| |
| |
| |
Frans Budé
Hoe in schemerduister
Iemands stem stapt door mijn hoofd,
begint te vragen uw schoenen uit.
Het is waar dat men hier zo nadert,
de dag sluit, het glas van tafel, mij
mijn kleren af. Wie ruikt hier zo
naar ziekenzalen, bed na bed
het lopen van de koffie, belangrijk
kleiner de resten van een sigaret, krulletjes
ergens afgevallen, o wee, ze rusten zacht.
Zo de dunst mogelijke rook, getuite
lippen, en toch de slappe lach gekregen.
| |
| |
Vader verbrandde zijn hoofd, ontplofte
in de zomer van 1923, blootshoofds, zijn
brillenkoker stond op smelten drie uur
in de middag tot zijn buikriem in het water,
een badpak voor de zee, je had toen rieten
stoelen, één knoopje los voor wie in het zonlicht
kwam gereden, sliepen we in hoge kamers,
altijd grenzend aan dezelfde zee, juffrouw,
toch ergens vandaan al dat water
| |
| |
Heden is gebleken men heeft mij in de war
gekregen, geen plaats mij aan het raam, meters
van het kerkhof uitgeklapt mijn kermisbed.
Hoe in schemerduister geen klok meer slaat,
een wormpje aan mijn deurkast klopt en vindt
wat hier geschiedt. Over dokters nooit te klagen,
ook geen kamerhuur, ze treden binnen, zeggen:
U laat u bewaken, daarom geen bezoek vandaag.
Schrijf een brief dat men u komt halen.
| |
| |
Vader had een zomerkleur, oom Jan leek heel
anders, kwamen ze aangezwommen, op en neer
hun armen, sloegen gaten in de lucht
om erin te passen, pompten banden op ergens
bij het water in de rij voor wat pret, totdat
de meester floot, alles, alles weg, zwommen ze
onder water, dan weer bovenop omdat er dingen
waren die God had opgelegd, en zo en veel
te gladjes, bibberend tussen stenen door
spreidde men op het gras de roze deken uit,
zwaarbewaakt de snoepgoedtas.
| |
| |
Er zit spanning in mijn haar, u staat daar maar
te lachen, knetteren krullen op het laminaat,
blaast u golven van steeds een andere kleur
langs de deurtjes van de commode.
Zag u het kind dat naar me zwaaide?
U kijkt ook niet. Ze staat in de rij, een föhn
in haar handen. Ga maar zitten meisje,
de juffrouw slijpt de scharen, zonder haren
slapen in een bezemkast. Zo is het hier,
en hard de deuren dicht zonder dat het waait.
|
|