| |
| |
| |
Hans van Wetering
Hachis-Parmentier
I
Wat ze later die dag in de kombuis aantroffen:
1) | honderdentwaalf kilo kalfsvlees in het tweede stadium van bederf (RS 231) |
2 | vijfenvijftig kilo hachis-Parmentier (gehakt met aardappelpuree), in porties van 400 gram, in het derde stadium van bederf (RS 452) |
3 | tweehonderd en eenentwintig kilo karper, half ingevroren, in vuilniszakken |
Over de muizen stond in het voorlopig rapport dat het er meer waren geweest dan ze ooit eerder in zo'n kleine ruimte bijeen hadden gezien. Terwijl ze in het laboratorium toch wel wat gewend waren. De knaagdieren leken versuft door elkaars nabijheid. Pogingen om weg te komen waren er nauwelijks. En zelf moesten de onderzoekers trouwens de hand voor de mond houden om niet de vliegen binnen te krijgen die, zo noteerde De Eindverantwoordelijke Rapporteur, ‘in dikke, zwarte zwermen rondgaan... alsof hier in deze stalen container (de kombuis) een oudtestamentische plaag woedt’.
(Meestal kwam in deze laatste formulering nog de term ‘proporties’ voor, maar De PR-Medewerker had zich een kleine variatie beloofd.)
Het waren niet eens zozeer deze dramatische bewoordingen die te denken gaven (en die natuurlik, zoals bedoeld, de pers haalden waarin het verhaal als ‘lekker tussendoortje’ werd geserveerd), als wel de achteloze opmerking van een van de leden van Het Onderzoeksteam (in een televisieprogramma waarin willekeurige mensen - althans, niet-publieke personen - verhalen vertelden over wonderlijke dingen die hen waren overkomen, waarbij als enige regel gold dat in elke aflevering de eerste letter van het onderwerp van al die verhalen dezelfde was. Deze aflevering: de ‘H’, van hachis-Parmentier), dat ze De Kok niet hadden aangetroffen, ook al waren de Onderzoekers van De Controledienst tegelijk met de komst van de sleepboot aan boord gegaan. De Interviewer had wat schaapachtig gelachen, maar De Onderzoekster gafgeen krimp.
‘En nu?’
‘Nu gaan we de bacteriën verder in kaart brengen, de precieze relaties vaststellen, welke Clostridium Botulinum stammen voorkomen, in welke hoeveelheden.’
‘En... De Kok?’
‘Er is geen Kok, zo lijkt het.’
‘Nee.’
‘Nee.’
| |
| |
De meeste rege1geving was vastgelegd in de ‘Warenwet’, een omvangrijk corpus van overwegingen met betrekking tot bewaring, bereiding en verstrekking van etenswaren (en drank) met als oogmerk het bewaken van de volksgezondheid. Meestal kwam dat woord in dit soort gevallen wel boven drijven: ‘warenwet’. Het wetboek van strafrecht kende eigenlijk alleen artikel 174 (en 175, een milde variant: ‘Hij die waren verkoopt, te koop aanbiedt aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelik zijn, en dat schadelik karakter verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste vijftien jaar of geldboete van de vijfde categorie (Sr 304, 3’.
‘Wat leidt u daaruit af?’
‘Dat hij op een of andere manier verdwenen is.’
‘Ja’
‘...’
‘...’
‘Wij houden ons bezig met bacteriën, meten eencelligen, het kleine grut.’
‘Ja, natuurlik.’
In de volgende weken verdween de geschiedenis snel uit het nieuws (eerlik gezegd was het eerder een kwestie van dagen). Er waren ook geen slachtoffers te herstellen, geen nabestaanden te beklagen. Niets was er dan het beeld van de keuken vol vliegen en muizen (en je mocht toch aannemen dat ze de rommel inmiddels hadden opgeruimd). Misschien dat iemand zich nog de naam van het schip wist te herinneren (de ‘Majestic’), of de precieze hoeveelheid kalfsvlees (er zijn er die dit soort feitjes nu eenmaal onthouden, of ze het willen of niet), en altijd was er wel een enkele overgevoelige, jonge vrouw die zich achtervolgd wist door de gedachte (of beter: vraag) hoe dat bedorven vlees gesmaakt zou hebben (zoals ook algemeen bekend is dat mensen die aan hoogtevrees lijden in feite gebukt gaan onder hun diepe verlangen om in de afgrond te springen).
In werkelijkheid was een van de opvallende kenmerken van de hele affaire juist dat de woorden ‘geur’ en ‘smaak’ nauwelijks vielen. De beschrijving van de omstandigheden door De Onderzoeker van De Controledienst die door Haar Chef was aangewezen om in het televisieprogramma acte de présence te geven (en die onder haar collega's bekend stond als afstandelijk, secuur in haar werk - hetgeen nauwelijks werd gewaardeerd, en eerder zelfs irritatie opriep -, consciëntieus ook, voor zover die dingen niet samenvielen, maar die tegelijk haar leven buiten het laboratorium zorgvuldig afschermde door te suggereren dat ze zich schaamde voor de saaiheid ervan zodat er na twee jaar nog weinig meer bekend was dan ze tijdens het sollicitatiegesprek noodzakelijkerwijs had verteld: dat ze een alleenstaande moeder was die in de tijd voor ze bij De Controledienst kwam als assistent van een bekende Patholoog Anatoom
| |
| |
werkte, waar ze ‘om persoonlijke redenen’ weg was gegaan), kenmerkte zich door strikt technische detaillering.
Zo was er niemand die zich hardop afvroeg hoe de stank was, en of het in de kombuis misschien naar de hel had geroken (die in dit opzicht immers bepaalde eigenschappen schijnt te hebben). In plaats daarvan ging het over bacteriën die verbindingen vormen waarbij geurstoffen vrijkomen die ons waarschuwen voor weer andere bacteriën die in hoge mate toxisch zijn (een wankel begrip dat in feite van kwantitatieve aard is; zoals Paracelsus al schreef in het jaar dat Columbus ons Amerika ontdekte: Sola dosis facit venemum; indien bovenmatig toegediend wordt zelfs bronwater tot gif).
‘En de karpers?’
‘De werkzame stof is hier Trimethylamine, een zuur goedje.’
| |
II
De chronologie van de gebeurtenissen (van die eerste dag) was ongeveer als volt:
1) Op vrijdagochtend om negen uur 's ochtends werd het bureau van De Controledienst gebeld door iemand die zijn naam weigerde te noemen (noem me maar ‘Tipgever’ zei de man, die met een zwaar, niet thuis te brengen accent sprak). Later die dag zou een schip de haven binnenkomen, zo zei de beller, de ‘Majestic’, en dat het helemaal geen gek idee was daar eens in de keuken te gaan rondsnuffelen ‘voordat er nog meer dooien vallen’.
2) Direct nadat Tipgever heeft opgehangen, besluit De Afstandelijke Vrouw (die dezelfde ochtend met pijn in het hart haar zoontje van zes bij zijn vader heeft achtergelaten in het kader van een omgangsregeling waar ze vanaf wil omdat ze zeker denkt te weten dat de vader het kind slechts claimt om haar te raken, terwijl hij nota bene bij haar is weggelopen - ‘Ik wil weer leven, hoor je,’ had hij geroepen - en hij in werkelijkheid dat hele vaderschap als inschattingsfout opvat) de melding serieus te nemen. Ze licht Haar Chef in en checkt de agenda om te zien of het mogelijk is andere werkzaamheden naar een later tijdstip te verplaatsen.
3) Rond tien uur wordt gebeld met de havenautoriteiten om nadere informatie over het schip te verkrijgen. Het blijkt dat de Ma1jestic als een ‘Vliegende Hollander’ bekend staat, een schip dat hier en daar opduikt, (schijnbaar) zonder duidelijk programma, willekeurig aandoende routes varend. Over de vraag onder welke vlag het schip vaart, ontstaat onenigheid.
4) Om half twaalf komt er toestemming van De Havenmeester om samen met de loods bij het schip, dat inmiddels wacht om binnengeleid te worden aan boord te gaan.
| |
| |
5) Precies om één uur 's middags gaan de Onderzoekers van De Controledienst aan boord en treffen in de kombuis de muizen, de vliegen en het vlees aan.
6) Om drie uur zijn ze terug op kantoor, waar in het nevenliggende laboratorium al snel de eerste testresultaten bekend worden.
7) Vooruitlopende op het eindrapport wordt door De PR-Medewerker een persbericht uitgestuurd sinds de nieuwe directie is dit de standaard richtlijn in alle gevallen met ‘mediapotentie’, iets dat door De PR-Medewerker vooraf wordt gemeten door een eerste versie van het persbericht quasi achteloos te laten slingeren bil j de leden van een ‘at random’ samen te stellen Test Audience in een van de andere panden op het bedrijventerrein, en dan de reacties af te wachten), waarna binnen een half uur het telefoontje volgt van de redactie van ‘De verhalen van het ALFABET’ met het verzoek of iemand van de afdeling bereid is een en ander ‘live’ te komen toelichten.
8) ‘De verhalen van het ALFABET’ begint om halfacht, vóór het Journaal, en gelijk volgend op een aflevering van ‘Flipper’ waarin Sandy zijn verjaardag viert (als onderdeel van de vijftiendelige serie ‘The Return of The Seventies’). Voor het item over de kombuis worden vijf minuten ingeruimd.
| |
III
Dat er sprake was van een afdeling waar vrijwel alle werknemers de fysieke eigenschap deelden van een defect geur- en smaakvermogen (wat meestal veroorzaakt werd door een ontsteking van de bulbus olfactorius, de bolvormige verdikking aan het begin van de reukzenuw, waarvan bekend was dat deze gemakkelijk kon overslaan op de paddestoelvormige smaakpapillen op de tong), werd niet verteld. Zoals er ook geen aandacht werd besteed aan het opmerkelijke gegeven dat mensen die hun geurvermogen verliezen in de regel tot chronische depressiviteit vervallen.
Ze waren met z'n zevenen. De Chef, De Afstandelijke Vrouw (die sinds haar komst twee jaar daarvoor snel was opgeklommen in de hiërarchie van de afdeling), De PR-Medewerker en nog twee mannen en twee vrouwen van grofweg tussen de dertig en de veertig jaar. De afdeling werd door buitenstaanders uit andere onderdelen van De Dienst wel ‘Het Bederf’ genoemd, en ook ‘De club van Ratio Mesman’ alhoewel niemand wist op wie of wat dat eigenlijk sloeg.
‘Nog even terugkomend op De Kok.’
‘Ja.’
‘Heeft u dan misschien iemand gesproken die weet waar hij uithangt?’
‘Nee.’
‘Niemand?’
‘...’
| |
| |
De ruimte die ze tot hun beschikking hadden liet zich onderverdelen in een kantoorruimte en een laboratorium. Werd het eerste gekenmerkt door de bekende systeemplafonds (op de kop af twee meter tweeënveertig, de minimumhoogte zoals in het Bouwbesluit vastgelegd) en GUBO tussenwandjes, i het laboratorium - ingericht in de blekerij van een voormalige papierfabriek - begon het plafond pas op vijfenenhalve meter hoogte. De Chef had er bij zijn aanstelling op gestaan dat dit zolang hij in functie was niet zou veranderen. Hij had het zelfs in zijn contract laten opnemen. En als iemand hem in het begin vroeg waarom dat zo belangrijk voor hem was, haalde hij zijn schouders op en zweeg.
Om vanuit de kantoorruimte naar het laboratorium te komen moest een loopbrug worden overgestoken. Aan beide uiteinden van de loopbrug - waarvan de wanden van glas waren, gevangen in groen uitgeslagen, koperen sponningen - bevonden zich deuren, die, zo stond in het protocol, altijd gesloten dienden te blijven, ‘alsof het een sluis betreft’ (en dat was het in zeker opzicht ook). Vanuit zijn positie in de oostelijke hoek van het kantoor (aan de straatzijde) keek De Chef uit over de brug. Op arbeidsstilte winterdagen verdwaalde zijn blik soms in het sinds lang tranende glas.
| |
IV
Het is niet eenvoudig te achterhalen wanneer het gegeven van de verdwenen Kok opnieuw aan de oppervlakte kwam. Het lijkt erop dat een van de leden van Het Onderzoeksteam er op enig moment weer over begon. En dat het vanaf toen is gaan rondzingen.
Het eindrapport liet zich ondertussen lezen als een tabel. De PR-Medewerker had in die gewoonte tot zijn ergernis geen verandering weten te brengen. ‘De meeste woorden kunnen niet op één been staan’, luidde een van de (weinige) gevleugelde woorden van De Chef, ‘en in onze eindrapporten kunnen we geen omvallertjes gebruiken’. Zodat er wel altijd een hapklaar eerste persbericht werd uitgestuurd (waarin De Dienst zich nog achter expliciete speculatie kon verstoppen), maar de verhalen vervolgens steevast verloren raakten in een overdaad aan andere verhalen (onder meer van andere diensten), die nieuwer waren, en vooral beter gemanaged. Want wat moesten journalisten nou met zo'n kale tabel? En meer kregen ze niet.
Misschien was het De Afstandelijke Vrouw geweest (die, sinds ze bij Het Bederf solliciteerde naar aanleiding van de advertentie in Het Ochtendblad waarin biochemici met een disfunctionerend geur- en smaakvermogen werden aangezocht, geen dag had doorgebracht waarop ze zich niet afvroeg of ze De Anderen alsnog moest vertellen over haar treurige geschiedenis met De Ex-Man en Het Kind en De Omgangsregeling, ook al wist ze zeker dat De Anderen sinds het sollicitatiegesprek, met die hele geschiedenis allang bekend waren - ze zag haar Ex-Man in hun ogen de ellendeling), misschien De PR-Medewerker (uit onvrede over het beleid), en zelfs circuleerde hier wel de naam van De Chef.
| |
| |
| |
V
De meeste schepen van het type waaronder de Majestic gerangschikt moet wordende (de zogeheten ‘meerdeks cruiseschepen’), kenmerkten zich door een labyrintisch inwendig gangenstelsel waarin het gemakkelijk verdwalen was. In de regel stond er om de zoveel meter wel een plattegrond met daarop de tekst ‘U bevindt zich hier’, maar vooral in de oudere schepen kwam het voor dat deze bewegwijzering summier was of zelfs ontbrak (alsof de mensen zich vroeger minder snel verloren waanden, of - dat was een andere mogelijkheid - een beter ontwikkeld richtingsgevoel hadden, wellicht juist omdát nooit ergens stond aangegeven waar de mensen zich bevonden en welke richting aangewezen was).
De wanden waren van staal (een enkel houten tussenschot daargelaten) en dubbel uitgevoerd. Wie 's nachts zijn oor ertegen legde, hoorde allerlei geluid. Het meeste liet zich niet duiden (als membraan was staal nauwelijks geschikt). Tussen de wanden zat op plaatsen wel een halve meter ruimte. Daar verschool zich uiteenlopend leven. Vooral de muizen voelden zich hier thuis, en in de Majestic - een oud schip - was dat al niet anders.
Tijdens de ronde die Het Onderzoeksteam van De Controledienst door het schip had gemaakt (standaardprocedure), hadden ze het typische knarsende geluid waargenomen van tanden die in staal bijten (of zich aan staal scherpen). Ze hadden pas op de plaats gemaakt en geprobeerd het geluid te traceren, maar het leek overal vandaan te komen, als een dolgedraaide echo.
‘Het schip was helemaal verlaten?’
‘Bovendeks hebben we niemand gezien. In de holle ruimte tussen de wanden vonden we zeven Aziatische mannen die ons niet verstonden.’
‘En De Kapitein?’
‘We gingen op de klopsignalen af.’
‘...’
‘...’
‘...’
‘De Kapitein stond op de brug.’
‘En?’
‘Hij zwijgt.’
‘Niets?’
‘...’
Veel later kwam pas naar buiten dat het om zeven verstekelingen ging, afkomstig van het Chinese platteland, die geen idee hadden wat zich op het schip had afgespeeld, aangezien ze De Tussenruimte nimmer hadden verlaten en ze zich daar met de alomtegenwoordige muizen hadden gevoed. Terwijl uit de zwijgzaamheid van De Kapitein door sommige waarnemers de
| |
| |
wonderlijke conclusie werd getrokken dat De Kapitein en De Tipgever een en dezelfde moesten zijn.
| |
VI
Mensen verdwenen vaker dan je dacht, vermoedde de leider van Het Politiële Onderzoeksteam dat de havenautoriteiten in de dagen na de eerste dag instelden. Bekend waren vanzelfsprekend de verhalen over sigarettenhalende echtgenoten, over dolende tieners die op zoek gingen naar iets dat zij voor het leven zelf hielden. En De Inspecteur wist zich zelf de geschiedenis te herinneren van de automonteur die naar Tokio vloog om tien kilometer van het vliegveld een onderdeel op te halen. Pas na drie maanden hadden ze hem weer gevonden, in een motel nauwelijks dertig kilometer verderop. Hij had de fabriek waar het onderdeel op hem wachtte niet kunnen vinden. Soms liepen dingen ook gewoon slecht af. Dat was zijn business in feite. ‘Ik eet van het toeval’, zei hij tegen mensen die hem vroegen wat hij deed ‘en het smaakt naar niets’. Want altijd was er de kans dat je de verkeerde trof; mensen die als Strangelets waren, die alles wat ze op hun pad tegenkwamen verpulverden, uitveegden. Uiteindelijk had het allemaal met routes te maken, al betekende dat op zichzelf nog weinig.
In de uitzending van ‘De verhalen van het alfabet’ (dat hij steeds volgde sinds de serie twee jaar daarvoor van start was gegaan) van die avond vertelde een jonge, niet onknappe vrouw op zakelijke toon over een schip waar in de kombuis een ongelofelijke smeerlapperij was aangetroffen. Het was De Inspecteur opgevallen, niet alleen omdat het zich in zijn haven had afgespeeld (en was hij haar eerder niet al eens tegengekomen? Dat zou zomaar voor de hand kunnen liggen), maar ook omdat er sprake was van een verdwijning. En dat was nu eenmaal zijn ding. Zodat hij de volgende dag de hoofdinspecteur verzocht om aangesteld te worden als Leider van Het Politieel Onderzoek en hij voor de eerste keer contact zocht met De Controledienst.
‘U bedoelt de club van Ratio Mesman?’ had de telefoniste geantwoord op zijn verzoek doorverbonden te worden met De Controledienst. Blijkbaar waren er meerdere benamingen in omloop, bedacht De Inspecteur, iets dat even later bevestigd werd toen hij ergens tussen twee telefooncentrales verdwaalde en weer een andere telefoniste hem vertelde dat ze ‘Het Bederf’ niet te pakken kreeg.
| |
VII
Strikt genomen was er geen sprake van een misdrijf. Hooguit een vastgestelde hoeveelheid bedorven waren en het vermoeden van een verdwijning. Bedorven eten op zich was nog geen misdrijf. In artikel 174 stond toch klip en klaar dat er slechts sprake was van een misdrijf wanneer dat eten zonder waarschuwing aan anderen werd geserveerd. Of dat hier het geval was geweest bleek in de eerste dagen van het onderzoek onduidelijk. Afgezien van De Zwijgende
| |
| |
Kapitein waren er slechts de zeven Chinese verstekelingen aan boord, die De Tussenruimte niet hadden verlaten, en met de gezondheid van De Kapitein was niets mis.
Onduidelijk was bovendien wie er nu precies verdwenen was. ‘De Kok’ op zich bood weinig aangrijpingspunten. Niemand was als vermist opgegeven. Zodat het (summiere) uitgangspunt van Het Politieel Onderzoeksteam als volgt luidde: ‘Aangezien niet uitgesloten mag worden dat de vastgestelde hoeveelheid bedorven waren in de kombuis bereid zijn met het oogmerk opgegeten te worden...’ (waarmee het onderzoek zich concentreerde op de hachis-Parmentier), ‘...kan degene die in de kombuis met de scepter zwaait verantwoordelijk worden gehouden’. Al het andere was vooralsnog ontoelaatbare speculatie.
| |
VIII
In het eindrapport (De Tabel) dat De Inspecteur in de week na het voorval op zijn bureau kreeg, stond niets dat hem verder bracht. Met getallen had hij nooit goed overweg gekund. De Chef van De Controledienst wist hem ook weinig te vertellen. In de hachis-Parmentier waren sporen van kruidnagel aangetroffen, olijfolie en het gebruikelijke zout, peper en knoflook. Het was een heel gebruikelijke receptuur eigenlijk, al was het vlees taaier dan normaal. Misschien had het ermee te maken dat het gerecht in een ver verleden ingevroren was geweest (dit kon tegenwoordig worden aangetoond, wist De Inspecteur).
Tijdens de rondleiding door het laboratorium was hem opgevallen dat geen van de werknemers van De Controledienst zich druk leek te maken over de afgrijselijke stank die er hing. Toen hij quasi gekscherend over de mogelijkheden van een afzuiginstallatie begon, had De Chef zwijgend naar het plafond gewezen, en het was pas veel later, uit een achteloze opmerking van De Telefoniste van De Centrale, dat hij begreep dat op de afdeling alle in de stad in beslag genomen bedorven etenswaren bewaard werden (en het was op de afdeling sinds lang nu eenmaal beleid om van deze waren ook de zogeheten ‘bederfcurve’ in kaart te brengen - het bederf in de tijd, als proces -; een test die het gebruik van koelkasten en afgesloten, zuurstofvrije ruimtes op voorhand uitsloot, en volgens sommigen afdoende verklaring was voor de onmiskenbare aanwezigheid van de muizen), en dat geen van de werknemers aan de misselijkmakende stank aanstoot nam omdat ze eenvoudigweg niks roken.
| |
IX
In zijn werk was het De inspecteur meermalen overkomen dat hij iemand ontmoette die aan zichzelf probeerde te ontsnappen op een manier die de wet niet toeliet. Meestal betrof het mensen die zich zo klein maakten dat ze op den duur voor zichzelf onvindbaar werden. Zelf schrok hij soms op uit een nachtmerrie waarin hij zijn eigen gezicht voor de geest probeerde te halen en daar niet in slaagde, terwijl de omstanders (van wie hij niemand herkende) hem met
| |
| |
een merkwaardige holle blik aanstaarden en de angst hem overviel dat hij op enig moment de droom zou vergeten die hij al die tijd voor zijn leven had gehouden (in zijn droom). Als hij zijn droom aan mensen vertelde, keken ze hem precies zo aan als de omstanders in de droom zelf. Maar deze keer was het anders. De PR-Medewerker beloerde hem wantrouwend en zei nadat De Inspecteur uitgepraat was dat hij iemand kende die lange tijd ongeveer dezelfde droom had gehad, al was het hij die persoon geen nachtmerrie geweest. Zo bijzonder was het allemaal blijkbaar niet, lachte De PR-Medewerker vals, zelfs in de droomwereld regeerden de clichés omdat die nu eenmaal nodig waren wanneer je ‘De Ander’ een verhaal wilde aanmeten.
| |
X
De PR-Medewerker had hem niet alleen daarom geïrriteerd (en bovendien: ‘De Ander’?). Het was ook de oppervlakkige (want zichtbaar geforceerde) zelfingenomenheid, in combinatie met het feit dat de man zich zo herhaalde (‘Ik ben er voor de smaak van de dingen’ had De PR-Medewerker steeds weer gezegd, ‘aan de anderen kun je dat hier niet overlaten’; wel drie keer had hij dat herhaald, en daarbij tot ontzetting van De Inspecteur nadrukkelijk samenzweerderig gekeken), en de badinerende opmerkingen over De Anderen (vooral over De Afstandelijke Vrouw, waarvan De PR-Medewerker beweerde dat ze alleen maar door De Chef voor publicitaire klussen - zoals het televisieprogramma - werd aangewezen omdat De Chef wist dat ze daar met haar uitstraling ten enenmale ongeschikt voor was en ze zich bij die gelegenheden dusdanig verloren voelde dat het De Anderen een doorn in het oog was, eigenlijk voornamelijk omdat ze zich zichtbaar niet realiseerde hoe De Anderen hieronder gebukt gingen; een effect dat De Chef, die tegen zijn zin klein van stuk was, natuurlijk precies op het oog had en De Afstandelijke Vrouw er juist toe had moeten bewegen in dit soort gevallen haar medewerking te weigeren) die De Inspecteur een naar gevoel bezorgden.
De Inspecteur luisterde maar met een half oor terwijl De PR-Medewerker zijn beklag deed over De Tabel en oreerde over wat hij ‘de inhoudelijke kant van mijn werk’ noemde (‘Alles gehoorzaamt aan de ijzeren wet van eenheid van tijd, plaats en gebeurtenis. Sinds Horatius is er weinig nieuws onder de zon. Elk verhaal kan maar op één manier verteld worden, terwijl je verhalen wel op duizend verschillende manieren niet kunt vertellen. Maar daar schiet je natuurlik weinig mee op. Het is mijn taak ervoor te zorgen dat de verhalen in de noodzakelijke mal passen. De zinnen van gepaste lengte en elk woord een ijzeren noodzaak zonder welk het bouwwerk ogenblikkelijk ineenstort’). Het kwam hem voor dat De PR-Medewerker de herenliefde was toegedaan.
| |
XI
Onderweg naar Snackbar ‘Vampire’ aan het Buikslotermeerplein in Amsterdam Noord, waar De Chef altijd even langsging voor hij de snelweg richting huis opdraaide (de frikadellen heetten er
| |
| |
Snackbar ‘Vampire’
legendarisch), stond zoals gebruikelijk een kleine file die, sinds er bij de oprit van de snelweg een stoplicht was geplaatst, zodat de auto's nog slechts een voor een konden invoegen, een steeds langzamer bewegingstempo had ontwikkeld.
Alhoewel het eerder die dag in zijn gesprek met De Inspecteur niet aan de orde was geweest (zomin als het verhaal dat hij bezoekers altijd vertelde; dat ze bij De Dienst nog steeds het papier gebruikten van de firma die vroeger in Het Laboratorium was gehuisvest; een gegeven waarin hij naar eigen zeggen de oorsprong van de durende muizenplaag vermoedde; waren knaagdieren immers geen erkende papiereters?), was De Chef de enige werknemer van De Controledienst die zich de smaak van de dingen wist te herinneren, en die zich de geur van bedorven waren kon voorstellen door De Tabel te lezen. Het was als met de andere kunsten, zo mocht hij graag beweren, waarna hij zich vergeleek met de beroemde dirigent Bernhard Haitink, die hij eens (in een documentaire) zichtbaar in vervoering had zien raken bij het lezen van een partituur in een op lessenaar en stoel na, lege kleedkamer. De dirigent hoorde de denkbeeldige muziek intenser dan zijn luisteraars in de concertzaal ooit gegeven zou zijn. Het ging om de fantasie. Daarin school het wezen van de mens. De Anderen hadden daarvan minder dan hijzelf. Zodat hij eigenlijk meer mens was dan zij. Daarom was hij De Chef en waren De Anderen slechts De Anderen.
Hij was ook de enige die erop stond zo nu en dan buiten de deur te lunchen (het was sowieso een arbeidsvoorwaarde die binnen De Dienst standaard in alle arbeidscontracten vanaf schaal 12 was opgenomen, zodat ook enkele van De Anderen, waaronder De Afstandelijke Vrouw, hier recht op hadden). Hij maakte zichzelf wijs dat hij de enige was die wist (op De PR-Medewerker na, die geen afwijking had, en daarom ook niet in Het Laboratorium werd geduld dat smaak iets was dat verzonnen moest worden.
| |
XII
In feite zou nooit echt duidelijk worden door wiens handelen de geschiedenis met de hachis-Parmentier opnieuw onder de aandacht kwam en zo zelfs een landelijk bekend staande Televisiemisdaadjournalist ertoe verleidde zijn licht op te steken bij zowel De Controledienst als De Inspecteur, die de hele gang van zaken weliswaar betreurde, maar anderzijds moest erkennen dat hij, sinds hij voor het eerst contact opnam met De Controledienst nog weinig was
| |
| |
opgeschoten en de publiciteit dus, God weet, uitkomst zou kunnen bieden. Aan speculaties hierover was, hoe dan ook, zeker binnen De Controledienst zelf, geen gebrek.
De Televisiemisdaadrnalist had hem uitgenodigd voor een ‘oriënterend voorgesprek’ in een motel langs de A2, zodat De Inspecteur op een winderige woensdagochtend zijn advocaatkleurige Citroën Xsara op de invalidenplek pal naast de ingang parkeerde en naar binnen was gelopen, in de schemerige ruimte op zoek naar het gezicht van de televisie.
‘Het zaakje stinkt, niet?’
‘U zegt het.’
‘Behoorlijk zelfs.’
‘...’
‘...’
‘En De Tipgever?’
‘...’
De Inspecteur had zich op de vlakte gehouden en geprobeerd De Televisiemisdaadjournalist af te leiden door zijn ‘Wat ik doe heeft geen betekenis. Dat ik het toch doe is alleen om te voorkomen dat anderen denken dat het geen betekenis heeft. Is dat bij u dan niet net zo? -routine’ op te voeren en zich daarbij amicaler voor te doen daarop dan zijn natuuur hem strikt genomen toestandtoestond. Meestal liet hij daarop zijn monoloog over de blindgangers volgen (‘De meeste mensen zijn blindgangers, Goddank, maar als er eens eentje afgaat, rest er niets dan achteraf de brokstukken bij elkaar te vegen. Bij twijfel bukken, zeg ik altijd maar. Het gaat om routes, helaas, en dat is ingewikkelde materie.’). Dat hij ondertussen zelf in al die jaren onderzoek een scherp oog voor verdwijningen had ontwikkeld, en zelfs een ‘Map met Vergelijkbare Gevallen’ bijhield, verzweeg hij wijselijk.
| |
XIII
Vaak was er liefde in het spel, of anderszins gevoelens van eenzaamheid en ongericht verlangen. In de summiere verslaggeving (De Televisiemisdaadjournalist had er uiteindelijk geen item in gezien en bij wijze van knieval een schrijvende journalist van Het Dagblad ingeseind) had hij daar niets over terug gelezen, zomin als er trouwens veel aandacht werd besteed aan de identiteit van De Tipgever (en de vraag of De Tipgever en De Kapitein een en dezelfde waren).
| |
XIV
In zijn met De Chef was het op enig moment over De Afstandelijke Vrouw gegaan (die, gesprek zoals De Chef na enig aandringen van De Inspecteur moest toegeven, binnen De Dienst zo langzamerhand een nuttig scherm vormde tussen hem en De Anderen, ook al was ze zich zelf deze klassieke rolbezetting niet bewust en voelde ze waarschijnlijk slechts het milde onbehagen
| |
| |
dat ‘Dit Soort Mensen’ - waarmee De Chef op haar schijnbare afstandelijkheid doelde - in gezelschap toch al als een tweede natuur ervaren een onbehagen dat derhalve door haar ook niet noodzakelijkerwijs met Haar Chef in verband werd gebracht) en had De Inspecteur De Chef erop gewezen dat in zijn ogen de psychologie een overbodig (en eenzaam) gezelschapsspel was waar hij zich nimmer aan bezondigde. ‘Het gaat om omstandigheden’, had hij gezegd, ‘om beschrijving, om chronologie en detaillering, en uiteindelijk,om routes. Al het andere is verloren tijd.’
Ze hadden samen het stuk van De Schrijvende Journalist doorgenomen. Veel nieuws stond er niet in. De Inspecteur had (misschien daarom) De Chef in een zwakke bui verteld over De Alom Bekende Televisiemisdaadjournalist en de ontmoeting in het troosteloze motel langs de A2 waar gedurende het hele gesprek een nummer van Franky Goes to Hollywood te horen was geweest (‘The power of love, the force from above, cleaning my soul’), alsof de muziekinstallatie de hik had; maar hoe hij ook zijn best deed, het lukte De Inspecteur niet op de naam van De Televisiemisdaadjournalist te komen, zomin als De Chef hem trouwens kon helpen, waarschijnlijk omdat ergens niet op kunnen komen nu eenmaal als zeer besmettelijk beleend staat (en zich op zulke momenten, naarmate je harder je best deed, vaak ook namen aandienden die met de persoon die je zocht niets van doen hadden zodat nu in het hoofd van De Inspecteur steeds de naam Brigitte Bardot opdook).
| |
XV
Er was De PR-Medewerker veel aan gelegen om verteld te krijgen dat hij geen losse eindjes toestond en hij eveneens het land had aan cryptogrammen (alhoewel de meeste cryptogrammen in zijn ogen slechts in schijncryptogrammen waren). De Ander die bereikt moest worden (zoals in zijn functieomschrijving stond) had recht op een voldoende portie empathie; alleen in de verhalen konden de mensen zich tenslotte nog verliezen, in De Anderen zelf (in den vieze) ging dat na verloop van tijd echt niet meer, die waren daarvoor te dichtbij (en vooral te amoebeachtig, te veel als gelei).
Voor zichzelf had hij de geschiedenis nog eens op een rijtje gezet (dat De Dienst hem zou toestaan een tweede persbericht uit te sturen was ondenkbaar), van de komst van De Tipever tot aan de publicatie van De Tabel, en daarbij was hem opgevallen dat een aantal opmerkelijke details steeds op wonderlijke wijze onder het tapijt geschoven raakte. Over de karpers bijvoorbeeld werd weinig meer vernomen (waarom waren het eigenlijk karpers geweest? Werd de karper ook niet ingezet als siervis in de Japanse Zen-tuin? Was dit een aanwijzing ergens voor?) en evenmin had hij nog iets gehoord over de muizen (die hem in het eerste persbericht juist zo goed waren bevallen, niet alleen door de bijbelse verwijzing, maar ook vanwege het door hem met veel finesse ingebrachte detail van de tanden die zich hoorbaar aan het staal scherpten).
| |
| |
Als hij vreemden (vrienden had hij zelden) vertelde dat hij bij de Club van Ratio Mesman zat, en hij ze, na even te hebben gepauzeerd voor de nimmer verzakende wenkbrauwenfrons, uitlegde wat ze daar precies deden, en dat iedereen er een defect geur- en smaakvermogen had, een afwijking die in vrijwel alle gevallen in chronische depressiviteit resulteerde, behalve bij hemzelf, want, zo moest hij bekennen, eerlijk gezegd was hij de enige bij wie het defect niet speelde (en misschien bij De Chef, in ieder geval in mindere mate, zo vermoedde hij), dan bekroop hem wel eens het verlangen om zich vanwege die uitzonderingspositie schuldig te voelen of tenminste om zich schuldig te voelen niet alleen vanwege het feit dat hij weliswaar depressief was en er bij hem in tegenstelling tot bij de anderen geen fysieke verklaring voor te vinden was geweest, maar ook omdat hij die depressiviteit tegenover de anderen verzweeg.
| |
XVI
Het verdwijnen van De Kok was nog even kort in beeld gekomen, toen bleek dat De Kapitein volhardde in zijn zwijgen (zoals de wet ook geen mogelijkheden bood hieraan een einde te maken) en er over de relatie tussen De Kapitein en De Tipgever weinig meer te zeggen viel dan dat deze zich niet zonder meer liet aantonen, al bleef het vermoeden daarmee natuurlijk onverminderd overeind.
Opmerkelijk was verder dat het schip nergens geregistreerd bleek te staan. Het enige papier dat op het schip werd gevonden bevatte een naam die nog het meest weg had van een (chemische) formule (De Schrijvende Journalist was er in zijn stuk tot twee keer toe over gestruikeld, en had, toen hij De Controledienst om een reactie belde, van De Afstandelijke Vrouw te horen gekregen dat het op haar overkwam als een anagram van de naam van haar voormalige werkgever - De Patholoog Anatoom - al bevatte deze naam dan meer letters, en betekende het allemaal niet zo heel veel aangezien ze die indruk de laatste tijd bij meer namen had iets waarvan ze twijfelde of het noodzakelijk was om het aan De Anderen te vertellen). Verdere naspeuringen leverden ook niets op, zodat het schip als volgt in de boeken van de haven werd bijgeschreven: ‘naam: Majestic, type: Meerdeks Cruiseschip, vlag: onbekend, eigenaar: onbekend uitstaande vaarroute: onbekend overig: Vliegende Hollander.’
| |
XVII
In eerste instantie had hij niemand durven vertellen over zijn vermoeden dat De Kok bezeten was geraakt van de gedachteoefening om zich tot hachis-Parmentier te verwerken en dit vervolgens op te eten. Strikt genomen was dit natuurlijk ook onmogelijk. En hij bleef een beetje zitten met de karpers en het kalfsvlees. In de theorie van De Inspecteur (die hem van het ene op het andere moment inviel, op een zondagmiddag terwijl hij zijn Citroën Xsara in de was zette, vlak nadat hij tot de conclusie was gekomen dat dit dossier vooralsnog ‘op slot’ zat, en hij er wellicht beterr aan deed de hele geschiedenis in zijn Map met Vergelijkbare Gevallen op te
| |
| |
bergen; zodat wankeler naturen, die geloven in de bovenmenselijke oorsprong van elke onherleidbare gedachte, er trouwens een openbaring in hadden kunnen zien) ging het De Kok er namelijk niet om een deel van zichzelf te verwerken, maar om volledig tot hachis-Parmentier te worden én dit op te eten. Er school wel een zekere schoonheid in deze paradox, vond De Inspecteur (hij vermoedde tenminste dat het een paradox betrof), het had iets Escheriaans, maar dan (warm)bloederiger.
De achtergrond hiervan was natuurlik niet te achterhalen. Sommige mensen pelden zichzelf nu eenmaal af tot ze ergens kwamen waar het licht niet reikte, en er bovendien (of daarom) geen weg terug was. Het bleef gevaarlijk de fantasie te onderschatten. Zo waren er vrijwel zeker voorbeelden bekend van mensen die zichzelf vrijwillig door anderen lieten verslinden (of daar stiekem van droomden). Huid wordt vel, spier wordt zeen (waar had hij dat gelezen?), en ergens in dat traject zocht iemand Zijn God of De Ander.
Het had waarschijnlijk ook met de daad van het eten te maken, overwoog De Inspecteur, dat gedoe met vlees en mond tegelijk willen zijn. Het had te maken met steeds trager malende kaken, met slijm in de mond, met opgezette smaakpapillen die prikkels (olijfolie, nootmuskaat) doorgeven aan een o zo fragiel (en genetisch belast) centraal zenuwstelsel. Het had, zo viel te vrezen, te maken met smaak (zoals er altijd wel mensen zullen zijn die zich afvragen hoe hun God smaakt). Eens te meer concludeerde De Inspecteur dat de psychologie (die hij al eerder als een nutteloos gezelschapspel had aangemerkt) de mensen hier in de steek liet zoals er in deze geschiedenis ook voor de empathie geen ruimte zou hoeven worden ingeruimd. Er waren nu eenmaal vele verklaringen voor ons handelen, maar dwingende zaten daar (sommigen zeggen Goddank) zelden (nooit) tussen.
| |
XVIII
Tegelijkertijd had De Inspecteur zichzelf moeten bekennen dat alle theorie ten spijt (die, zo zag hij nu helder, vanaf het begin in de lucht had gehangen, of beter, als grondtoon van de hele geschiedenis had gefunctioneerd, ook al was ze dan door de meesten - en de eerlijkheid gebood te zeggen: allen - niet opgemerkt), er in feite van een verdwijning geen sprake was, hoe je de zaken ook ondersteboven hield. Zodat hij weliswaar later die dag het dossier nog eens had doorgenomen en zelfs nog even in zijn Map met Vergelijkbare Gevallen had gebladerd (waarbij hij op de ‘Tan-Tangata’ stuitte; de bewoners van Paaseiland die dachten dat gestorven familieleden voortleefden wanneer hun lichamen werden opgegeten, en die volgens zijn aantekeningen - waar hij tot zijn ergernis soms niets uit kon opmaken; wat had hij ooit bedoeld met losse kreten als ‘Hypofyse’ en ‘Jo Goldenberg’? - een vredelievende natuur hadden gehad), maar hij uiteindelijk toch tot de conclusie kwam dat hij ergens onderweg iets essentieels gemist moest hebben.
| |
| |
| |
XIX
In de verslaggeving was hem daarbij de lichte toon opgevallen, dartel bijna, waarmee het geval onder de aandacht was gebracht, zelfs in zijn eigen verslag (dat hij steevast in de derde persoon schreef). Maar ondanks alle mogelijke hypothesen en speculatie was er in feite in deze geschiedenis geen uitweg, zo moest De Inspecteur zichzelf na verloop van tijd bekennen. Zodat hij op een winderige woensdagochtend het dossier gewoontegetrouw parafeerde en in De Map met Vergelijkbare Gevallen opborg, onder de ‘H’ van hachis-Parmentier en overging tot de orde van alweer een dag.
| |
Hachis-Parmentier
Ingrediënten: 1 kg. vlees of kip, 1 kg. aardappelen, 80 gr, broodkruim, 1 ei, 1 ui, 3 sjalotten, 3 tenen knoflook, 30 cc. melk, 20 Sr. boter, 10 gr, nootmuskaat, 100 gr. paneermeel, 100 gr. geraspte kaas, zeezout en peper, 1 kg. Spinazie.
Snijd of hak het gekookte of gesmoord vlees of kip in stukjes. Maak van de aardappelen een puree en kook de spinazie en laat totaal uitlekken. Bak 3 gehakte uien in 25 gram boter lichtbruin en bestrooi dit met 1 flinke eetlepel bloem bak dit even mee. Schenk er 2 dl. bouillon of water bij en kook het geheel ca. 15 minuten. Laat dit afkoelen.
Voeg het vlees toe en roer alles even door. Beboter een gratineerschaal en verdeel het vlees en de ui over de bodem, doe hier een laag spinazie en dan een laag puree over. Herhaal nog een keer deze drie laagjes en eindig met de puree. Bestrooi het geheel met paneermeel en een laag geraspte kaas en garneer met meerdere klontjes boter. Gratineer het gerecht 15 minuten in de voorverwarmde oven op 275 c. Steek er een breinaald of een mes in en als deze schoon eruit komt is het gerecht klaar. Dek af met de aardappelpuree, dan weer een laag vlees en afdekken met een laag puree.
|
|