| |
| |
| |
Hans Kloos
17 punten voor men het land betreedt voorbij de afgebroken regel
1
Het graag schakende zesdeklassertje keek zijn ogen uit en vond het volstrekt vanzelfsprekend. Natuurlijk zou het spel der spelen zich in de toekomst voltrekken op drie, vier, vijf boven elkaar geplaatste borden van perspex. Het aantal mogelijke zettencombinaties dijde exponentieel uit, wat het spel alleen maar zou verrijken. ‘3D SCHAAKSPEL’ schreef ik met koeienletters boven aan het verlanglijstje voor mijn twaalfde verjaardag, nadat ik in een sciencefictionfilm - of was het een aflevering uit de eerste serie van Star Trek? - voor het eerst 3D-schaak had gezien.
De spellenwinkel had het niet of het was veel te duur of mijn vader, die mij had leren schaken, had een iets andere toekomstvisie. Hoe het ook zij, een 3D-schaakspel heb ik niet gekregen, mijn interesse taande allengs en deze grote vernieuwing maakte al helemaal niet de door mij verwachte opmars.
Anno 2005 blijkt het vooral nog te leven in een mede dankzij Star Trek bloeiende subcultuur op het wereldwijde web.
| |
2
Is ze eenzelfde lot beschoren, de talloze kruisverbanden die webpagina's bieden - er kunnen labyrinten ontstaan waar zelfs Borges in zou verdwalen - de tekstanimaties, taalmachientjes en interactieve gedichten? Het aantal manieren om een gedicht, verhaal, roman of essay te presenteren is, als het combinatiepotentieel bij het 3D-schaak, exponentieel toegenomen. Om nog maar te zwijgen van de varianten waarin die tekst vergezeld gaat van beeld of geluid of beide. Door het woud van mogelijkheden zie je het bos niet meer, laat staan de bomen.
| |
3
Raymond Queneau wist ook het een en ander van combinatiemogelijkheden. In 1961: schreef hij zonder computer een uiterst dun bundeltje (10 blz. broodtekst) met maar liefst 100.000.000.000.000 sonnetten door simpelweg dertien keer de schaar in elke bladzijde te zetten. En tekstanimaties bestaan ongeveer al even lang als de teken- | |
| |
film. Van vrijwel elke ‘nieuwe’ tekstvariant op het beeldscherm is een oudere, niet-digitale pendant te vinden.
| |
4
En toch ben ik zelf dat woud van mogelijkheden ingetrokken om te zien of ik er iets van mijn gading kan vinden. Dat heeft tot nu toe geresulteerd in een paar interactieve (beeld-)gedichten, tekstanimaties, een heen-en-weermachine en een reïncarnatiemachine op www.hanskloos.nl.
| |
5
Al was het dankzij de tekenfilmtechniek best mogelijk geweest, zonder de digitale techniek had bijvoorbeeld Tonnus Oosterhoff nooit zijn poëzieanimaties gemaakt, durf ik te wedden, en ik evenmin. Animatie was zo'n tijdrovend en geldslurpend proces dat het nooit binnen het bereik heeft gelegen van meestal niet al te kapitaalkrachtige schrijvers en dichters. Maar nu, marxistisch gezegd, de productiemiddelen in handen van het volk zijn, ligt er een wereld open die voorheen slechts voor weinigen toegankelijk was. En omdat veel meer mensen nu over die middelen beschikken, kon er wel eens meer moois van komen dan gedacht.
Dat er ook meer belabberds wordt geproduceerd, is helaas ook een logisch gevolg. Een rondje internetten levert al snel een paar websites op waar deze digitale technieken op zijn best de slagroom op de taart zijn. Vaker is het slagroom op een kroket of een moorkop gevuld met ketchup. Maar de makers ervan zijn vaak beter thuis in het programmeren en allerlei software dan ondergetekende, waardoor ik op die sites wel eens een techniek opdoe waarmee ik taart noch slagroom noch kroket noch ketchup maak, maar een... dinges, zoals een bevriend typograaf ze bij gebrek aan een juiste term vaak noemt. Het nieuwe is niet dat er allerlei nieuwe procédés zouden zijn, maar dat sinds kort bijna iedereen niet een computer daarover kan beschikken. En tussen die computerproletariërs zitten ongetwijfeld meer vindingrijke geesten die iets mooiers kunnen maken dan vroeger toen slechts een handjevol mensen geld en tijd had om met die middelen iets te doen.
| |
| |
| |
6
Het zijn hier te lande vooral dichters die zich op dit digitale terrein wagen. Voor mij - naar ik vermoed ook voor mijn collega's - is dat helemaal geen grote stap geweest. Poëzie is het medium dat daar vanzelf toe leidt. Wie zich afvraagt waar een regel moet worden afgebroken, of er na die vijfde regel een witregel moet komen, of die beginregel nog een keer terug moet komen, haalt zich van alles op zijn hals.
Als je een regel afbreekt, voer je een kleine pauze in. Tijd gaat een rol spelen. En dan is het hek van de dam. Dan zit ik me af te vragen wat daar de consequenties van zijn. En nu webpagina's en tekstanimaties de mogelijkheid bieden om dat te onderzoeken, kan ik het niet laten. Die simpele grafische ingreep om een regel af te breken leidt mij ertoe om te kijken wat er gebeurt als je die pauze ook werkelijk laat plaatsvinden, als je de tweede regel pas laat verschijnen als de eerste regel is gelezen. En van het een komt het ander. Woorden kunnen over het scherm bewegen of pas zichtbaar worden als de lezer ze met zijn cursor vindt. Er is van alles mogelijk in dit land voorbij de afgebroken regel.
| |
7
In een van mijn papieren bundels zaten uitklappagina's - ik wilde de soms extreem lange regels niet afbreken en dus moest de pagina maar breder worden - en samen met vormgever Melle Hammer heb ik vanaf de bundel De hand boven het hoofd (1994) gekeken naar paginaovergangen in lange gedichten. Zo'n overgang is te beschouwen als een witregel in het kwadraat en dus moet je kijken waar dat op zijn plaats is. Gedichten schrijven is primitief grafisch vormgeven.
| |
8
In e-literatuur kwadrateren de vormgevingsvraagstukken. Er is zoveel meer mogelijk dan op papier - financiën spelen bijvoorbeeld geen rol meer in het kiezen van (het aantal) kleuren, het formaat, het gebruik van beelden (zie het verschil tussen deze 17 punten op papier en die op de CD-rom) en technisch kan er simpelweg veel meer - maar juist daardoor neemt ook het aantal te nemen keuzes schrikbarend toe. Op het technische, typografische én inhoudelijke vlak liggen er allerlei problemen op de loer. Het liefst was ik niet alleen dichter, maar ook
| |
| |
een volleerd grafisch vormgever en programmeur. Nu moet ik het op die laatste twee terreinen doen met lekenkennis, intuïtie en hopelijk enig ongepolijst talent.
| |
9
Maar in het land der digiblinden is éénoog koning. Alleen doet éénoog er slim aan zijn beperkingen niet te vergeten. Toen ik begon aan mijn digitale bijdrage voor dit nummer, maakte ik een webpagina met de titel Geruchten van onsterfelijkheid. Daarop was een grofgepixelde animatie te zien van een pijpende vrouwenmond waar, als de cursor erop rustte, een röntgenanimatie doorheen flikkerde van een mensenkakement, en in die beeldenstorm moest de ‘lezer’ met zijn muis de regels tevoorschijn halen uit Eliots ‘Whispers of Immortality’, waarvan ik de eerste helft had vertaald (‘Webster was nogal bezeten van de dood / en zag de schedel onder het vel enz.’). Dit alles tegen een achtergrond van televisies die geen kanaal kunnen vinden en sneeuw uitzenden. Ahum...
Ik was weer even het jongetje dat zo onder de indruk was van het 3D-schaakspel, zullen we maar zeggen. Toeters en bellen, kralen en spiegeltjes, slagroom zonder taart. Als je dit land betreedt, blikkeren de verleidingen je van alle kanten tegemoet.
| |
10
Het klassieke schaakspel blijft mensen al eeuwen boeien juist omdat het geen toeters en bellen kent, omdat het door zijn beperkingen zo eenvoudig en toch zo rijk is. Zo lang hij het terrein niet uit-en-te-na kent en nog geen tweeoog is, kan éénoog maar beter in de buurt van die eenvoud blijven. Dan is voorlopig de kans het grootst dat er iets rijks ontstaat. Een rijke smaak ontstaat niet per se door een veelheid aan ingrediënten, maar door een goede bereiding en dan kan één ingrediënt al genoeg zijn.
Op www.poemsthatgo.com is een keur aan Engelstalige experimenten te bekijken. Maar die kennen veelal hetzelfde manco als mijn Geruchten van onsterfelijkheid: ze willen te veel tegelijkertijd. Zo maakt het sympathiek ogende NINE van Jason E. Lewis niet alleen gebruik van het aloude schuifpuzzelprincipe, maar veranderen de acht schuifstukken ook van patroon zodra je ze schuift en verschijnt in het ene lege vakje steeds een andere tekst. Toen ik het probeerde, merkte
| |
| |
ik al gauw dat de verschillende ingrediënten elkaar in de weg zaten, waardoor het een warboel werd in plaats van een mooie, veranderende collage. Het is een cliché, maar ook op dit terrein geldt vrees ik dat meer minder is en omgekeerd.
| |
11
Er zijn in digitaal letterenland twee richtingen in te slaan. Veel dichters, schrijvers zijn voor een van die wegen niet geschikt, terwijl het juist de weg is die het nauwst aansluit bij de wereld van de computer, van de digitale technieken, want die weg wordt grotendeels geplaveid door automatisering en toeval. In de dagen van dada werden die twee procédés omarmd, maar de meeste schrijvers hadden en hebben er de schurft aan. Zij willen een verhaal vertellen, een gedicht laten klinken en daarvoor moet elke zin het juiste ritme hebben, elk woord op de onontkoombare plaats staan en elke regel op de goede plek worden afgebroken. Dan moeten automatisering en toeval de boel niet lukraak gaan verbouwen. Het werk mag best door automatismen of toeval ontstaan, maar het mag er uiteindelijk geen rol meer in spelen. De schrijver blijft de baas, al laat hij zich misschien nog zo metafysisch uit over hoe zijn werk zichzelf heeft geschreven.
Meestal ben ik er ook zo eentje. Maar in mijn borst schuilt nog steeds een ventje dat de aanstekelijkheid van dada en OuLiPo maar niet kan vergeten en dus stort ik mij soms in de armen van toeval en automatisering. Daaruit zijn de heen-en-weermachine en de reïncarnatiemachine op mijn site voortgekomen. Maar ook een van mijn digitale bijdragen aan dit nummer zou zonder die twee niet kunnen bestaan.
In de geest van Lewis Carroll is Neil Hennessey's JABBER, the Jabberwocky Engine die automatisch nonsenswoorden genereert en Neil Jenkins' Orbital ‘vertaalt’ het IP-adres van elke bezoeker in een woord en rijgt alle woorden vervolgens aan elkaar. Er bestaat zelfs een automatische dichter, maar die heb ik door compatibiliteitsproblemen (nog) niet kunnen uitproberen.
| |
12
De andere weg is beter te begaan voor het gros der dichters en schrijvers, want blijft het juiste woord op de juiste plaats in ere houden en de maker blijft god. Hij kan hier zelfs strenger in de leer zijn, want niet alleen maakt hij zoals altijd de volgorde van de woorden uit, hij bepaalt zelfs hoe lang de ‘lezer’ een woord of regel kan zien en wanneer
| |
| |
die toe is aan het volgende woord, een nieuwe regel.
Tonnus Oosterhoff lijkt in zijn digitale werk misschien te tornen aan die traditie door delen van een regel keer op keer te vervangen, maar hij werkt steeds volgens dezelfde strenge principes. Zijn vervangdrift lijkt mij eerder voort te komen uit de wil om in beweging te blijven, een afkeer van het definitieve, een hang naar het voorlopige en onaffe waarin de mogelijkheden nog niet gestold zijn.
Tekstanimatie biedt de dichter gereedschap waarmee hij nog preciezer kan zijn dan hij vaak al is. Het is het logische vervolg van de afgebroken regel, de plaatsing van de woorden in het wit van de pagina.
| |
13
Ik heb het woord ‘lezer’ tot nu toe zoveel mogelijk vermeden omdat hij bij de meeste digitale maaksels meer doet dan alleen lezen. Het kijken dat normaliter aan het lezen voorafgaat, speelt een grotere, langduriger rol. Het is vreemd, maar deze elektronische werkjes zijn zintuiglijker dan tekst op papier.
Bij websites spreekt men vaak van ‘bezoekers’, een term die al evenmin de lading dekt. Is er niet iets beters te verzinnen?
| |
14
Zoekresultaten voor liefde, dood, afscheid, huwelijk, oorlog, water, biografie, vriendschap, geluk, geboorte, ouder(s), sonnet, alleen, jarig, school, zomer, verhuizen, humor, poëzie, oma is de ietwat lange werktitel van mijn nieuwe papieren bundel. Het zou zo maar eens de definitieve kunnen worden. Ik heb de top twintig van termen waar mensen op www.hanskloos.nl naar zoeken, opgevat als een lijst bestellingen. Zo beïnvloedt het digitale medium ook het papieren.
| |
15
Ook in de e-literatuur duikt er regelmatig taart met slagroom op. Ik heb er zelf ook wel eens één gebakken en bespoten. Het gaat om teksten die duidelijk voor papier geschreven zijn, maar digitaal worden opgeleukt. Op zijn best - een goed gedicht en een adequate animatie; zie bijvoorbeeld Mark Boogs ‘Zo zonder zorgen zitten wij’ op www.poetryinmotion.nl - krijg je dan inderdaad taart met slagroom, of boeuf stroganoff als men wat minder zoet is aangelegd. Maar niet op elke taart hoeft slagroom en een goeie biefstuk eet ik het liefst puur, zonder saus.
| |
| |
Een digiblinde dichter aan een Flash-tovenaar of geniaal programmeur koppelen heeft hooguit zin als ze elkaars werkwijze door en door kennen. De mooiste digitale maaksels zijn, merk ik keer op keer, ook direct voor een digitaal medium gemaakt. Of op zijn minst heeft die vorm zo'n invloed gehad op de oorspronkelijke tekst dat die eerst zijn structuur is verloren en later een nieuwe heeft gevonden. Daarom vraagt dit medium ook om makers die er zelf op z'n minst enigszins in thuis zijn.
Mensen kunnen uren voor de TV zitten, maar ze zitten zelden zo lang naar een computerbeeldscherm te turen. Dat is een van de redenen dat er zo veel gedichten (van allerlei kwaliteit) op internet zijn te vinden. Het medium lijkt vooral geschikt voor korte, kleine dingen. En dat geldt vrees ik ook voor de e-literatuurvarianten.
De enigen die lang achter een beeldscherm zitten, zijn de mensen die actief zijn, de IT-arbeiders, datatypisten, tekstwerkers, chatters en gamers.
Lezers die ook gamer zijn, zien misschien wel wat in Arteroids van Jim Andrews. Het is een iets geavanceerder variant van het inmiddels klassieke videospelletje Space Invaders. In Arteroids wordt het heelal niet bevolkt door vijandelijke ruimteschepen die jouw scheepje bestoken, maar moet je met jouw woord - meestal poetry - vijandige woorden zien uit te schakelen door ze uit het taaluniversum te knallen. Natuurlijk is literatuur een spel, maar dat aspect heeft hier zo de overhand dat je even goed gewoon Space Invaders kunt spelen.
| |
16
In mijn exemplaar van Bernlefs Bermtoerisme zit een stapeltje kaartjes met een elastiekje er omheen. Op die kaartjes, die oorspronkelijk per drie een pagina met perforaties vormden, staan korte tekstjes. Je kunt ze rangschikken zoals je wilt en zo ontstaat steeds een ander geheel. Queneau's bundeltje met 100.000.000.000.000 gedichten biedt soortgelijke mogelijkheden. Welke stroken met een regel je onder elkaar houdt, bepaalt welk sonnet je leest. Je zou dat een vorm van predigitale ‘interactiviteit’ kunnen noemen.
Het is na ‘respect’ de meest aan inflatie onderhevige term van het laatste decennium. In omroepland noemen ze een tv-programma al interactief als je als kijker A, B of C mag sms'en om een minieme kans te maken een broodrooster te winnen.
In mijn Van Dale uit 1992 komt het zelfstandig naamwoord nog niet voor, alleen het bijvoeglijke met de verklaring: ‘elkaar wederzijds beïnvloedend, op elkaar inwerkend’. Dat suggereert een mate van deelname van de kijker, bezoeker, lezer die hem even veel macht geeft als de maker. Maar van wederzijdse beïnvloeding is natuurlijk amper
| |
| |
sprake. De maker kijkt wel linker uit, want dan raakt hij in dezelfde soort problemen verzeild als bij automatisering en toeval (waar Queneau en de jongere Bernlef niet echt vies van waren).
In een tijd dat vrijwel nog geen enkel huishouden was aangesloten op het wereldwijde web, heb ik de lezer al eens half schertsend beschreven als een medeplichtige van de schrijver, omdat hij betekenis geeft aan het maaksel. Wat elke schrijver wil... laat ik voorzichtig zijn: wat deze schrijver wil, is dat de lezer zo ver het werk induikt dat hij er alle mogelijkheden van ziet. Hoe betrokkener hij raakt hoe beter. En hoe meer hij zelf doet, hoe groter die betrokkenheid kan worden.
Het digitale medium biedt die mogelijkheid, via ‘interactiviteit’, om dat armzalige begrip te gebruiken. Ik zou eerder zeggen dat je de lezer uitnodigt om op een haast letterlijke ontdekkingstocht te gaan. De overeenkomsten met animatie zijn groot. De volgorde en plaats van de woorden is meestal even dwingend, maar waar je bij een tekstanimatie achterover kunt leunen om het maaksel zich voor je oog te laten ontvouwen, zul je hier in actie moeten komen om meer te zien dan het eerste woord, de eerste regel, het eerste beeld. Als je niet medeplichtig wordt, gebeurt er niets.
Wie mijn digitale bijdrage ‘gooi’ opent, ziet het woord ‘gooi’ staan. Wie vervolgens alleen maar blijft kijken, zal op die beeldschermpagina nooit meer iets zien. Ik heb de juiste woorden op juiste plek gezet, maar ze bestaan niet zolang je er niet naar op zoek gaat.
| |
17
Als jongen van elf zag ik in de oude Star Trek-serie nog zo'n buitenissig sciencefictionding dat ik graag wilde hebben. Maar ik besefte wel dat dit een toekomstvisioen was dat hooguit ver na mijn leven werkelijkheid zou kunnen worden. Als captain Kirk en Mr Spock gescheiden op verkenning gingen, konden ze, zelfs al was de afstand honderden kilometers groot, toch met elkaar overleggen dankzij een groots wonder der techniek: de communicator, een handzaam apparaatje dat opengeklapt kon worden. De man met de puntoren drukte op een paar toetsen en kon zomaar praten met zijn gezagvoerder.
Wist ik veel dat nog geen dertig jaar later het al een teken van beschaving zou zijn om hem ook eens uit te zetten en niet alle omstanders op de hoogte te brengen van je relatieproblemen door een gesprek op je communicator, dat ding dat nu mobieltje heet.
|
|