Ze raken me aan in de boog van de schemer.
Verscheurd door jaloezie zal ik ze bijten en infecteren als ze nog in leven zijn.
Als er nog van geboren worden ben ik jaloers want ik wil leven en daar met hen zijn.
Bommen vallen op lelievelden, er drijven gedaantes op. Het fictionaliseren wordt apart gehouden zodat er niets wordt overgeslagen.
Niks komt nog buiten het fictionaliseren te vallen, dus het onderzoekt zichzelf door in te sluiten.
Niets dat gebeurt bekijkt zichzelf scherp. Dat denken we.
Fictionaliseren is denken, conceptualiseren is onze functie. Het gat van tevoorschijn komen bij geboorte, in de hemel van tekst, wordt hier niet volgehouden.
Doen alsof is ook gewoon dit fictionaliseren. Het weifelt niet eens.
Dit zit in vergelijkingen die ongelijksoortig zijn zodat ze vredig zijn indien gekoppeld.
Als je geen samenloop hebt dan gaat het koppel vredig zijn. (Zonder een psyche die breekbaar is of van woede splijt - wat hij soms doet - als basis.)
Wat mij verrast, dat het schrijven dat niet blijkt te doen. Als je de vorm van een verstoring hebt wordt het gebeuren niet volgehouden. Ze zijn samen.
Men staat in een hulpeloze verhouding tot de rand van de natuur, die vredig is.
Het schrijven in kranten heeft een onderwerp.
Het houdt zijn onderwerp altijd in de lucht. Het schrijft erover, in de ruimte, het wordt geëlimineerd.
Een mannetjesconservatief, die geld moet hebben, heeft het concept dat een onderwerp niet nauwkeurig is.
Als hij avant-garde is is het nog steeds een onderwerp.
De hyena die op de oever ronddraaft en naar de mensen uithaalt die uit de brandende olie waden komt voort uit een (ons) fictief maken. Het heeft niks met begripsvorming te maken. Ze komen aangewaad en er wordt naar ze uitgehaald.
De natuur ontstaat als maatschappelijke creatie maar zie haar maar eens. Zij is enkel publiek.
Men kan het koppel laten vallen, maar dat is waar we wonen. Wat is dat?
Regen, de mensen die er in staan leven nog, er komt er een aan die bijt om ze ook te infecteren. Jaloers, afrennend op wie er hurken in de schemerrand en gebeten worden.
Mijn tranen zijn het dan op het gezicht van een hyena verzonken in de lucht terwijl ik ren.