Gods. Een goede stem heeft hij ook en een olijke manier van preken alsof we allemaal wel eens zondigen uit verstrooidheid. Hij gebruikt filosofen in plaats van kerkvaders en dat zet de zonde in een zachter licht. Wat voor vrouw heeft zo'n man? Een verstrooide vrouw? Vooraan zit een schoonheid. De vrouw van mijn eigen dominee is vooral hartelijk. Best mogelijk dat deze vrouw hartelijk is maar haar schoonheid leidt zo af dat je niet aan een karakter denkt, nee, zelfs van achteren is er veel te zien, bruin haar met een zilveren kam opgestoken. En dat haar dat krult maar en krult maar. Ik weet zeker dat de hele kerk naar haar zit te kijken. Ze is lang. De meeste vrouwen zijn kleiner dan ik. Kleine vrouwen zijn schattig maar lange vrouwen kan ik in de ogen zien. Ze kijken recht in mijn ziel, zo voel ik dat. Ik heb tussen twee haakjes een kleine vrouw thuis met wie ik het graag en vaak doe.
Na de dienst vraag ik de dominee of de Mentos geholpen heeft.
‘Een verademing! Al stoort dat gesabbel me niet echt. Een aandachtige schare zuigt, zuigt het Woord naar binnen met een pepermuntje. Drinkt u een kopje mee of bent u al ergens anders uitgenodigd?’
Als ik zijn vrouw een hand geef, zie ik dat ze net als ik geloversogen heeft. Intussen zijn we heel ontspannen op weg naar het huis van Van Aalst. Ik vraag hem of hij de inspiratie van boven krijgt of dat preken vooral bezonkenheid vereist.
‘Het is geen inspiratie, nee, ik houd me vast aan het algemeen menselijke. Als predikant functioneer ik goed maar het leven in Afrika heeft me kritisch gemaakt. Ik ben ongelovig helaas. Helaas en hoera. Ik houd van de eigen verantwoordelijkheid. Dat werkt zoveel beter. En, ik ben van de duivel af.’
Ik huiver en ik zeg dat ik niet graag in zijn schoenen zou staan. Dit is weer een van mijn leugens want ik ben jaloers op zijn openheid.
Ik heb een maand gewacht voor ik terugging naar Van Aalst en zijn vrouw. Nu nodigt zíj me uit voor de koffie. Het valt me op dat ze dure sieraden draagt. Zou ik mijn vrouw eens wat sieraden cadeau doen van ons binnenstromende geld? Nee, zij is aangewezen op soberheid dat staat haar gewoon beter. Van Aalst is in een vrolijke bui, hij wordt weer uitgezonden, hij gaat weer vliegen. Na de koffie geeft hij me een glas cognac en voert me mee naar de tuin. Hij praat met het hoofd naar de grond en af en toe zucht hij. De vraag is of ik goed op zijn vrouw wil passen. Hij heeft namelijk een dubbele dienst aangevraagd. Hij wil daar iets tot stand brengen. Hier thuis slaat zijn ongeloof toe als een ziekte. In Oeganda leeft hij op. De kerkgangers geloven daar echt, je ziet het ze doen, ze knikken en lachen. En de dood is daar niet moeilijk. Van Aalst herhaalt:
‘Niet moeilijk. De hel bestaat niet omdat ik de hel nog nooit genoemd heb. Marloes en ik hebben afgesproken dat ze net als ik haar gang mag gaan. Ze heeft zo haar kansen, je snapt...’
‘Bedoel je met mij?’ vraag ik. En hij antwoordt: ‘Ze mag je graag en je hebt overwicht.’
Hij begint steeds zachter te spreken. Marloes staat in de keuken en hoort hem niet. Als ik afscheid van haar neem, kijk ik haar doordringend aan. En zij kijkt net zo terug. Die deugt niet, denk ik. Dat is grof gedacht! Mensen