| |
| |
| |
Laterna magika
Uit het duister doemt een imposant gebouw op. Volgens de studente die vooraan loopt zal dat het cultuurpaleis zijn. Het rechthoekig bouwwerk kent geen verfraaiing en het ‘Palac Kultury’ op de voorgevel bevestigt het uitgesproken vermoeden. Voor de ingang staat een groep jongeren te wachten. Reisleider Vita kijkt op zijn horloge en sommeert hen op te schieten, want de voorstelling kan ieder moment een aanvang nemen. Zijn gebroken Nederlands wekt eerder de lachlust op dan dat het de groep aanzet tot een snelle binnenkomst. Door de draaideur druppelt het gezelschap de foyer binnen. Deze oogt chic met haar hoogpolig tapijt en het deftig geklede personeel. Dat spoort met vriendelijke woorden de bezoekers aan voort te maken. Zonder Dudu uit het oog te verliezen laat Michel zich meevoeren door de stroom. Die leidt via de trap naar boven. Aan de wanden hangen overal affiches met de aankondiging van de voorstelling. ‘Odysseus’ staat er op de goudkleurige poster, die door wild gekras met een zwarte stift de indruk wekt in de gauwigheid te zijn ontworpen. Het hoofd van de held uit het Griekse epos is onderwerp van de tientallen avonturen die hij beleefde. In zijn rechteroog doolt een geit, zijn wenkbrauw bestaat uit koene strijders op het slagveld en het haar golft als het water van een onstuimige zee. De groep verspreidt zich over de verschillende ingangen. In het kielzog van Dudu betreedt Michel een immense ruimte. De zaal loopt langzaam af en is afgeladen met publiek. Het gefluister van de wachtenden verstomt doordat het licht in de zaal zwakker wordt. Haastig loopt Michel door het gangpad, links en rechts speurend naar een zitplaats. Hij schiet een rij in en zakt weg in het pluche van de stoel. Wanneer hij omkijkt ziet hij hoe Dudu naast hem komt zitten. Ook zij blikt direct naar het gangpad. Ze wuift naar Silvia, want naast haar zijn nog enkele plaatsen vrij. Maar waarschijnlijk is het reeds te donker; Silvia ziet haar niet. Dudu maakt een
berustend gebaar, alsof ze wil zeggen dat het niet zoveel uitmaakt en het zo ook goed is. ‘We zijn gelukkig net op tijd,’ fluistert ze. Haar zachte stem klinkt zo dichtbij dat Michel ervan schrikt. Hij knikt zonder zijn blik van het toneel af te wenden. Daar verschijnt Odysseus, gevangen in de grot van Calypso. Een vrouw met lange blonde haren danst om hem heen. Poseidon duikt op uit een golvend doek en maakt bezwerende gebaren naar de held, die zich aan de dansende nimf tracht te onttrekken. Vanuit alle hoeken van het theater begeleiden indringende klanken de tweestrijd die Odysseus verscheurt. Ondersteund door een geraffineerde lichtval verandert het decor plotseling in een boot met roeiende bemanning. Odysseus staat op de voorplecht en tuurt als een
| |
| |
Indiaan naar een denkbeeldige horizon. De morgenstond geeft kleur aan de schimmen die Michel omringen. Ook Dudu treedt uit de anonimiteit. Ze zit enigszins onderuit gezakt en heeft haar benen over elkaar geslagen. Haar zeegroene rokje valt tot op haar knieën. De ene arm ligt op de leuning van de stoel naast haar, de andere rust op haar dijbeen. Het hoofd hangt scheef boven de romp en haar kin steekt af tegen de donkere achtergrond.
Om klokslag één uur stopte zondagnacht de bus voor hotel Dukla. Ze waren opgewacht door een jongeman die hen welkom heette. In de slecht verlichte hal had hij de vermoeide reizigers vanaf de trap toegesproken. Hij stelde zich voor als ‘Wiet’. Het uitspreken van zijn naam veroorzaakte grote hilariteit onder de studenten. Na de lange busreis was de associatie met de soft drug voldoende om het melige gezelschap in lachen te doen uitbarsten. Vita liet zich echter niet uit het veld slaan, hij negeerde zijn onverwachte succes als conferencier en ging over tot het uitdelen van de sleutels van de hotelkamers. Zijn pretogen, zijn onvermoeibare inzet en de ambitie waarmee hij zijn woordenschat vergrootte, zorgden ervoor dat hij binnen een dag de harten van de studenten stal. Zeker nadat ze vernomen hadden dat hij de Nederlandse taal had geleerd met behulp van leerboeken die door het technisch onderwijs werden gebruikt, werd hij op handen gedragen. Maar hoe sympathiek zijn voorkomen ook was, hij kon niet verhinderen dat de leden van faculteitsvereniging Laus Stultitiae op iedere afspraak te laat kwamen.
Michel was die nacht niet met de groep studenten meegegaan die eufemistisch hadden aangekondigd het Tsjechische bier te gaan proeven. Hij deelde de kamer met Peter, de meegereisde docent. Die had nog wel trek in Budvar, zodat Michel de kamer voor zichzelf had. In een badjas wandelde hij over de gang, af en toe een reisgenoot begroetend. Uit de betrokken vertrekken klonken opgewonden stemmen van studenten die het blijkbaar nog niet eens waren geworden wie op welk bed zou gaan slapen. Waarschijnlijk door hun leeftijd hadden Michel en de docent het voorrecht een kamer met zijn tweeën te delen, want in de meeste kamers sliepen vier of vijf personen. Terwijl hij zich ontspande onder de hete straal water besloot hij direct te gaan slapen en het nachtleven te laten voor wat het was. Hij nam het besluit voordat hij wist wat Dudu zou gaan doen; hij wilde niet dat zijn keuze van haar gedrag zou afhangen. Toen hij terug naar zijn kamer liep, kwam hij haar op de gang tegen. Ze lachte naar hem, schudde even met haar hoofd en wenste hem welterusten. Hij keek haar na en zag hoe ze met een huppelpasje in haar kamer verdween.
| |
| |
De volgende morgen betrad Michel als één van de eersten de eetzaal. Hij prees zich met het besluit van de vorige avond toen ze niet veel later bij hem aan tafel kwam zitten. Ze zag er geweldig uit en zo voelde Michel zich. Hij dronk koffie en ontspannen vertelde hij haar het eerste dat hem te binnen viel. Hij wist niet eens waarom hij wat zei en er zat weinig verband tussen de korte verhalen. Maar dat kon hem niet schelen en haar blijkbaar ook niet, want ze luisterde geamuseerd en lachte om zijn woorden. Hij keek toe hoe ze haar brood smeerde en hij schonk thee voor haar in. Ze keek hem aan terwijl ze hem bedankte. Hij verloor zich in haar blik en ze sloeg haar oogleden neer.
Tijdens een rondrit met de bus hadden ze Praag voor het eerst bij daglicht aanschouwd. De stad maakte zo'n verpletterende indruk op Michel dat hij voor een paar uur Dudu vergat. Ze verscheen pas weer op zijn netvlies toen ze met een tiental studenten in de rij stonden om geld te wisselen. Op de donkere spijkerbroek die strak om haar taille zat, droeg ze een ribfluwelen, bruine jas. Die knoopte ze open, want het was warm in het bankgebouw en ze vorderden maar matig in de lange rij. Dudu had een blos op haar wangen en ze praatte met Silvia terwijl ze met haar paspoort op haar hand tikte.
Na een lezing over de Fluwelen Revolutie op de Karelsuniversiteit hadden ze een paar uur vrijaf gekregen. De studenten hadden zich verspreid en Michel wandelde alleen door het oude stadscentrum. Hij was op een plein uitgekomen dat naar de naam Starometské namesti luisterde. De gebouwen die het plein omringden waren van een overweldigende schoonheid. Voorgevels van huizen waren in pastelkleuren geschilderd. Het oude stadhuis was een bizarre verzameling van bouwstijlen. De toren die het gebouw domineerde viel geheel buiten de toon bij de later aangebouwde delen. Een astronomisch uurwerk was in de voet van de toren aangebracht. Toen de klokken luidden zag Michel de twaalf apostelen defileren. De houten beeldjes waren even snel weer verdwenen als ze door één van de luiken naar buiten waren gekomen. ‘Ook Judas Iskariot doet hier ieder uur zijn ronde,’ had Michel met een glimlach gemompeld. Aan de overzijde van het met donkere keien bestrate plein trok een groepsstandbeeld Michels aandacht. Een stenen trap was om het beeld heengebouwd. Een duif wipte van de ene trede op de andere, alsof hij een spelletje speelde. Over Jan Hus en de zijnen waakte een gotische kerk met twee torens. Er waren barokke spitsen aan toegevoegd, die het bouwwerk een sprookjesachtig karakter gaven. De rococo-ornamenten deden Michel duizelen; hij wendde de blik af en sloot de ogen. Nadat hij diep adem had gehaald, keek hij om zich heen. Hij stond precies midden op het plein. De hoeveelheid torentjes en andere versie- | |
| |
ringen, de fraaie gevels van de huizen, de late middagzon die verbleekte boven de middeleeuwse wijk, de serene rust die heerste op de open ruimte, het klapwieken van een vogel die neerstreek op de rand van een dakgoot, dat alles gaf hem een vol, gelukkig gevoel. Hij ervoer een besef van vrijheid zoals hij dat niet eerder ervaren had en draaide op één been een paar maal om zijn as. Een voorbijganger keek
hem stomverbaasd aan. De man duwde zijn vilten hoed wat naar achteren en schudde zijn hoofd terwijl hij verder liep. Wat de man van hem dacht kon Michel niet schelen, hij stond hier maar één keer in zijn leven op 5 februari 1990 op één been rond te draaien. Hij zou hier terug kunnen keren en opnieuw als een ooievaar zijn blijdschap kunnen tonen, maar nooit meer zou hij dat zo beleven zoals hij dat nu deed. Bewust van die vrijheid maakte hij enkele sprongen en slaakte een kreet. Zijn stem weerkaatste tegen de muren en enkele passanten keken naar hem. Tot bedaren gebracht door hun schichtige blikken stak hij het plein verder over. Met zijn rug leunde hij tegen het zacht gele pleister van een groot pand. Hij vouwde zijn winterjas op, legde hem op straat en liet zich door de knieën zakken. Hij sloeg de inwoners gade die uit allerlei hoeken opdoemden en weer op even geheimzinnige wijze uit het zicht verdwenen. Het leek wel alsof ze een geheim bewaarden dat ze niemand wilden vertellen, zo geruisloos passeerden ze Michel.
Hij herkende haar aan de jas die ze over haar arm droeg. En aan haar aarzelende pas die door de grootte van de onbebouwde ruimte nog trager leek. En aan het halflange haar dat haar oren geheel bedekte. En aan de groene jas van Silvia die naast haar liep. Hij vouwde zijn handen om zijn knieën en maakte zich ongewild wat kleiner. Ze stopten voor het oude raadhuis, bewonderden het uurwerk en liepen verder in zijn richting. Hij dacht dat ze hem al gezien hadden en juist op het moment dat hij overeind wilde komen om hen te begroeten, bogen ze af van de denkbeeldige lijn die ze volgden. Op de stenen trappen voor het standbeeld aten ze een sinaasappel. Terwijl Dudu de vrucht pelde maakte ze Silvia attent op iets aan de overzijde van het plein. Ze had haar jas naast zich neer gelegd. Een zwarte sjaal bungelde nonchalant om haar hals. Van het beige truitje had ze de mouwen omhoog geschoven en ze richtte haar gezicht naar de zon. Een groepje studenten streek bij hen neer op de brede treden. Michel kwam overeind en sloot zich aan bij de leden van de vereniging. Hij had zwijgend toegekeken hoe ze de sinaasappel at. Het sap spatte uit de schijfjes en hij had er onopvallend een foto van gemaakt.
's Avonds waren ze met z'n vieren uitgegaan. Peter, Silvia, Dudu en Michel verlieten om een uur of zeven het hotel. De docent had dit op touw gezet tijdens het avondeten en Michel
| |
| |
had glimlachend met het voorstel ingestemd. Ze liepen door de donkere straten zonder een idee te hebben waarheen ze op weg waren. Op veel plaatsen waren de voetpaden overspannen door steigers. De dikke planken lieten geen enkel licht door, zodat Michel het idee had dat hij door een slecht verlichte tunnel liep. De overdekte tocht kwam plotseling ten einde en het viertal betrad een langwerpige, open ruimte, waarvan Michel begreep dat het het Wenceslasplein moest zijn. Het rechthoekige plein liep aan het einde langzaam op. Even verderop stonden mensen in een kring. Ze staken kaarsjes aan bij een nationale vlag, die recht naar beneden hing. Rond de vlag en tussen de kaarsen waren bloemen neergelegd voor landgenoten die zich tegen de communistische dictatuur hadden verzet en daarvoor de tol hadden moeten betalen. De gezichten op de foto's kregen door het flakkerende kaarslicht een luguber uiterlijk, zodat het leek alsof de mannen misdadigers in plaats van slachtoffers waren. Dudu trachtte wijs te worden uit een tekst die onder een foto stond. Een vrouw van middelbare leeftijd was haar behulpzaam en legde in gebroken Engels uit wie de man was en wat hij gedaan had. Ze had beleefd geknikt en af en toe een vraag gesteld.
Peter had 's middags van een collega op de Karelsuniversiteit de naam van een goede Weinstube vernomen. Die moest hier ergens in de buurt zijn, zo had hij al enige keren gezegd. De collega had hem gewaarschuwd dat de Weinstube van de straat slecht zichtbaar was, want het huis had geen ramen.
Ze waren in een labyrint van nauwe straten verzeild geraakt. Telkens nadat ze een tijdje hadden gelopen was het alsof ze op dezelfde plaats uitkwamen. Maar wanneer ze op een straathoek halt hielden en goed om zich heen keken, was er altijd wel een gevel die er anders uitzag of een antieke lantaarn die bij een eerdere oriëntatie daar nog niet had gestaan. De stad leek behekst, het was alsof ze rondjes liepen op een toneel waarvan de decorstukken traag langs elkaar schoven. De inwoners lagen reeds op bed of verkeerden elders, de oude wijk was nagenoeg verlaten. Het kraken van een poortje op een binnenplaats, het geblaf van een hond, en het bellen van een tram ergens in de verte waren de enige geluiden die hen bereikten. In een nis van een wat bredere straat verwezen brandende kaarsen naar recente gebeurtenissen. Peter stopte en wreef peinzend over zijn kin. Silvia en Dudu keken spottend naar hem. Door het drentelen kon Michel maar weinig weerstand bieden aan een opkomend gevoel van weerspannigheid. Er passeerde een man en Michel sprak hem in het voorbijgaan aan. ‘Meneer, weet u waar het huis zonder deur is?’ vroeg hij in het Engels. Zwijgend en zonder zijn pas te vertragen liep de man door. Het groepje barstte in lachen uit. Peter stond wat
| |
| |
verdwaasd te grinniken, terwijl hij tegen een stang van een hek leunde dat moest verhinderen dat voetgangers ergens anders dan op zebrapaden de straat over zouden steken. Silvia ontblootte hikkend haar tanden en wekte de indruk hier voorlopig niet mee op te houden. Dudu stond ontspannen met haar handen in haar jas en herhaalde lachend de vraag die Michel gesteld had. Toen legde ze zomaar haar hoofd op zijn borst. Hij inhaleerde de geur van het haar dat zijn gezicht raakte. In zijn maagstreek begon iemand viool te spelen en hij stopte abrupt met lachen. Hij had nog iets over het lemen gezicht van de man willen zeggen, maar slikte de woorden in. Hij had steun gezocht bij de stang waarop Peter was gaan zitten.
Zoals tijdens het zoeken naar de Weinstube was de sfeer in de kelder ontspannen. Op een luidruchtig groepje mannen in te vlotte kostuums na waren ze de enige gasten. Ze bestelden een karaf met rode wijn, waarvan de ober zei dat hij de beste uit Slowakije was. Ze babbelden over wat ze gezien en gedaan hadden die dag. En wat ze morgen zouden gaan doen. Peter had veel plannen en Michel beperkte zich voornamelijk tot luisteren. Dudu en Silvia hadden het over een studente die Michel niet kende. Toen de ober nerveus op zijn horloge begon te kijken, stapten ze op. Ze hielden een taxi aan en Michel zat voorin. Met enig kunst- en vliegwerk was hij erin geslaagd om met de chauffeur een conversatie te voeren.
Flarden mist onttrekken het schip aan het oog van de toeschouwers. Het schaarse maanlicht is het enige baken in de donkere nacht. Een gedaante met gemaskerd gezicht duikt op in het midden van het toneel. Andere schimmen voegen zich bij hem en scharen zich rond Odysseus die angstig om zich heen kijkt. Bang voor de bewoners van Hades' duistere woning rent hij in het rond, totdat een oude vrouw hem tot rust maant. Hij lijkt haar te willen omhelzen, maar zijn poging mislukt en de oude vrouw wordt opgenomen door de duisternis.
Terwijl een groep mannen op het strand rust, klimt langs het toneeldoek de zon die haar stralen in de zaal werpt. Dudu is gaan verzitten. Maar haar hoofd hangt nog even scheef boven de romp. Bewegingloos staart ze naar het toneel. Waar denkt ze aan? Of is ze vrij van gedachten en concentreert ze zich volledig op hetgeen zich voor hen afspeelt? Zou ze zich zo bewust zijn van zijn aanwezigheid als hij van die van haar? Of had op zijn stoel net zo goed Silvia, Peter, of wie dan ook kunnen zitten?
Ze wekt de indruk dat het haar niet uitmaakt. Waarom zou het eigenlijk ook, ze kent hem immers nauwelijks. Michel maakt een beweging met het hoofd, alsof hij de prangende vragen van zich af wil schudden. Het heeft ook geen zin om te zoeken naar antwoorden die er niet
| |
| |
zijn. Twijfel is nooit een goede raadgever geweest. Hij richt zijn aandacht op het schouwspel en ziet hoe de held zich in een nieuw avontuur stort.
De dageraad had dinsdag veel te vroeg door zijn roze vingers gegluurd. De bedoeling was dat de groep al vroeg in het centrum zou zijn. Daar zou een vertegenwoordiger van Burgerforum een lezing houden over de toekomst van Tsjecho-Slowakije. Om onduidelijke redenen had de lezing op het laatste moment geen doorgang kunnen vinden. Ze verlieten met enkele andere studenten het hotel en liepen naar het metrostation. Pauline, een vriendin van Dudu en Silvia, was erbij. En ook Henk had zich bij het groepje gevoegd. Hij was een zeer teruggetrokken jongen die niet erg zijn weg wist te vinden in de bonte verzameling van subgroepen die tijdens de reis ontstonden. Evenals de vorige dag was het prachtig weer. De reiscommissie had gewaarschuwd voor koude winters die Praag konden teisteren en Michel had zijn kleding daarop afgestemd. De raad was echter niet nodig geweest. Van kind af aan associeerde hij de bewoners van de Oosteuropese landen met mensen in saaie winterjassen en met donkere beremutsen op hun hoofd. Die stonden uren in de sneeuw te wachten voordat ze een brood of een pond vlees konden kopen. Hij had het idee dat hij nu gestraft werd voor dat simpele beeld. Terwijl hij de trap in het metrostation afdaalde, trok hij zijn jas uit en sloeg hem over de arm. Op het perron werden ze omringd door een groepje vrouwen die ogenschijnlijk in een verhitte woordenstrijd verwikkeld waren. De klanken van de Slavische taal galmden in de lege ruimte. Aan de betonnen wand naast het spoor werden de letters van de naam van het station verwijderd. ‘TTWALDOVA’ stond er nu te lezen en een man in een blauwe overall hakte met forse slagen op de ‘T’ in. Dit tot genoegen van de wachtenden want links en rechts werd de man aangemoedigd. Praag herschreef een hoofdstuk van haar geschiedenis. Aan het einde van het perron bevond zich een digitale teller. Precies op het moment dat de gele cijfers ‘120’ aangaven, denderde de metro het station binnen. In de
wagon hing een penetrante zweetlucht die Michel bijna deed kokhalzen. De zitplaatsen waren tegenover elkaar geplaatst zodat er meer ruimte om te staan was. Het Nederlands maakte hen tot het middelpunt van de belangstelling. Mannen met aktentassen op schoot en vrouwen in modieuze kleding namen hen vorsend op. Aan hun blikken was te zien dat ze uit de taal met de merkwaardige keelklanken het land van herkomst trachtten op te maken. Door de starende reizigers voelde het groepje zich enigszins opgelaten. Dudu wisselde een blik van verstandhouding met Michel. Ze had een bandje in het haar waardoor ze een pony had. Michel lachte
| |
| |
naar haar alsof hij wilde zeggen dat hij er ook niets aan kon doen dat iedereen naar hen keek. Hij wilde iets tegen haar zeggen, maar de ondergrondse maakte teveel lawaai om zich verstaanbaar te kunnen maken. Toen de metro opnieuw tot stilstand kwam gaf Peter een teken dat ze moesten uitstappen. Michel staarde naar de kaart waarop de verschillende lijnen waren aangegeven en Dudu trok aan de mouw van zijn trui. ‘Kom Michel, straks raken we je nog kwijt,’ zei ze en ze ging hem voor de roltrap op. Die was verschrikkelijk lang, zodat Michel de indruk had dat ze in het binnenste van de aarde waren uitgestapt. ‘Had je dat dan erg gevonden?’ vroeg hij even later. Ze draaide zich naar hem toe en keek hem aan. Er speelde een glimlach rond haar lippen. Maar ze zweeg en Michel trachtte in haar ogen te lezen wat ze dacht. Silvia zei iets over een vrouw die hen op de parallelle roltrap tegemoet kwam en Dudu wendde haar blik van Michel af.
Ze dronken koffie in een restaurant dat uit de tijd van de dubbelmonarchie stamde. Het interieur had iets voornaams, evenals de kelners die in deftige zwarte pakken de bezoekers bedienden. Pauline vertelde wat ze gisteravond had gedaan. Ze was met enkele vriendinnen naar de opera geweest. Ze had een geweldig spektakel gezien dat ze niet graag had gemist. Ze leek vooral erg ingenomen met de toegangsprijs. Die bedroeg niet veel meer dan de prijs van een halfje gesneden wit in Nederland. Michel luisterde met één oor naar het verhaal van Pauline. De stortvloed van de studente kon hem maar matig boeien en hij richtte zijn aandacht op de plattegrond van Praag die Peter op tafel had gelegd. Met zijn vinger volgde Michel de richting waarin ze zouden moeten lopen om op tijd bij het presidentieel paleis te zijn. Daar zouden ze omstreeks het middaguur een rondleiding krijgen. Dudu kwam op haar hurken naast hem zitten en vroeg hoe ze moesten lopen. Ze legde haar bovenarm tegen de zijne op tafel. Hij durfde hem niet te verroeren, zodat het leek alsof zijn linkerzijde verlamd was. Haar kin rustte op haar arm en ze luisterde aandachtig naar zijn uitleg. Ze vroeg waar de Karelsbrug was en zei dat ze die graag wilde zien. Michel wees op een witte streep die het blauw van de Vltava onderbrak. De brug lag precies op hun route, zo beduidde Michel en hij onderdrukte de neiging om een haarlok achter haar oor te duwen. Ze knikte instemmend en ging weer op haar stoel zitten. Met Pauline en Silvia overlegde ze wat er vrijdagmiddag georganiseerd zou moeten worden, want dat was het enig overgebleven dagdeel waar nog geen invulling voor was gevonden. Silvia stelde voor de middag open te laten en Michel had ongevraagd zijn mening gegeven en met het voorstel ingestemd.
Door een grauwe, zwarte poort liepen ze de Karelsbrug op. Aan de overzijde van de
| |
| |
Vltava lag op een heuvel een complex van gebouwen. Een kathedraal met twee torens werd omringd door een slot met witgepleisterde muren. Daarin zaten minuscule ramen, voor het oog nauwelijks zichtbaar. De enorme omvang van het complex imponeerde Michel, zoals het waarschijnlijk velen voor hem had gedaan. Het had een geheimzinnige uitstraling, die mede veroorzaakt werd doordat er vanaf de brug geen enkel teken van leven waarneembaar was. De brug was versierd met beelden van personen die een historische of religieuze betekenis hadden, zo maakte Michel uit de onderschriften op. Ze keken vanaf hun sokkel op de passanten neer, alsof ze de aardsheid van de voorbijgangers wilden benadrukken. Er zat een lichte buiging in de brug bij het beeld van Johannes de Doper. Schuin achter het beeld bevond zich een geel geverfd huis. Het stond aan de oever van de ondiepe rivier en het was bedekt met rode dakpannen. ‘Wat een mooie plaats om te wonen,’ zei Dudu en zuchtte. Ze stopte en keek verliefd naar het huis. Michel knikte instemmend en las Život je jinde op een houten bordje dat aan de gevel was bevestigd. Dudu draalde, maar Silvia zei haar voort te maken, want de tijd begon te dringen. Het gevoel dat hem gisteren op het Oude Stadsplein had overvallen, kwam met een zelfde intensiteit terug. Hij snoof de Praagse winterlucht op. Hij rook de rivier, en de vrijheid. Er waren zoveel dingen die hij wilde gaan doen en de mogelijkheden leken onbeperkt. In de zomer zou hij terugkeren naar deze stad, dat stond nu al vast. Dudu zou hem daarbij vergezellen. Ze zouden naar de Hoge Tatra reizen, waarvan Vita gezegd had dat ze erg mooi was. Met de trein zouden ze het hele land doorkruisen. Ze zouden door Brno, Košice en Bratislava wandelen en in oude hotels overnachten. Aan het einde van de brug sprong hij op de stenen leuning en nam een bespottelijke houding aan. Het groepje schoot in de lach. Peter maakte een opmerking die Michel niet
kon horen en zelfs van Henk maakte vrolijkheid zich meester. Dudu en Silvia zette het op een lopen en renden gillend onder de poort die toegang tot het stadsdeel gaf. Peter haalde zijn schouders op en schudde met zijn hoofd om aan te geven dat hij het allemaal niet zo goed kon volgen. Maar Michel gaf hem een klap op de schouder en beval hem grijnzend dat hij niet moest zeuren.
Na een paar oplopende straten waren ze bij een soort trap aangeland. De treden waren zo breed dat je het eigenlijk geen trap kon noemen. Links van hen lag een park dat gedomineerd werd door een merkwaardig duplicaat van de Eiffeltoren. Alleen het bovenste deel van de ijzeren toren was zichtbaar, alsof een reus hem met een enorme hamer in de grond had geslagen. Over de kronkelende paden wandelden mensen; anderen zaten op het gras en lazen de krant of aten een broodje. Een vrouw leunde tegen een kastanjeboom en wekte de
| |
| |
indruk hem te willen omhelzen. Vogels kwamen af op de stukjes brood die een oude man in het gras wierp. Zonder te landen pikten ze in de vlucht het voedsel van de grond. Soms liet er één een stukje vallen, met een spectaculaire duik tot gevolg. De klim was lang en het groepje slofte traag omhoog. Bovenaan draaiden ze zich om en keken uit over de stad die zich tot de horizon uitstrekte. Op de voorgrond torende een kerk met een koepeldak boven de omringende gebouwen uit. Door het zonlicht kleurde haar lichtgroene koepel bijna wit. Michel leunde met zijn ene hand op een muurtje en met de andere wees hij Dudu welke weg ze hadden afgelegd en waar hun hotel was.
Voor het presidentieel paleis bevond zich een plein, waarop twee politiewagens stonden. Bij de poort stonden jonge mannen in uniform op wacht. Michel blikte door de spijlen van het hek in de hoop een glimp van de president op te vangen. Het groepje was doorgelopen, aangezien het al over twaalven was en de gids hen bij de St.-Vituskathedraal stond op te wachten. Pauline had hem een beetje snibbig toegevoegd dat hij het dan zelf maar moest weten. Ze waren net de hoek om toen één van de grote ramen op de tweede etage werd geopend. Een man in een donkerblauw kostuum keek naar buiten. Michel zette zijn handen aan zijn mond en schreeuwde ‘meneer Havel’ in het Engels. De president zwaaide naar hem en Michel meende een glimlach onder zijn snor te zien. Hij beantwoordde de groet van de toneelschrijver, maar vergat het moment vast te leggen. Dat bedacht hij pas toen hij op een drafje het groepje achterna liep. Hij haalde ze nog voor de kathedraal in en hijgend deed hij verslag van de gebeurtenis. Niemand geloofde hem en Peter vroeg spottend of hij ook de groeten van Olga had gehad. Bewijzen had Michel niet, want op het plein was niemand van de gebeurtenis getuige geweest. De schildwachten hadden zelfs geen spier van hun gezichten vertrokken toen Michel staande op de betonnen rand waarin het hekwerk was geplaatst de naam van de president had geroepen. Hij hield vol dat het allemaal echt gebeurd was, maar zijn verhaal werd overstemd door het oorverdovende lawaai van een helikopter die zeer laag overvloog. ‘Dat is minister Baker,’ zei Peter. Michel wist niet of de docent meende wat hij zei of dat ook deze opmerking schertsend bedoeld was. Michel zocht hulp bij Dudu en beklaagde zich bij haar dat niemand hem wilde geloven, terwijl hij toch zo'n eerlijke jongen was. Hij sprak met een ironische ondertoon die haar niet kon ontgaan. Toch wilde hij graag van haar horen dat ze hem geloofde. Daarom hield hij aan toen ze om zijn verhaal
lachte, maar geen antwoord op zijn vraag gaf. Uiteindelijk gaf ze toe en Michel meende irritatie in haar ogen te zien toen ze hem aankeek en zei dat ze hem geloofde.
| |
[pagina 22-23]
[p. 22-23] | |
| |
| |
Ze waren de laatsten en Vita maakte hen een verwijt dat echter door zijn pretogen ontkrachtigd werd. Een vrouw met lang zwart haar leidde hen rond door het complex. Michel kon zich slecht concentreren en het Engels ging hem iets te snel. Haar uiteenzettingen stonden bol van de jaartallen en andere feiten die hem maar matig konden boeien. Zijn hoofd zal vol impressies. Hij was moe van al die indrukken en hij verlangde naar zijn hotelbed om tot rust te komen. Hij wilde de zaken eens op zijn gemak op een rijtje zetten. Hij had daarnet niet zo moeten doorzeuren, dat was dom van hem geweest. Hij kon beter een tijdje bij haar uit de buurt blijven, anders jaagde hij Dudu alleen maar weg. Het moest op een natuurlijker weg gaan dan die hij nu bewandelde. Dat ongevraagde profileren zou haar op den duur gaan opvallen en dan was het te laat. Waarom had hij niet wat meer geduld? Als hij maar de tijd nam, dan kwam alles vanzelf goed.
Hij liet de gids voor wat ze was en sjokte lusteloos achter het gezelschap aan. Onverschillig observeerde hij de uiteenlopende architectuur en hij keek een voorbijganger na die haastig een plein overstak. Voor een poort zat een man in een bontmantel op een houten bankje. Hij had een lange baard en staarde naar een oude man die even verderop gefixeerd naar de achter de poort liggende binnenplaats keek. Michel verloor bijna de groep uit het oog, maar belandde nog net op tijd in de troonzaal. 's Avonds wist hij zich niet veel van dit bezoek te herinneren. Alleen was het hem opgevallen dat de houten vloer verschrikkelijk gekraakt had.
Het reusachtige gordijn schuift dicht en applaus klinkt op. Door een opening in het doek verschijnen Odysseus, Pallas Athena, Telemachos en Penelope. Ze worden gevolgd door een stoet van figuranten. Het licht in de zaal wordt ontstoken, terwijl steeds meer toeschouwers gaan staan. Dudu buigt zich naar Michel. ‘Wat was dat mooi,’ roept ze in zijn oor. Hij stemt met haar oordeel in en alsof er een teken wordt gegeven, staan ze tegelijk op. Michel wijst Dudu op een handvol studenten die in één van de voorste rijen een zitplaats hebben bemachtigd. Bij hen bevindt zich ook Peter. Hij kijkt speurend om zich heen en Michel tracht zijn aandacht te trekken. De docent ziet hem echter niet, maar tuurt langs hem naar het balkon. Dudu maakt aanstalten de rij uit te lopen. Ze pakt haar bruinrode, lederen tas en gebaart naar Silvia. Wanneer Michel haar door het gangpad volgt wekt ze de indruk haast te hebben. Zonder om zich heen te kijken laveert ze door de schuifelende mensen. In de foyer schaft Michel voor een habbekrats de affiche van de voorstelling aan. Vanuit een ooghoek houdt hij Dudu en
| |
| |
Silvia in de gaten. Die kijken echter niet meer op of om en verlaten gezamenlijk het cultuurpaleis. Met de poster onder zijn arm staart hij door één van de ramen naar buiten. De contouren van de twee jonge vrouwen zijn zichtbaar in het zwakke schijnsel van een lantaarn. Wanneer Michel de uitgang bereikt en de koude avondlucht inademt zijn ze reeds door het donker opgeslokt.
giel van strien
|
|