[Nummer 1]
Van de redactie
Leve degenen die stellen dat in romans de beste poëzie voorkomt
En dat de beste romans in de natuurwetenschappen worden geschreven!
Arjen Duinker
Hoe staat het eigenlijk met het renaissance-ideaal van de uomo universale, de universele alleskunner die niet alleen uitblinkt in kunst en wetenschappen, maar ook nog eens op de atletiekbaan zijn hielen laat zien? Zoals de befaamde Italiaan Leone Battista Alberti (1404-1472), die zich onder meer schilder, dichter, atleet, taalkundige, filosoof, cryptograaf, musicus en architect mocht noemen. De kans op een nieuwe wedergeboorte lijkt tegenwoordig misschien niet erg groot. Maar onze eigen tijd biedt toch wel enkele ontplooiingskansen. Neem het verschijnsel jobrotation: het periodiek wisselen van functie binnen een organisatie. Dat zou best eens revelaties kunnen opleveren.
Joost van Driel, Jos Joosten en Arnoud van Adrichem besloten een aantal neerlandici en literatuurwetenschappers te vragen om zo'n tournure te maken en een kort essay te schrijven over een onderwerp dat strikt genomen niet tot de eigen discipline behoort. Zo kan het gebeuren dat de Leidse hoogleraar Nederlandse letterkunde tot de Romantiek, Wim van Anrooij, zich buigt over de internetactiviteiten van Arnon Grunberg. Of dat Odile Heynders, gespecialiseerd in moderne literatuur, de ‘correspondenties’ onderzoekt tussen Emily Dickinson en de middeleeuwse mystica Hadewijch. Literatuurwetenschapper J.H. de Roder maakt misschien nog de grootste draai: in zijn bijdrage confronteert hij wiskunde, muziek en poëzie met elkaar. In hun inleiding bij het dossier ‘Jobrotation’ leggen Van Driel, Joosten en Van Adrichem uit waar hun renaissancistisch verlangen vandaan komt - een verlangen dat, nader beschouwt, misschien toch vooral ook een slim alibi wil verschaffen om uitgebreid over literatuur te schrijven, maar dan zonder de gebruikelijke hokjes en tussenschotjes, zoals die in veel faculteiten, vaak wat verdekt, opgesteld staan.
Ook de andere bijdragen aan dit - overigens gerestylede - nummer kenmerken zich door hun beweeglijkheid. Arnoud van Adrichem en Samuel Vriezen schreven samen een variant op de Maleisische pantoen, met strofen als geldstromen. Ignaas Devisch en Aukje van Rooden moeten voorts accelereren om het razen van de dingen in Peter Verhelst' Zwerm (2005) van een filosofische inbedding te voorzien - een leesstrategie die totnogtoe nauwelijks aan bod kwam in de receptie van deze ‘geschiedenis van de wereld’. We besluiten met twee vaste rubrieken. In ‘Geritsel van papier’ brengt Hugo Bousset de nieuwste roman van Saskia de Coster, Held (2007), in verband met After Dark (2004), geschreven door de Japanse auteur Haruki Murakami. Marc Kregting onderzoekt in zijn ‘s.s.t.t.’ de rituele aspecten van kopieerdrift en het verlangen naar nieuwigheid. Hun lenige associaties en wilde ideeën bestrijken een groot oppervlak, een ruimte waarbinnen een speciës als de universele mens zich uitstekend zou kunnen bewegen.
NB: Op onze website www.literairtijdschriftparmentier.nl vindt u een kort verhaal van Joris Buitendijk - met zeer beperkte bewegingsvrijheid.