| |
| |
| |
Samuel Vriezen
Kromming
Waar hij zei te zijn was ik, zonder het te weten. Dit zien
mag zich vervangen, morgen ben ik ergens welkom: bossen:
woningbouwverenigingen: men leest, men is plaatselijk
vermist, een eilandenlogica, bezig belang toe te kennen.
De toekomst was een riante echoput. Vraag: antwoord;
antwoord: vraag. De energievoorraad speelt dat eindeloze
met overtuiging na. Mensen steunen op luchtbruggetjes,
de mateloosheid houdt hem niet op haar plek: huisvuil:
overwicht: wat als niemand wil en niemand niet wil: begin
met zo'n impasse, er blijft veel onhelder, maar zij vindt
het gesprek belangrijk. Een bezigheid die je wilt overleven.
Mijn leven als minderheid. Op een zonnige dag zelfs.
Noodzaak tot spankracht. Portret van een beschrijfbaar
oppervlak. Ik loop meestal in mezelf over. Al die lijnen
tussen twee polen. Geld is: een hele geruststelling.
Geld is: een verbluffende kringloop. Geld is: een wedloop.
Geld is: net iets voor mij. Geld is zeldzaam, schoon,
leidt snel tot overeenstemming, en elke vier jaar
herdenken we de oorlog van allen tegen allen. Ik
ben dan gezellig: volg regels: geld is waar gisteren
nog schilderachtige luiheid was, of mensenschuwheid,
of een paar mooie dichtbundels, zijn er genoeg namen voor
de straten? De grote ruimte walst over allen heen. Het imperium
van de goede daad. Ik ben uit op onderzoek, op opinieonderzoek,
maar men prefereert, de jungle, niets is verbijsterend gebleken.
Het ritme moet helder voor het op is. Bij aanvang stevige woorden.
Er is geen theorie van het dagelijks leven, laten wij elkaar
beïnvloeden, en alles dijt uit, wijst naar de toekomst,
halsstarrig stofnest. Elke dag er wat wereld bij wonen. Het oppervlak
wordt niet voor vol aangezien. Een evenwicht volhouden, haast
| |
| |
tevergeefs, daar schuilen, gelijktijdig loopt ter wereld iedereen
en schuilt daar haast tevergeefs, kijk met satellietenstrengheid.
Zinnetjes, daar begint het. Zo nam zij de wereld, te grazen,
de hulpeloze, wereld, de vele gedaantes inbegrepen, nu moet
ik een huis bouwen. Kom schuilen, dieren, tussen de komma's.
Zie vrijheid als een grote opera, mijn handelingen blijven
niet eindeloos, in verborgenheid, onomkeerbaarheid maakt vreemd
en schermt af. Zie vrijheid als steeds net voorbij, een belletje,
onrustig worden van de toekomst van een ander. Dieren doen hun ding.
Oneindig is geen thema: men wil buitenkansjes, dwang, te willen
wat je doet, of uit principe elke dag iets nieuws ontdekken, hier,
schrijven is testen. Eis meer rek. In alle dingen. Een gids
voor verborgen koninkrijkjes terwijl je bij jezelf blijft, in
de buurt, bij het verval: de poes vervalt te langzaam om niet
aan te willen halen, het klimaat vervalt te langzaam om
elk eiland te verpesten: maar dat vandaag mijn schoenen stuk zijn,
die mij bij zich hielden en mijn plek verlegden. Systematisch een incident
centraal stellen. Dat maakt vrolijk, volledig en leefbaar.
Net niet zijn waar je net was. Hij is een sprookjesprins,
met tegenzin groots: verdacht, zo terloops als dingen goed komen.
Jezelf ben je stiekem: er meestal maar half bij: een circusact
in een recent verleden, bijna uiterste houdbaarheidsdatum, toevallig,
verslaafd aan placebo's? Stem jij ook steeds net op de foute figuur?
Zie je de kapitaalvlucht? Hoe kom ik snel bij een eindeloze vlakte?
Die dag was hij kort zichzelf. Party! Party! Die dag
rende haar poes met de honden mee. Die dag was ik net een mecenas.
Een mecenas. Leiders moeten leren zichzelf te bedruipen.
Want wat is waarheid? Een ongecorrigeerd beginselprogramma? Zij
vindt vrijheid sterker dan waarheid; is ze zichzelf? Goddank
heb ik royaal leren leven, kan ik redelijkheid nog trekken.
de waarheid in topvorm de wereld
Rondom hem sporen van alle dingen: stevigheid: een fietstocht
| |
| |
bij onweer: beschrijf de grootte van het land. De toekomst
is endemisch, niemand vertrouwt zichzelf genoeg, lekker eten,
mag je eisen, tussen uitstervende formaliteiten, betrouwbaarheid
van het verleden: een typische grimas: als ik een geheim had
zou ik het bewaren. Er zijn komma's, of klanken, sporen:
ambities: wat je ziet had ooit waarde. In komma's schuilt
een dagboek. Die dag was mijn eerste als minderheid, precies,
waarneembaar, en het park van de meerderheid was
schitterend, een stad gepland voor twee miljoen verscheen
in geen twintig jaar, vier miljoen proberen er te leven. Dat land
heeft toekomst, maar we maken alles op, er wordt luid gepraat,
nooit dezelfde dingen: these: beleving is ritme. Wederkeer
proberen zij te vermijden, vind ik grappig, want dit is
al mijn vierde poes. Men wordt adviseur, of buurman,
of een andere term, voor de vele gedaantes, wat maakt dit gedicht
zo ongeneeslijk stedelijk? Iets wat steeds net eerder is dan ik?
Zet punten. Slagen op de tamtam. En er ontstaat stof
voor discussie, net nu wij geld verdienen. Geen tijd
om zichzelf te bewijzen. Het pedaalregister van de trombone:
lui en onaards, of: begrijp het lijf op deze grond. These:
grondstoffen worden nooit betaald. These: aandacht is een grondstof.
These: wie uitgepraat is begint zich te vergissen.
Zet duizend genieën bij elkaar en je hebt een meute.
Totaal is de ondergang niet, zou impertinent zijn, de stem
bootst elk geluid na, eindeloze naklank, of grijpt beheersing
me pas aan als ik verhuizen moet? Bestaat er buiten muziek
een echt onderwerp? Vogels. Voedsel. Een reis. Geld is
tijd maar verdwijnt nooit. En buiten zijn ritme, wat is iets?
Free to do only one thing, which is to paint a Rothko
(Feldman). Opeens het wereldje. Alles kon, dus deed
hij zijn schoenen uit, en men begreep zich, niet meer
als publiek. Altijd eerst de vrijheid privatiseren. Beroven.
Poëtica van de lastercampagne. Ik ben niet-praktiserend
liberaal. Ondernemen doet geen ondernemer nog. Stel, je gaat
| |
| |
voor het eerst naar de hoofdstad en blijkt hem al te kennen.
Stel, je gaat naar de bergen en bent er opeens, voor het eerst,
wat ik wil, ongeveer met schoenen op een wereld lopen. Die dag
had men oren. Now that things are so simple, there is so much
to do (Feldman). Alles wordt steeds ronder. Eindigt elk denken
met een diepe zucht? Vrij om te zuchten. Als het ondenkbare
gratis is, de vele gedaantes opmerkelijk zijn: tast ze af: meet
hoe lang een woord meegaat: ook poezen zuchten. Ook ik woon.
Verspreidheid. Neem twee dingen die niet op elkaar lijken,
een grof stuk wereld, bijvoorbeeld: poes - vliegdekschip. Zien
dat het goed is, de aarde is krom. Ijzer - soep. Rechtbank - vlak.
Dit nodigt ons uit in de verspreidheid, een soundtrack zijn, ik oefen
mij in willekeurig geweld, tegen mijn dingen, een zucht, nam alle
verschillen in. Geldgebrek doet dat: geld maakt de wereld compact,
gebrek klein. Sowieso hoor je thuis bij de Flat Earth Society.
Door het ingeperkt berglandschap bewoog de robot door zich over te dragen
op hulzen in zijn blikveld (The Sentinel). Maar ik heb een antipode.
Wat hier zucht heet, heet ook wel voorzetsel: een open kooi: horizon:
de wereld gaat met de snelheid van de lucht en al staan we beiden onder
zo'n passaat, de noordpool smelt weg, de zuidpool niet. Onzichtbaarheid
is de eeuwige derde. Gehoorschade. Uitstel. En het grove
vervalt zienderogen, alle bossen moeten worden omgehakt. Recht
op gapen, een totaal citaat, dat de wereld komt, te omvatten.
Men wil ademen. Dan komt de wereld binnen. Er zijn buren en
ook die hebben buren. Dit spoor leidt naar de onzichtbare man:
ik ben de zichtbare man, kondig adem af, wat ik zeg is zichtbaar.
En er ontstaat een democratie, niets wat zij grondvest is niet
met haar in strijd. Problemen benaderen alsof ze muziek zijn.
Voedsel. Verrassingen. Die dag grijpt iedereen de macht, hapt,
naar lucht, begint de onzichtbare man, een website, trekt
muziek rond de planeet, het krachtigste toeval dat we kennen,
ruis moet beluisterd worden, waaraan iedereen verdient,
voelt men zich de laatste minderheid, de eerste die zich zo voelt,
zal onze hond ons zoeken, begint de wereld te voldoen aan de eisen.
| |
| |
Statistiek heeft aantrekkingskracht, snelwegen, iedereen heeft
zijn begrip van water, een onderscheidingsvermogen, heet
welkom. Buiten zicht beweegt, massaal, alles. Ik ben een toegankelijk
beginsel. Wat zoal om haar heen staat is onmiskenbaar, ergens,
grappig, staat bijzondere verbanden toe. Drie uur: alles heeft
allure. Geschenkpotentieel. Ook: een achtergrond. Een onafzienbare
toekomst: naast jou heeft je huis muizen en spinnen.
Ongelezen pagina's. Een serieuze keuken. Een vriend op bezoek,
misschien met gestoorde plannen. Dit is ons ware realisme.
In duikboten vind je zulke economieën niet: men voegt zich in
macht: triviaal en helder: ook een realisme: gekozen, perfect
voor wie in een horizon een obstakel ziet, of een hand.
Mijn vrienden wonen veelal verrassend aangenaam. Plaquettes.
Dorpsgekken. Mij werd museumwaarde aangemeten, ik woon
in een ritme van familie, afwas, fietsen, probeer iets te horen,
hoe talrijk men is. Verraderlijke veranderlijkheid van het aangename.
Het lachen komt snel. Koelte, als je een blikveld inruimt, verbeter
een wereld, ook als gespreksonderwerp. Verbeter planten,
verbeter de mens als plant. Het grondrecht op zorgvuldigheid,
dat men iets wil ondernemen: niet lachwekkend: grappig: een toename
van blikvelden. Dat men in een huis kan zitten en elke dag
een andere gedachte kan denken, of dezelfde als hij goed is,
over aardappels, een woord als zinkzalf, de gang van de dingen,
van vleermuizen: een lijf met pretenties: dit is een fragment:
alleen de wereld is zichzelf. Hij ademt, zij ademt. Hij beweegt,
zij beweegt. Hij kijkt het liefst door een raam, zij wil bergen
kunnen ruiken. Tussen hen bloeien steeds woorden op, verschillen
worden grappiger. Gedreven iets waarnemen, weer iets, weer iets.
Zijn de spieren belangrijk? Grote getallen? Gastvrijheid? Routineus
geweld beheerst mijn tuin. De vrienden, dit wordt belangrijk,
treffen op het strand twee stuks drijfhout. Hij lacht, zij gaapt.
Hij gaapt, zij zucht. Veel huizen verrijzen. Hij zucht, zij
| |
| |
vergeet wat er grappig was. Hij werpt zijn schoenen in zee.
Ik introduceer de term quasi-scène. Ook een goeie: meta-
temporele resonantie! Woordelasticiteit! Hij ziet de horizon, zij
de hele planeet, wat niet kan, of: wat mag, de gaap als alles
af is. En er kwam een fijne krant. Het belangrijkste
ontschiet dan aan iedereen: inzicht is gratis: blijkt opeens
vertragend: voorts, het heelal: half overzicht: net landschap: net
twijfel: systematiseer: ooghoek - feest. Plagiaat - genade. Omgeving -
vergissing. De mens is nooit, ver weg, en toevallig, handzaam.
Twijfel is grondrecht, methode, hobby. Wens om gezamenlijk
weet te nemen van schakeringen, jij ziet een andere helft
in een landschap. Rijkdom wordt kritisch wil men hem
aanwenden. Verloren staan zij in de onverborgenheid, zicht op
een zelfde lucht, kippen en kruiwagens, en van de andere kant,
kruiwagens en kippen, een opvatting van dezen, en een verkeersbord.
Doodleuk verschijnt ding op ding, tijd om te gaan. Naar waar? Naar
een land: steden, vlaktes, bergen, steeds vol vele gedaantes,
onderscheiding. Archipel met zeer oude huizen, eiland met schapen
die zeewier eten, verbazend gelaagd geluid van tienduizend
Jan van Genten. Kleurige vlieg op het raam. Eilanden, elk
anders samengesteld, met juiste grenzen, met uitzicht.
Eilanden: met. Met kennis. Met onverlorenheid: voorbeeld van
zijn: ter herkenning: herstel van oppervlak: een pagina
die men leest met een vraag. Aansporing iets te gaan zien.
Hij is met stijl gelukszoeker, stijl is zijn stugheid, vandaag,
echter, nemen de ferme mensen toe: efficiëntie: zien meer dingen
dan verschillen. Grondrecht op beter weten: we gaan naar
waar men beter weten kan, maken ons, een minderheid, met
schoenen, zonder schoenen. Stijl is een observatorium. Alles
past, ook zee en toeval, ook fruit is waardig. Er heerst
beschrijving, overal: blijf luisteren: de grenswacht werd verhuisd,
de aanpassing heerst, elke misstap is onmogelijk, men hoort
gerommel ondergronds en er wordt gewacht. Rol waar je wilt
opnieuw de grens uit. Provisorisch. Welke berg is totaal anders?
| |
| |
Enkele verhuizingen later ontstaat een onvoorziene stad,
een ritme van uitzonderlijkheden, ik leer ruiken, nieuw
type liefde. Spilzucht van stemmen. Elkeen maakt het verschil.
vinden we ons onvermijdelijk worden
Dus alles bestaat sinds kort, behalve een voorraad. Wat
men weggooit, voor scherpte: ander uitzicht denkbaar. Dressoirs
van leisteen. Wat wij niet verspillen verspilt de zee wel,
met hulp van een storm, of onthult zij: dorp, millennia
lang op voorraad in een duin, haast tevergeefs, slaat los, uit
het huidige uitzicht. Kortstondige instorting van rijkdom:
lang staande afwas: ruimte waar iemand een nut in ziet is
niet langer voorradig, of een park, we hebben altijd iets
te vieren, groeiend aanbod van paden, gevolgtrekkingen, blijkbaar
blijft het ondergrondse, alleen, indirect, raakbaar, of de vraag
hoe lang iets onvermijdelijks duurt. Wilde men daarom
vroeger piloot worden? Zij werd toerist, of diplomaat,
geen deel van het landschap. Veel verhalen eindigen
in het aanvaarden van excuses. Pure luiheid, zonder twijfel.
de waarheid in topvorm de wereld
Naar wie moet ik luisteren? Iemand komt en die vraag
blijft evengoed open. Spreek, ook als elk ding overloopt,
de mensen in zijn blikveld naar hem zwaaien in zijn ballon.
Deze vrouw bezoekt een land dat ik niet ken. Men luistert er
naar botsing. Hier: inflatie, een gaswet. Of een buurman,
een oud boek. Men heeft zich altijd verbaasd, dat te erkennen
is een type overzicht. Erken woorden, een voor een, of
het bescheiden overlopen van de mens op reis: rijke luchten,
vrijwel onhoudbaar: en hij spreekt, tot een luisteraar, al
faalt hij, al faalt ze, en hij luistert, naar een spreekster,
mogelijk wordt een idee opnieuw waar, wil men weer rondlopen, neus
tussen zon en gronden, zoekt zij elders een ander grondrecht,
of grondstof, een gevoel voor humor, urgentie. Allen
| |
| |
worden elitair. Boek op boek wordt voorradig. En tijdens ons feest
sterft een lelijke hond. Een wereld groeit tot hij op is.
Eerst is plek stemming, of bestemming: een schakering
van toeval alom: bevat zichzelf, eerst, dan wat dan ook, en
er komt iemand, met verfijning. Een wolk erboven, een worm
eronder. Elk woord van de spreekster is een detail, van een plek,
of van een andere plek, uitzinnige radio, lenig web, op elke
plek, is elke plek afbeeldbaar. Reeks kleine lawines. Elk woord
ruimt een expansie in, blijkt vol, moet hij nauwkeuriger horen
maar er heerst voorwaartse kracht, een massa-extinctie.
En passant raakt het onbekende onbekender. Ergens in een ooghoek
ligt de wereld, met vissen en puin. Ik heb nog tijd
voor een nieuw personage: de astronaut, kent die wereld, nog
van dvd's en internet, en woont, in zijn eigen stem. Intonatie
vervangt zwaartekracht. Kan men zo een roman schrijven? Valt
er iets te emanciperen? En alles gaat neuriën, de stem een woord
dat lang duurt, I am sitting in a room (Lucier). Of hij leest,
alleen nog, etymologie, die van fiets bijvoorbeeld. Sneeuwstorm.
Poes. En opeens gebeurt opnieuw dit: dat een poes het koud heeft.
Voor ons beleid is verte luxe. Zijn leven als ornament: hij vond
zich, in bezit, van een plastic opwindstegosaurus, korte tijd
vatte dat ding alles samen, spurtend. Elk woord is eerder
nodig geweest, iets, onvoorstelbaar, groots, een lurker
leest mee uit zijn verte. Hij hoopt opeens wakker te worden:
werkzaam: een doorgaand herstel, dit is de wereld, met mij
als zelfverklaarde luxe, met toevallige distributie: een totale
toegankelijkheid is voorraad onverkoopbaar. Anderzijds valt alles
opnieuw te verklaren: een onbekend aanbod: welk soort woorden
vraagt daar naar? Als ik praat weet ik het, ondersteund door
een flink bord spaghetti, of een net gevonden reisdoel. Elk
woord moedigt aan. Elk ding moedigt aan. Verzorg jezelf goed.
De woorden in hun volgorde zijn het toeval gaan simuleren:
alle dingen raken analoog, zeldzame dag, ritme springt over
| |
| |
van wolken en fietsers op letters en geld. Deze mensheid is meer
dan restant: ik ben per toeval bijeen, een contraprestatie,
of: jij vervangt toeval. Waarde is expansief. Elk ding levert
debatten op. Niemand kan kiezen. Ben je schaars? Incidenteel
is er massamigratie, of platentektoniek, wetenschap, maakt
meer toeval mogelijk, debat met een paria, gevolgtrekking kent
schimmige gevolgen, wat subliem was wordt bestaansvoorwaarde:
zij kan het toeval niet meer wegdenken uit haar huishouden.
Portret van een dode geleerde. Het enthousiasme voor een plan
dat iemand liet mislukken, zo weinig bedoeld woont iemand, met
boek en brief, een blijvend paleis in het uitzicht, vogeltrek.
|
|