| |
| |
| |
Peggy Verzett
Lichting 2
1
en scheve heupen waar regen velden wekt van fijne motoriek.
Schalen lucht. Iets schever.
Een behoorlijke in de nacht verdween met 'n gewei in cursuslicht.
Deze heupen dacht ik als van een stad met verse tijd, televisie en computers.
Zwarte groepsrust loopt nieuwe in oude houtsoort.
Tweedehandse meedenkerij, meeschenkerij.
Welk begrip of merkteken?
Rode koon, deeltjes luchtpijpgezag
en schoenenparen onder tafellakens.
(resten zijn naar buiten gestoven!)
This week's touchstones: Red Choral, Star Ruby.
Aan de es druipen de kuipzonen.
Zover ik kan met oogcontact uitgehold tot aan Texas.
Kuchende hachjes. Dan nog van een methode de tuffende zaaduitstorting, enz.
| |
2
Wu wei heb nog een lichaam als brood,
van holle wijn, twee strelingen en
voorwaartse armada's in de snaren.
Waar groene celwanden onaangeroerd
als van een gracielijke aberdabrenevel.
Wu wei krijg nog de creoolse rompbeweging
van ons dagelijkse zijwaartse.
Jonge paardjes, staalfabriek, universiteit,
velden die we met voeten drukken,
onze brede naar de mondhouderij.
('t is zoals je zegt, bergketenloos)
| |
| |
| |
3
Je kuste mijn voeten als een discipel.
Gaf korte likjes op 'n dag met parabolen in een dal vol overwelm.
Pronkvertrekken in lokken. Dood espenblad. Havikskruid. Grashalm.
Je legde een mooie hals met verborgen visvogels
onder een laag gras koel en fris.
Ik ging hars voor je gieten.
Boven het zandpad airy volk runnen.
Ook de mieren met vleugels. De houtschuiven.
Ik voelde mijn gevogelte.
Minuscule splijtherrie zette open terwijl een wortel dregde.
Uit de zandgrond naast het stutwerk van hoge stammen jonge bomen.
Zonder omvallen onze woordparen in 't rond.
Die droge rococo's bij een composiet sans titre VII 361.
| |
4
In het vroege licht pleisterwerk in wafelpatroon.
Neem van binnenuit de steen.
Om betonmantels heen loopt dezelfde genegenheid.
We zijn terug bij spiegelen, opsommen en ik hou van je tuinopzet.
Je knappe figuren. Gebogen lijnen in je open nijlpaardenkop.
Hier ligt je lichaam in de monding van het gehemelte,
tegenover 't hand in hand pootsierlijken van een rustige groep.
Etherkolkjes. Zuivere huiversex.
Streng voederen is verboden en Ich zit hier onbeduidend te voyeuren.
Er kunnen kinderen zitten op het blad, op het blad van de Victoria Regia,
in de Victoria Regia Kas. Er komt wat aardbeiensaus vrij.
Op de mortel van de rots tot lang na de seizoenen.
Waar alle bewegende tere bezoekers.
Tere beweging aan het ronde waterstuk uit ons vrome staalskelet van warme kassen.
Ons vormskelet van de toren.
| |
| |
| |
5
Dus kom hier aan een gedaanteverandering
wanneer zo een standaard huidig.
Waar je ook begint. Met zijden zakdoek of
precies in het midden van het centrum.
't Schaduwmonument in het zeemansstuk houdt niemand tegen.
Van lezers zijn we bezet en we willen en blijven in het glauke aan de gang,
tot mijn en ik van jouw rots inschommelen in de Andes.
Roodwild gevangen met witbeginsel en palenperk.
Van schemer een afgekoeld hooggebergte met een cape,
en het gezeur van folkloristische ceinturen zachtjes aan.
De stoel is bijna binnenste buiten gekeerd nu.
Als alle binnen is buiten en uiteenwijken nu.
| |
6
Op de hoogste boekenplank
Bij de rustige omgangsvorm.
Arm in arm met neteldoekherinnering
wanneer ons karakter in sterkere belichting.
Bij het oploopje om de hoek,
Van boven naar beneden in kelders.
Tree na trede in synchrone trapgangen
te midden van wat stoffelijks en enkelbegrippen
die opgebouwd in de vorm van een mozaïek
of plezierpuzzel. Dompeling bijna cyclisch weglachen.
Compensatie voor een te diepe val.
Van binnen alles van zalm is.
Ze roepen dwarsdoorsnedes en binnenbekledingen,
tafelblad, schoenenbak, lampenkap.
Een stuk vlees hangt en lacht me aan, nog van zalm is zeker.
| |
| |
| |
7
Ik zal met behulp van een staafje
en de punten van een fonkel.
Het hele geval naar binnenfluiten.
Met een half open gezicht.
Karrensporen door het modderige veld.
Ik toon je de Ethiopiër in weddinggown.
Een zelfportret probeert mij uit te drukken
als hoogbouw rond een park met pergola,
of als regenworm op stoeptegel.
Als iemand spreekt of zingt,
Het Effect. Weer Wonderbaarlijke.
Dakkapellen, open schuifbare, het doet iets.
Aangeschaft gevogelte neergezet.
Wanneer het licht strijkt.
Alles stil. Lappen textiel treden naar binnen.
| |
8
Ik was Churchills' lief vannacht.
Dat hij te groot was voor een relatie en kuste
binnen mijn landouwen een vliegend meesterwerkje.
Oh we lopen bij het water en denken als rivier,
zoiets hebben we gelezen zittende bij het raam
| |
| |
als Johannes Paulus de tweede.
Hoeveel poorten staan bij een nieuw plan open?
U de geest Anderzijdse. Ik de geest Enerzijdse.
Lig hier stevig te luisteren in uw struweel.
Als ideale bodembedekker naast een haasje in de proeftuin.
Vruchtig rood en talrijk.
Naast de grote waaiervarens.
Proberen en voorblijven op het overjarige hout.
werklieden, vruchten uit Rhodesië.
| |
9
Beide zijn we van gepolijst hout.
Er gaat een Sargassozee en horizon.
Er gaat een Sargassozee en horizon en een nacht.
Er gaat een Sargassozee en horizon en een nacht in me heen.
Een geheel golvige zee overvol schepen.
Schepige golven, golvige schepen.
| |
| |
| |
10
Ik bleef een uur lang half opgericht liggen.
En liet mij weer achterover vallen.
En stukjes zon. En de geur van een weggetje.
Ik zag de ene achter de andere glijden.
Hoog in 't licht op zachte bodem.
(maart 2007)
|
|