Parmentier. Jaargang 12
(2003)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
In het universum van Internet, temidden van tallozen als ik,
richt uw muisklik zich op mij, willekeurig in mijn overvloed,
in ieder standje zo voorhanden, beweeglijk voor uw geestesoog.
Ik buig en zuig en lik, ik slik zoals u wilt. Nooit weiger ik.
Ben ik mager? Uitgeteerd en half bezweken?
Het kan u vast niets schelen
in uw door eenzaamheid getergde lust.
Uw bed is leeg, geen vrouw behield u langer dan
het ogenblik.
In dit drama van de plaatjes, door uw beeldscherm afgekaderd,
ligt mijn kleine meisjeslichaam onverzadigd
te genaakbaar voor de handen die mij ongewild aanraken.
Mijn voortbestaan dwingt mij u te behagen.
Mijn pijn speelt zich af binnen uw blik
die u steels op het plaatje richt
waarop ik de man achter de camera
door wiens ogen u mij ziet,
de kunstenaar die nu dit fraaie plaatje schiet,
nog een manmoedig lachje toewerp. Ik zit op een bank
die u van de behandelkamer van een arts herkent.
Een anatomische plaat achter mijn hoofd duidt aan
dat dit de plaats is waar ik mij bevind.
Ik zit met opgetrokken benen uit elkaar
terwijl ik mijn schaamlipjes wijd open en het roze
van mijn zachte binnenkant aan u, de wijde wereld, toon.
Onduidelijke apparatuur ligt naast mijn voet;
een ijzeren staaf en een plastic spuit waaraan de naald ontbreekt.
Op het tweede plaatje verschijnt de grote hand in beeld
die de spuit bij mij naar binnen steekt
terwijl ik desondanks nog lach
anders tuigt hij mij straks af.
| |
[pagina 28]
| |
Op het derde plaatje heeft hij de ijzeren staaf bij mij ingebracht.
Ik lach niet meer. Een gynaecoloog zou mij hebben gevraagd
op mijn rug te gaan liggen en me te ontspannen,
maar de gynaecoloog die de cameraman u voorhoudt
doet niet aan zulke fratsen.
Elders streelt een ander zacht een huid en heeft haar lief.
De man die mij hardhandig vastgrijpt, ken ik niet.
Op het vierde plaatje zit ik bovenop hem
die mij de instructie geeft mijn lichaam naar u toe te draaien,
waardoor ik in een ongemakkelijke pose mijn lach gaande
moet houden waarbij ik u steeds aankijk.
Ook als ik op het vijfde plaatje voor hem kniel
en hij wiens gezicht steeds buiten beeld blijft
achter de tafel staande zijn pik in mij steekt.
‘Op naar de camera! Op dat hoofd! Kijk!’
zegt hij en u kijkt naar mijn ogen om te zien of zij verraden
wat er door mij heengaat, om mijn bewustzijn te peilen
op het moment dat ik voor mij moet doorgaan.
Mijn eerste zoen in een voorwerelds universum vlucht ik in.
Zachte flarden bijna ademloos dreef ik in sterren.
Verlegen ging mijn hoofd schuil
achter zijn schouder.
Schuchter nam hij mijn hand en kuste die
maar ik kijk zoals mij opgedragen is
in de richting waarin ik kijken moet en die mij registreert
en als mijn volgespoten mond is losgekomen
van die al te grote, al te hevige, vlezige, aanwezige,
lompe, botte, stotende
- zo smerig deze smaak dat ik haast braken moet
bevind ik mij in weer een ander plaatje
waarin ik u wellustig aankijk om er blijk van te geven
dat het inwendige de buitenkant niet kreukt.
| |
[pagina 29]
| |
Want kijk: ik leef nog want ik neuk
hoewel u daar nu aan twijfelt. De gynaecoloog twijfelt
er ook aan, hij moet het empirisch vaststellen.
Hij kan naar de gemoedstoestand die het inbrengen
van een koude harde staaf in mijn jonge meisjeskutje
teweegbrengt slechts gissen, onkundig als hij van
het hebben van een kutje is. Hij wil in mij een geile teef,
een bitch, een hoer, een sappig klein geil sletje zien
en onderzoekt de grenzen waar het meisje hoer wordt,
en de hoer klein meisje.
Hij tast hardhandig het punt af waarop mijn lach breekt
hoewel er uiterlijk niets aan mij verandert,
waarop mijn blik wegvlucht uit mijn ogen om ergens ver
vandaar een schuilplaats te vinden,
zoals mijn ziel wanneer ik ben gestorven
wat buiten beeld blijft zoals wanneer de sessie afgelopen is,
hoe ik mij aankleed in de hoek van de kamer,
mijn gezicht gericht naar de muur.
Snel glijdt mijn broek over mijn smalle heupen,
mijn t-shirt schraapt over mijn onvolgroeide borsten,
ik draai mij om, ontvang het geld
dat ik naar mijn ouders breng
zodat zij de dingen kunnen kopen
die voor ons voortbestaan noodzakelijk zijn.
Ik eet er de rijst van die nodig is voor de opbouw
van mijn spieren, de circulatie van mijn bloed,
die mij laat ademen en mijn geest helder houdt
opdat ik met mijn door mijzelf gevoede lichaam
het meisje ben dat de volgende dag weer, en die daarop,
en daarop en daarop, vreemde handen tot zich toe moet laten,
dat met haar gezonde, blozende bijna weldoorvoedheid
de indruk wekt dat het vrijwillig is wat zij met zich gedaan
laat worden voor uw oneindig alziend oog
in de al bijna bij uw bed show, o wijde, wijze wereld.
Slechts vier klikken van u verwijderd verblijf ik.
|
|