik vind het een beetje gênant om daar nu nog, inmiddels is er meer dan een minuut verstreken, op in te gaan, dus ik zeg niks, pulk aan de stoelleuning. Zij vindt het kennelijk ook gênant om nog langer te wachten op een antwoord en zoekt naar iets anders. Ik zie haar graven. Het maakt niet uit wàt, als er maar gepraat wordt. Waarom begint ze niet over de afgebroken hak in de gang?
‘Zullen we gezellig een potje klaverjassen?’
Ik sluit snel mijn ogen, zucht onhoorbaar en lang, sta heel kalm op, zorg ervoor dat ik haar niet aankijk en stap rustig naar de deur. Ik draai me niet om en maak verder geen geluid. Ik voel mijn moeder staren, doe de deur zachtjes achter me dicht en ren de trap op, mijn kamer in. Godverdegodverdegodver...Ik pak mijn plant [gekregen voor mijn VWO-diploma] uit de pot, de aarde valt op het linoleum, en breek hem doormidden. Daarna probeer ik hem in vieren te knakken, maar dat gaat lastiger. Ik doe er langer over en dat geeft me de tijd te beseffen waar ik mee bezig ben. Ik gooi de plant door het raam de tuin in. Ik zuig de aarde op met de stofzuiger van de eerste verdieping en zet de buis nog even op mijn voorhoofd. Vijftien tellen. Daarna kijk ik in de spiegel naar de ronde cirkel van het vacuüm, net niet in het midden. Ik kijk net zolang naar mijn spiegelbeeld tot de vlek weggetrokken is. Daarna berg ik de stofzuiger netjes op in de logeerkamer. Ik ga voor het raam staan en kijk uit over de Kralingse Plas. Het is zaterdag en het weer is redelijk; het is druk bij de molens en de zeilschool. Trimmers trekken voorbij. Verdomme, hoe kom ik deze dag door?
Voornamelijk slapend. Pas om vier uur daal ik weer af naar de oude luitjes. Mijn moeder houdt het makkelijk vandaag. [Traditie.] Op de salontafel staat een grote plank met boterhammen met gebakken ei. De boterhammen liggen op elkaar en zijn klef. De teevee staat aan: Dynastie. Mijn vader is speciaal voor deze exquise dis overeind gekomen en neemt een slok thee. Ik houd mijn adem in. Hij slurpt, kauwt en slikt. Het lijkt een volledige symfonie. Ik pak de afstandbediening en voer het volume op. Mijn vader eet geen boterham. Mijn moeder reikt er een aan, hij weigert het aan te pakken [geef hem eens ongelijk]. Mijn moeder wappert de boterham voor zijn wazige, schele ogen en roept constant ‘oehoe’, alsof dat de eetlust bevordert. Zelfs ik leg mijn boterham terug. Mijn vader kijkt scheler en scheler en lijkt langzaam onder hypnose te raken van de dansende boterham voor zijn ogen. Mijn moeder ontgaat dat
| |
| |
en zegt: ‘Oehoe.’ Hup, daar zakt mijn vader naar rechts en begint spastisch te schudden. Hij is weg. Mijn moeder smijt de boterham terug op de plank en probeert het kunstgebit uit mijn vaders mond te wrikken. Daarna moet hij op zijn zij.
‘Kom op Frans. Daar gaan we weer.’
Zij probeert de moed erin te houden met haar misplaatste uitspraken, maar ze staat mooi voor joker. Ik doe alsof ik te hulp schiet, maar sta een beetje onwennig te sjorren. Wat doe jij zoal in je vrije weekend? Op teevee is Krystle mesjogge geworden en weggelopen. Close-up van Blake. Hij ziet er moe, verslagen en stokoud uit.
‘God, Krystle. I thought we had more time.’
| |
Vierentwintig
Erik helpt zijn moeder met het hijsen van zijn vader in buurmans Jaguar. Daarna kijkt hij toe hoe de buurman met Eriks vader en moeder naar het ziekenhuis rijdt. Het was niet zo'n zware toeval, de toestand is niet kritiek, maar de huisarts vond het verstandiger, met name gezien de verhoogde frequentie van toevallen in korte tijd, om de patiënt een poosje ter observatie in het ziekenhuis te houden. Erik heeft het koud zonder jas en gaat naar binnen. Daar ruimt hij de kamer op, doet de afwas en gaat op de bank zitten. Hij vraagt zich af hoelang Frans Lodewijck van de Elburg in het ziekenhuis zal moeten blijven. Hij verkeert in een vreemde overwinningsroes. Hij wil juichen, maar voelt zich duizelig worden. Hij gaat op de bank liggen. Erik krijgt een opgeblazen gevoel in zijn borstkas en veegt zijn neus af aan zijn mouw. Hij staart naar het plafond en voelt zich leeg, volkomen leeg. Het plafond wordt waziger en waziger. De telefoon rinkelt op de gang. Erik hoort het niet, want hij denkt: er is geen zwaartekracht; de zon komt ook op. Tranen stijgen op.
richard dekker
|
|