Parmentier. Jaargang 19
(2010)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
Kevin Absillis
| |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
die aan de basis liggen van het program van het Belang zijn door de wetenschap immers allang ontmaskerd als vooroordelen, en nationalisme als ideologie is de laatste decennia met evenveel enthousiasme gedeconstrueerd tot een collectieve hallucinatie. ‘Godsdienstkritiek’ daarentegen is zoals bekend als filosofisch genre bij uitstek schatplichtig aan de Verlichting. Terloops kan worden opgemerkt dat Wilders en de kopstukken van het Vlaams Belang voor een stuk zelf appelleren aan deze denkschema's, allicht omdat ze er hun voordeel mee menen te kunnen doen. Wilders noemde zijn partij niet zomaar die voor de Vrijheid. Net zo spelen Dewinter & co. in op de diep in de cultuur van de moderniteit gewortelde gevoelens van ontheemding en identiteitsverlies die zij in hun discours voorstellen als het betreurenswaardige gevolg van een breuk met de Traditie (een breuk waarvan het herstel het sluitstuk van het politieke streven vormt). De vraag of beide houdingen tegenover de Verlichting, die dus als principieel verschillend worden gepresenteerd en gepercipieerd, vergelijkbare effecten en gevolgen kunnen hebben, schijnt in dit soort redeneringen altijd van ondergeschikt belang. Wie de filosofische tweespalt rond de erfenis van de Verlichting zou willen personifiëren kan inspiratie putten uit Lost, de populaire Amerikaanse tv-serie over de belevenissen van een groep mensen die na een vliegtuigcrash belanden op een mysterieus eiland in de Stille Oceaan. Een van de centrale motieven in dit intussen jammer genoeg te uitgesponnen verhaal is de strijd tussen de personages John Locke en Jack Shepard. Dat de naam van Locke een vette knipoog is naar de vader van het liberalisme en de grondlegger van het verlichte denken, hoeft geen betoog. Het lijkt daarnaast niet te vergezocht om in de naam van Shepard een verwijzing te herkennen naar Johann Gottfried Herder, de geestelijke vader van het Romantische volksnationalisme. Wel hebben de scenaristen van Lost de rollen van beide filosofen grotendeels omgedraaid. Shepard wil zijn volk weliswaar beschermen tegen de op het eerste oog vijandige ‘Others’ die het eiland bevolken, maar als chirurg is hij onmiskenbaar de man van de wetenschap die sceptisch blijft tegenover de magische krachten van het eiland. John Locke daarentegen ondervindt na de vliegtuigcrash letterlijk aan den lijve dat het eiland ontsnapt aan iedere rationeel te begrijpen natuurwet. Hij ontpopt zich als de spirituele leider bij uitstek, die meer dan eens lijnrecht tegenover Shepard komt te staan. Door zijn onwrikbare geloof in de Voorzienigheid zal hij mettertijd zelfs bereid blijken om de gemeenschap van The Others te gaan leiden. (Op het eiland in Lost lopen overigens ook nog een Danielle Rousseau en een Desmond Hume rond.) Niet alleen Amerikaanse scenarioschrijvers gebruiken denkers als personificaties van denksystemen. Iets vergelijkbaars haalde Guy Verhofstadt uit in een geruchtmakend essay in De Standaard, | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
dat hij schreef naar aanleiding van het Franse debat over culturele identiteit.Ga naar voetnoot3 Om het ‘identiteitsdenken’ waaraan diverse Europese landen de laatste tijd ten prooi zouden zijn gevallen historisch te duiden (lees: illegitiem te verklaren) ensceneert de voormalige eerste minister en Open Vld-boegbeeld even snel een bokswedstrijd tussen Kant en Herder. (Aangezien nuance niet de inzet is, had in deze clash of ideas trouwens net zo goed John Locke de ring in kunnen worden gestuurd om de eer van de verlichte geesten te verdedigen.) ‘De strijd tussen Kant en Herder,’ schrijft Verhofstadt, heeft ‘het politieke denken van de hele 19de en een groot deel van de 20ste eeuw’ beheerst. Het is de strijd tussen ‘de Volksgeist’ en ‘de Verlichting’, of, nog altijd volgens Verhofstadt: ‘de strijd tussen de ziel van de natie, het verheerlijken van de eigen, nationale identiteit, de superieure geldingskracht van traditie en gewoonte en het geloof in algemene, onvergankelijke, universele menselijke waarden’. Vervolgens voert de politicus Herder op als ‘de grondlegger van het identiteitsdenken’, een Weltanschauung die zich uit in ‘het verheerlijken van de eigen volksaard, het bannen van woorden met een vreemde oorsprong, het herontdekken van de volksliederen, het terugkeren naar het verleden en de zogenaamde authenticiteit’. De ‘identiteitsdenkers’ van vandaag zijn volgens Verhofstadt geestelijke nazaten van Herder: zij hebben de Verlichting niet verteerd, koesteren een aversie tegen ‘democratie en rationeel denken’ en zoeken daarom hun toevlucht in ‘vooroordelen, traditie, obscurantisme [en] conformisme’. Net als Van Istendael hanteert Verhofstadt in zijn essay de Verlichting als een wig om een ideologische tegenstelling te creëren tussen zij die de moderniteit aanvaarden (‘wij’ dus, want tot dit kamp rekent hij zichzelf) en zij die de moderniteit bestrijden. Het retorische effect van dit antagonisme in de culturele sfeer, maar wellicht ook in de politieke, wordt gemakkelijk onderschat. Het is veel krachtiger dan de meer courante tegenstelling tussen ‘links’ en ‘rechts’. Het op een ruimtelijke metafoor berustende begrippenpaar links-rechts suggereert gelijktijdigheid en legitimeert meningsverschillen omdat er een dialoog over denkbaar is. Het onderscheid tussen zogenaamd moderne en antimoderne visies schept echter een onoverbrugbaar, want op temporaliteit berustend verschil. De bestrijders van de moderniteit tonen zich niet alleen onredelijk - wie bestrijdt het onvermijdelijke? - maar ook achterlijk, in de letterlijke zin en al gauw ook in de overdrachtelijke. Het is aan de volgelingen van Herder om zich aan te passen aan het heden, ofwel aan de enige moderne realiteit. Volgens Verhofstadt is heimwee naar tradities - de verdediging van een identiteit - namelijk slechts ‘een symptoom van onze onbekwaamheid de wereld te aanvaarden zoals hij is’. Dit ‘onze’ is maar een vorm van bescheidenheid: niemand kan na lezing van zijn essay twijfelen aan de bekwaamheid van deze posthisto- | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
rische mens. Hoe dan ook creëert Verhofstadt hier niet alleen een monopolie op de werkelijkheid, in dezelfde beweging verzilvert hij het ook. Je bent verlicht, of je bent het niet natuurlijk. | |||||||||||||||||
Op dezelfde oeverIn Vlaanderen lijken vele waarnemers Geert Wilders bekwaam te achten om de wereld te aanvaarden zoals die is. Commentatoren haastten zich om afstand te nemen van zijn ‘vulgaire’, ‘plat populistische’ stijl, maar men vindt dat hij zijn tent toch maar mooi op de juiste oever heeft opgeslagen. Driftig rechts en anti-etatistisch, akkoord, maar binnen de universele spelregels van de Westerse democratie en schatplichtig aan de Amerikaanse en Franse revoluties.Ga naar voetnoot4 Men roemt ook graag zijn parler vrai. Wederom Van Istendael over zijn rechtse noorderbuur: ‘Hij durft harde waarheden te zeggen, die de meeste andere partijen, zeker de linkse partijen, jaren lang hardnekkig niet hebben willen inzien’. Deze harde waarheden slaan uiteraard op de islam. Van Istendael gedraagt zich samen met zijn onafscheidelijke wapenbroeder Benno Barnard in Vlaanderen al geruime tijd als een kampioen van de Harde Waarheid over deze religie. In 2008 noemden beiden de islam in een opiniestuk een ‘versteende’ en ‘door het nazisme geconditioneerde’ godsdienst.Ga naar voetnoot5 Helemaal aan de overkant en wellicht een onafzienbaar stuk stroomafwaarts glinsteren wederom ‘de Verlichting en de democratie’ die ‘uit het bloed van de Europese geschiedenis zijn geboren’. Van de Harde Waarheid kan veel worden beweerd, maar niet dat ze hardnekkig is verzwegen in het centrum van de Belgische politiek. Toch is dit precies wat Van Istendael, Barnard en vele anderen niet ophouden te verkondigen: ‘politiek correcten’ minimaliseren, negeren, dekken toe, ontkennen! Daar kan men zich bij afvragen: hoezo? De allesbehalve in de marge opererende Guy Verhofstadt greep in zijn Tweede burgermanifest uit 1992 de fatwa tegen Salman Rushdie al aan als het ‘ultieme bewijs’ van de ‘onmogelijkheid van de islam om zich in te passen in onze samenleving’.Ga naar voetnoot6 Hij serveerde de islam af als ‘in wezen een intolerante en totalitaire ideologie’, die ‘botst’ met ‘de kulturele, morele en juridische voorschriften’ van de Westerse democratie. In 1989 had diezelfde politicus zelfs gepleit voor het ‘selectief terugsturen van vreemdelingen’.Ga naar voetnoot7 In 2002 vond Yves Desmet het, als politiek hoofdredacteur van de toen nog niet volledig aan de verdwazing prijsgegeven, ‘linkse’ krant De Morgen, al niet meer smakeloos om van ‘kutmarokkanen’ te spreken.Ga naar voetnoot8 Deze scheldnaam had Desmet overigens van de Amsterdamse wethouder Rob Oudkerk. De laatste had in maart 2002 het woord ‘kutmarokkanen’ laten vallen in het televisieprogramma Twee Vandaag, weliswaar zonder te beseffen dat zijn microfoon aanstond.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
Het werd al vaker opgemerkt dat de flinkheid waar de kampioenen van de Harde Waarheid zich anno 2010 nog op willen laten voorstaan, allerminst avant-gardistisch is, en intellectueel gesproken ook weinig flink omdat sinds mensenheugenis niemand zich nog het etiket ‘politiek correct’ heeft durven toe-eigenen.Ga naar voetnoot10 De aan de Universiteit van Gent verbonden politieke wetenschapper Sami Zemni legde dit recent helder uit in zijn boek Het islamdebat.Ga naar voetnoot11 Bij de aangehaalde uitspraken van Verhofstadt en Desmet werden ook in Een leeuw in een kooi. De grenzen van het multiculturele Vlaanderen (2009) belangwekkende aantekeningen gemaakt.Ga naar voetnoot12 In deze essaybundel ontrafelt een team van sociologen, antropologen, politicologen en andere wetenschappers en publicisten de verzwegen aannames en verborgen agenda's die het Vlaamse debat over multiculturalisme tekenen. Het resultaat is een nuttige poging om de perverse kanten van allerlei ‘goede bedoelingen’ bloot te leggen, de legitimeringstrategieën van islamofobie aan te klagen of het essentialisme van identiteitsvertogen te ondermijnen. Het is bovendien, helaas, nog lang niet overbodig om te wijzen op de stuitende vormen van discriminatie, sociale onrechtvaardigheid en intellectuele oneerlijkheid waarmee ‘allochtonen’ in het hart van Europa te maken kunnen krijgen. Opmerkelijk is echter dat de schrijvers die in Het islamdebat en Een leeuw in een kooi het woord voeren op hun beurt op de erfenis van de Verlichting beslag lijken te willen leggen. Sami Zemni presenteert zijn boek aan de lezer als ‘een uitnodiging om de ratio te laten primeren op de emotie’.Ga naar voetnoot13 In het essay ‘Tussen Dogma en Realiteit’ uit Een leeuw in een kooi pleiten Nadia Fadil en Sarah Bracke voor het serieus nemen van de godsdienstvrijheid en dit Verlichtingsideaal écht in de praktijk om te zetten.Ga naar voetnoot14 Bedoeld of niet, maar Het islamdebat en Een leeuw in een kooi bevestigen zo af en toe de evidentie van de hegemonie van de Drievuldigheid Rationaliteit-Verlichting-Moderniteit. Bovendien wordt met name in Een leeuw in een kooi een beeld opgeroepen van een geborneerd, door en door antimodern Vlaanderen, waarvan de grenzen streng bewaakt worden en te veel inboorlingen Herder volgen en te weinig Locke. De Vlaamse natie wordt verbeeld als een in zichzelf gekeerde leeuw die almaar dieper wegkruipt in zijn kooi. Die leeuw is niet alleen een bange, domme, lichtgeraakte racist, hij is compleet onbekwaam om de werkelijkheid te aanvaarden zoals ze is - in dit geval: multicultureel, heterogeen, divers. De flaptekst van Een leeuw in een kooi is daarover ontegensprekelijk stellig: ‘Een multicultureel Vlaanderen is geen keuze maar een realiteit’. Tot op zekere hoogte dringen de schrijvers van Een leeuw in een kooi ‘de Vlaming’ de rol op die ‘de islamiet’ in de door hen bekritiseerde Vlaamse vertogen speelt. Het essentiële kenmerk van die rol is namelijk oneigentijdsheid, ofwel: onaangepastheid | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
aan de moderniteit. Karikaturaal samengevat luidt de boodschap van Een leeuw in een kooi: al wat de Vlaming over de ‘Ander’ zegt is hij zelf, onder meer dus: seksistisch, homofoob, intolerant, racistisch, irrationeel... Terwijl Nadia Fadil en Sarah Bracke aanklagen dat de islam in Vlaamse vertogen voortdurend als een anachronisme wordt voorgeteld,Ga naar voetnoot15 slopen ze vormen van Vlaams identiteitsdenken op basis van denkpatronen die vele van hun tegenstanders benutten om de islam in diskrediet te brengen. Inderdaad, door aan de moderniteit een moreel, cultureel en politiek gelijk te willen ontlenen, haken de auteurs van Een leeuw in een kooi aan bij een Vlaamse traditie. | |||||||||||||||||
In de grond zijn we conservatiefIn zijn weekendeditie van 9 en 10 januari 2010 publiceerde De Standaard een interview met de historicus Henk De Smaele. Aanleiding was de verschijning van de handelseditie van diens proefschrift Rechts Vlaanderen. Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België. Deze studie wil verklaren waarom en hoe in de loop van de negentiende eeuw het beeld is ontstaan van een ‘rechts’ Vlaanderen (tegenover een ‘links’ Wallonië). De Smaele wijst niet op de vermeende culturele en economische ‘achterlijkheid’ van Vlaanderen - een provincialistische reflex, een slechts half gelukt moderniseringsproces... -, maar op een bewuste strategie van een Vlaamse bovenlaag om van Vlaanderen een beeld te boetseren van een ‘traditionele’ natie. Dat de Vlaamse bevolking in strikt politicologische zin ‘rechts’ dacht of handelde, wordt in dit boek eerst en vooral geproblematiseerd, en voorts eerder gerelativeerd dan bevestigd. In het interview in De Standaard bleef van deze bevindingen verrassend weinig overeind. Hoewel het interview twee pagina's telt gaat het nauwelijks over de negentiende eeuw. De interviewer Marc Reynebeau blijkt minder geïnteresseerd in het verleden dan in een analyse van de contemporaine politieke cultuur in Vlaanderen. De bottom line van die analyse wordt weggegeven boven de tekst: ‘In de grond zijn we conservatief’. En de ondertitel van het stuk plant andermaal een vlag op de werkelijkheid: ‘Vlaanderen zoals het is’.Ga naar voetnoot16 Ook als we er van uitgaan dat deze koppen stijf staan van de ironie, ontsnapt de portee ervan niet aan ‘de drang naar culturele homogenisering’ die Reynebeau de Vlaams-nationalistische ideologieën zelf heeft aangewreven in Het klauwen van de leeuw (1995).Ga naar voetnoot17 In dat boek maakte de historicus de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme tot de inzet van een analyse in de lijn van denkers als Benedict Anderson en Eric Hobsbawm. Dat leverde inzichten op als ‘de Vlaamse volksaard bestaat niet’. Maar met een beetje ironie als slag om de arm mag het dus wel nog gaan over de Vlaamse volksaard. | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
Want kijk: ‘In de grond zijn we conservatief.’ Hoogstens kan die uitspraak gelden als een zelfbewuste vorm van bodemnationalisme, met de niet onbelangrijke nuance dat bescheidenheid het wederom van openhartigheid haalt. Ook in dit geval is de ‘wij’ buiten de spreker gerekend. Reynebeau is wel historicus van opleiding, maar ondervindt geen last van de klem van het verleden en gaat op zijn manier al even prat op zijn bovengrondsheid als Guy Verhofstadt. De laatste zal van de weergave van Henk De Smaeles antwoorden in De Standaard wel flink hebben genoten. Verhofstadts nederlaag in de parlementsverkiezingen van 2007, die het einde van zijn eerste ministerschap betekende, verklaart De Smaele zo: ‘Guy Verhofstadt leek te kosmopolitisch, te voortvarend en te modern’. Wie zou op deze gronden de verkiezingen niet willen verliezen? Overigens: een maand na Reynebeaus interview werd de hele pointe van Henk De Smaeles studie op de opiniepagina's van De Standaard samengevat als ‘het hart van de Vlamingen klopt rechts’.Ga naar voetnoot18 Er bestaat in Vlaanderen een traditie om de Vlaamse identiteit - kennelijk alleen in nationalistische vertogen een hallucinatie - te associëren met pre- dan wel antimoderniteit. Het zou een aparte uitdaging vormen om hard te maken dat deze traditie haast even diep geworteld is in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging als het traditionele, door Herder geïnspireerde nationalisme zelf.Ga naar voetnoot19 De angst voor politiek en cultureel provincialisme, gevoed door collectieve schuldgevoelens en trauma's (Kongo, collaboratie, Semira Adamu, de Vlaamse wooncode, Hans van Temsche), zal hoe dan ook nuttig blijven. De laatste tijd echter lijkt deze angst een rijkgeschakeerd debat te verhinderen en te leiden tot allerlei karikaturale voorstellingen van de Vlaming als een ‘Ander’ (zelfs als de spreker gewaagt van ‘ons’ en ‘wij’). Veel meer dan de inzet van een politiek of maatschappelijk project lijkt ‘de Moderniteit’ vandaag een holle kreet in de strijd voor cultureel kapitaal. Die strijd is echter nog maar nauwelijks stimulerend en blijft bovendien niet zonder collaterale schade. | |||||||||||||||||
Vlaanderen bovenVoor wat er in de strijd om het monopolie op de moderniteit verloren gaat hebben weinigen oog. Ook de schrijvers van Een leeuw in een kooi niet. Zo driest zijn ze doende de allesomvattende samenzwering tegen hun Andere te onthullen, dat ze een homogeen Vlaanderen bijeen fantaseren dat inzake groteskheid kan rivaliseren met de voorstelling van de islam als ‘een door het nazisme geconditioneerde godsdienst’. Tussen het hoopje racisten, neokolonialen, eurocentristen, seksisten, populisten en nepkosmopolieten dat in Een leeuw in een kooi bijeen geveegd wordt, bevindt zich bijna iedereen die in Vlaanderen en Nederland ooit | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
het woord islam in de mond heeft genomen. De wijze waarop de culturele dynamiek in Vlaanderen wordt beschreven mag al evenmin overdreven genuanceerd heten. De auteurs doen het voorkomen alsof in Vlaanderen de laatste decennia een ‘Nieuw Vlaams Erfgoed’ is ontstaan. In dat nieuwe erfgoed is plaats voor hoge en lage cultuur, oude en nieuwe, volkse en elitaire, maar één grens blijft volgens de auteurs even streng bewaakt als vroeger: de grens tussen wat ‘autochtoon’ is en wat niet. Op bladzijde 18 staat dat het ‘Nieuwe Vlaamse Erfgoed’ [...] ‘allochtonen’ grotendeels uit[sluit] om uitdrukking te geven aan een cultuur die ‘oer-Vlaams’ heet te zijn’. Deze bewering is om twee redenen overtrokken. Om te beginnen valt moeilijk te ontkennen dat de Vlaamse erfgoedsector de laatste tijd in de collectieve herinnering ruimte maakt voor multicultura liteit en diversiteit (anno 2010 organiseert zelfs het Vlaams-nationalistische symbool de IJzertoren een tweetalige tentoonstelling over Frans-Senegalese troepen aan het Vlaamse front tijdens de Eerste Wereldoorlog). Zo achterlijk is Vlaanderen niet dat het geen invloed heeft ondergaan van het postmodernisme, postkolonialisme, deconstructivisme en andere ‘scholen’ waar een boek als Een leeuw in een kooi het product van is. (Niet toevallig hebben de meeste auteurs gestudeerd aan Vlaamse universiteiten en zijn enkelen vandaag als docent of onderzoeker aan die universiteiten verbonden.) Een belangrijkere misvatting is echter dat diverse ‘oer-Vlaamse’ verschijnselen lang niet de culturele legitimiteit hebben die in Een leeuw in een kooi wordt gesuggereerd. Neem nu, precies, ‘Als een leeuw in een kooi’, de Vlaamse smartlap van Willy Sommers uit 1989. De auteurs van Een leeuw in een kooi ontlenen er de titel van hun essaybundel aan en lezen het lied in het woord vooraf niet zonder humor als ‘een parabel over de manier waarop in grote delen van Vlaanderen met multiculturaliteit wordt omgesprongen’. Wat verderop brengen de schrijvers Sommers' lied zonder het minste voorbehoud onder bij het net vermelde ‘Nieuwe Vlaamse Erfgoed’, dat het fundament zou vormen van het ‘autochtonisme’. Het is echter niet omdat het Vlaamse levenslied twee keer per jaar op een ‘goed fout’-feestje voor culturele omnivoren aan bod mag komen, dat dit erfgoed probleemloos in het huidige culturele regiem is geïntegreerd. Zo voelt in ieder geval lang niet iedereen het aan. De Vlaamse radiocoryfee Michel Follet publiceerde begin 2010 Rozen of distels voor Sandra. In dat boek stelt hij aan de orde dat liedjes als die van Willy Sommers in Vlaanderen tegenwoordig nagenoeg onhoorbaar zijn. ‘Vlaamse muziek, schlagers, meezingers, levensliedjes, smartlappen - of hoe je het ook noemen wil - zijn volslagen taboe geworden,’ constateert hij.Ga naar voetnoot20 Niet alleen het Vlaamse levenslied, dat vooral in de smaak valt bij een oudere generatie laaggeschoolden, bekleedt een oncom- | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
fortabele positie in het culturele veld. Vlaamse folk, een product van en voor de hoger opgeleide, in het verenigingsleven participerende middenklasse, lijdt al jarenlang aan een gematigde vorm van schizofrenie. Terwijl deze muziek per definitie put uit lokale, folkloristische tradities, voelen de artiesten zich voortdurend verplicht om zich zoveel mogelijk te distantiëren van de Vlaamse Beweging en met name van het Vlaams Belang, waarvan de kopstukken maar al te graag groepen als Laïs trachten te recupereren. De groepsleden van Laïs zijn hun muziek dan maar in de markt gaan zetten als wereldmuziek. Peter van Tyghem, cultuurredacteur van De Standaard, schreef in dit verband: ‘Veel artiesten vinden het niet aantrekkelijk om “Vlaams” te zijn, omdat dat label beladen is met een onaantrekkelijk nationalisme, dat verwijst naar een “duf, bekrompen, monotoon” Vlaanderen’.Ga naar voetnoot21 Zo is het maar net. Als de auteurs van Een leeuw in een kooi schrijven dat ‘Vlaamse cultuur [...] al te vaak [wordt] geïdentificeerd als cultuur van (“echte”) Vlamingen’, dan gaan ze dus voorbij aan het gegeven dat haast geen enkele Vlaamse artiest het label ‘Vlaams’ voor zijn kunst wenst op te eisen.Ga naar voetnoot22 Nog een symptoom. Toen de Vlaamse regering in 2002 op zoek ging naar een lied om de feestactiviteiten rond 700 jaar Gulden Sporenslag muzikaal luister bij te zetten, kwam ze uit bij ‘Vlaanderen boven’ van Raymond van het Groenewoud. Het is een op een aanstekelijk deuntje drijvende hekelzang waarin enkele van de bekendste clichés over Vlaanderen en zijn inwoners de revue passeren. Op zich was de keuze van de overheid niet onbegrijpelijk, want die hele Gulden Sporenmythologie kan vandaag alleen nog maar werken in een minstens mild ironisch register. Dat de overheid niet koos voor een gezwollen lied over een klauwende, bijtende leeuw getuigde in ieder geval van een minimum aan goede smaak en historisch besef.Ga naar voetnoot23 Wel te denken geeft de vanzelfsprekendheid waarmee de Vlaamse overheid niet op zoek ging naar een lied over de dromen en verlangens van iedereen die in Vlaanderen woont. Achter deze vanzelfsprekendheid schuilt een verlammende angst voor al wat naar nationalisme zweemt.Ga naar voetnoot24 Wederom valt die angst niet moeilijk te begrijpen: de geschiedenis van de Vlaamse Beweging telt niet alleen voldoende zwarte bladzijden, we worden er ook voortdurend aan herinnerd door de stijl en de boodschappen van het Vlaams Belang. Maar intussen lijkt deze angst wel elk gemeenschapsvormend verhaal te saboteren. Het gevolg is dat diverse bevolkingsgroepen zich in de Vlaamse samenleving vreemd voelen. De ‘allochtoon’ dus, die zoals in Een leeuw in een kooi terecht wordt aangeklaagd, te vaak uitgesloten blijft van de verbeelding van een Vlaamse natie.Ga naar voetnoot25 Maar net zo goed voelen vele ‘autochtone Vlamingen’ zich onwennig bij het feit dat ze alleen maar worden uitgenodigd om zichzelf smakelijk uit te lachen. | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Verlicht populismeDat de autochtone bevolking zijn ‘cultuur’ al even weinig begrepen acht als Vlaamse moslims de hunne, is een gedachte die David van Reybrouck uitwerkte in Pleidooi voor populisme (2008). De Vlaamse auteur laat zijn pamflet beginnen met een momentopname van kuierende badgasten op de dijk van een Belgische kustgemeente: Vijftigers met een wanstaltige pens die aan een hoorntje met snel smeltend pistache-ijs lebberden. Vrouwen van wie het haar overduidelijk met zuurstofwater was geblondeerd: van bovenaf zagen we de zwarte voren op hun kruin. Kinderen die bijna net zo obees waren als de opblaaskrokodillen die ze schreiend achter zich aan sleepten. Mannen in bermuda's terwijl ze allang geen bermuda's meer zouden mogen dragen. Tatoeages, tanga's, tieten strak van de siliconen. Frieten met stoverijsaus, in volle zomer!Ga naar voetnoot26 Over deze bonte stoet, waarin zich zonder twijfel meer dan één fan van Willy Sommers bevindt, heeft de schrijver zich vroeger samen met enkele gelijkgestemde vrienden vrolijk gemaakt: ‘Wereldburgers, wij. Over allochtonen maakten wij geen grappen, maar met veel genoegen vergaapten we ons aan de processie der provincialen [...] We keken letterlijk en figuurlijk op hen neer, maar zagen daar geen graten in. Het was de familie Flodder live. Iets om mee te lachen’. In het pleidooi dat op dit openingsbeeld volgt breekt Van Reybrouck evenwel een lans voor een betere politieke en culturele integratie van de laaggeschoolde ‘volksmens’ in de samenleving. Zijn recept is ‘een populisme dat het ideaal van wereldburgerschap niet onverzoenbaar acht met het verlangen naar een sense of belonging, een populisme dat een ontworteld kosmopolitisme even problematisch vindt als een geborneerd nationalisme’.Ga naar voetnoot27 Dat Van Reybrouck zijn populisme van het adjectief ‘verlicht’ voorziet, toont aan hoe onontkoombaar John Locke in ‘ons’ discours is, maar het maakt er zijn pleidooi niet minder uit het hart gegrepen door. Intussen heeft hij de opkomst van rechts-populistische partijen in België en Nederland durven te analyseren als een manifestatie van symbolisch geweld en daarbij zijn eigen bevoorrechte positie van hooggeschoolde, cultureel geletterde kosmopoliet fair geëxpliciteerd. Of Pleidooi voor populisme nu het langverwachte antwoord is op de verrechtsing is wat naast de kwestie. Van Reybrouck lijkt in de eerste plaats een antwoord te willen geven op de vrees voor verrechtsing. Naar dat antwoord is minder halsreikend uitgekeken, maar het is goed dat er een is. De voorbije decennia is de vrees voor verrechtsing in Vlaanderen door diverse artiesten uit uiteenlopende disciplines soms wat gretig als een alibi gekoesterd. | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Kunst, theater, letteren, ze waren nodig als nooit tevoren om het oprukkende populisme, nationalisme en je m'en foutisme tegen te houden. De Grote Verzuring zou wel eens eventjes worden opgelost met flinke dosissen artistieke Rennie! Intussen is duidelijk wat we vroeger stilletjes ook al wisten: die Rennie wordt alleen geslikt door wie al genezen is of nooit maaglijder is geweest. Artistieke codes die alleen te doorgronden zijn voor hoger opgeleiden - en dat zijn de op transgressie, vernieuwing, discontinuïteit en subversie afgestelde kunstopvattingen die vandaag domineren doorgaans in hoge mate -, ze zullen laaggeschoolden niet tot ‘inkeer’ brengen. En hoe nobel de onderliggende motieven mogen zijn: idealen van ‘volksverheffing’ reproduceren culturele minderen meerderwaardigheid en zijn misschien wel geprogrammeerd om hun uiteindelijke oogmerk - emancipatie - tot in het oneindige te saboteren. Niet dat laaggeschoolden dan maar moeten worden overgelaten aan de markt. Het moet mogelijk zijn om de definitie van artistieke legitimiteit in de openbare ruimte te verruimen. Niet door voor te wenden dat het zogenaamde ‘culturele omnivorisme’ het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur heeft opgeheven - dat heeft het allesbehalve - maar door verlangens naar herkenbaarheid, vertrouwelijkheid, sentimentaliteit en traditionaliteit niet automatisch verdacht te maken. | |||||||||||||||||
Envoi‘Vlaanderen boven’ dateert uit 1978. Vijf jaar later schreef en componeerde de in het Noord-Ierse Belfast geboren Van Morrison voor zijn album Inarticulate Speech of the Heart het lied ‘Irish Heartbeat’. De eerste strofe daarvan gaat als volgt:
Oh won't you stay, stay awhile
With your own ones
Don't ever stray, stray so far
From your own ones.
This old world is so cold
Don't care nothin' for your soul
You share with your own ones.
In 1988 nam Morrison het nummer opnieuw op met de Ierse folkgroep The Chieftains voor het album Irish Heartbeat (1988), dat naast het titelnummer voornamelijk traditionals bevat. De bridge in ‘Irish Heartbeat’ wordt gevormd door de strofe:
There's a stranger
And he's standing by your door
might be your best friend
| |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
might be your brother
you may never know.
| |||||||||||||||||
Literatuur
|
|