| |
| |
| |
Berlin
| |
| |
Harm Hopman
Die Neue Zeit
Donderdagavond, Oost-Berlijn, rond negenen 's avonds. De straten van Friedrichshain zijn grijs en oud. Houten, afgebladderde rolluiken schermen de tv-kijkende mensen af van de straat. In de Wühlischstrasse zitten wat mensen voor een klein café. Er zijn maar een paar van de Duitse cafébanken bezet. Dit is het café ‘Der Tagung’. In 1992 werd het volgehangen met borden, foto's en andere parafernalia van het Berlijn van vóór de ‘Wende’. Zo staat er een buste van Lenin en hangt er het portret van Erich Honecker, de laatste communistische leider van de ddr. Ook hangt er de bekende afbeelding van de begroetingskus van Honecker en Breznjev, afkomstig van de East-Side Gallery. Deze galerij is één van de laatste nog bestaande stukken muur en staat niet ver van ‘Der Tagung’. Het café is de stamkroeg voor mensen met Ostalgia: de nostalgische hang naar het oude Oost-Duitsland en Oost-Berlijn van voor de val van de muur.
Achterin het café leidt een wankele wenteltrap naar de kelder. Daar zit een blonde jonge man met een geldkistje en een stapeltje gestencilde tijdschriftjes met de naam Brillenschlange. De kelder is verdeeld in drie kleine ruimtes met een laag plafond en het is er donker, warm en druk. Voor vijf mark kun je hier komen luisteren naar de Chaussee der Enthusiasten. Elke donderdagavond dragen zij hun zelfgeschreven teksten voor aan een publiek dat nauwelijks in de kelder van het café past. Het publiek bestaat vooral uit mensen van in de twintig en zit op wankele houten klapstoeltjes. In de ruimte waar normaal meestal gedanst wordt, worden nu verhalen voorgedragen over de dagelijkse ervaringen van de nieuwe tijd in Berlijn. Een glitterbol en een kleine gele spot aan het plafond verlichten de vijf mannen
| |
| |
van rond de dertig gekleed in vale t-shirts en gemillimeterde haren. Er is nauwelijks ruimte voor een podium en twee voorlezers zitten dan ook in het hok van de dj. Dan Richter gaat naar de microfoon en leest een kort verhaal voor. Het publiek is de graadmeter van het succes en lacht om de grappen en wendingen in de tekst. Dan volgt Jochen Schmidt, die een verhaal voordraagt over de knobbeltjes die hij vroeger op zijn stembanden had. Beide verhalen zijn typerend voor wat de Chaussee der Enthusiasten voorlezen: korte verhalen over jeugdervaringen of de dagelijkse dingen, met hier en daar een grap, die meestal halverwege een verrassende wending nemen. Anarchisten op straat, een ontmoeting met een oude bekende, een afspraak met een meisje of een parkeerplaats vol Trabantjes. Alltagstrash noemen ze de verhalen zelf.
| |
Vorlesen auf der Bühne
Er zijn verschillende groepen schrijvers in Oost-Berlijn die dit soort voorleesavonden organiseren. Elke avond van de week treedt er ergens wel een van de verschillende groepen op. De oudste van deze zogenaamde Vorlesebühnen is Dr. Seltsams Frühschoppen, en deze groep is nog steeds op zondagavond in Kalkscheune te zien. Dr. Seltsam (Wolfgang Kroeske, 1952) is in het jaar van de ‘Wende’ begonnen met het organiseren van voorleesavonden. Hij werkte in die tijd in Oost-Berlijn als leraar Duits en Geschiedenis maar schreef tussendoor en in de avonduren verhalen. In 1990 organiseerde hij de eerste Höhnende Wochenshow, een kritische, politieke voorleesavond waar hij zijn stukken voordroeg. De show was bedoeld als podium voor de gelijkdenkende Oost-Berlijner die eigenlijk ook terug wilde naar het communisme. ‘Helaas werden we voor politieke satire aangezien,’ vertelt Dr. Seltsam achteraf. ‘Dat is ook niet verwonderlijk want de avonden kregen steeds meer weg van het oude Berlijnse cabaret.’ Dr. Seltsams politieke satire maakt steeds meer plaats voor meer alledaagse beschouwingen over het leven in Oost-Berlijn, na de val van de muur. De naam Höhnende Wochenschow wordt veranderd in Dr. Seltsams Frühschoppen en het groeiende succes zorgt ervoor dat de politieke satire nauwelijks nog voorkomt. Later richt Dr. Seltsam nog de Club Existentialiste op. Deze club is nauwelijks een echte Vorlesebühne te noemen. Er worden wel verhalen voorgedragen (onder andere door Markus M. Liske), maar er is evenveel aandacht voor chansons en cabaret. Club Existentialiste werd aanvankelijk georganiseerd in een sm-club naast een van de meest troosteloze Technodisco's van Berlijn, ‘Bunker’.
Eind 1994 richten (ex)leden van Dr. Seltsams Frühschoppen de Reformbühne Heim & Welt op. Vanaf de oprichting ligt bij deze bühne de nadruk op teksten over de persoonlijke 6 blik van de auteur op de dagelijkse dingen in Berlijn en de wereld. De grotere wereldproblematiek wordt teruggebracht naar de persoonlijke, huiselijke blik van de auteur, zoals de naam van de bühne ook al aangeeft. Net als bij Dr. Seltsams Frühschoppen wordt de avond steevast afgesloten met een lied, terwijl ondertussen een collecte gehouden wordt ten behoeve van de auteurs. Al vanaf de eerste avonden is er een groot publiek van zo'n honderdvijftig veelal jonge mensen. Deze bühne bestaat nog steeds en heeft inmiddels een bestseller voortgebracht. De oorspronkelijk uit Moskou afkomstige Wladimir Kaminer die
| |
| |
al jaren bij de Reformbühne leest, heeft inmiddels twee boeken gepubliceerd, in 2000 de succesvolle verhalenbundel Russendisko en in 2001 de roman Militär Musik.
Nog steeds bij de Reformbühne actief richten Bov Bjerg en Horst Evers samen met Manfred Maurenbrecher in 1996 Mittwochsfazit op. Maurenbrecher, die voornamelijk liederen schrijft, begeleidt op piano de andere twee bij het voorlezen van hun verhalen. Waar Dr. Seltsams Frühschoppen in de jaren negentig langzaam in de richting van variété gaat, neemt Mittwochsfazit dit als uitgangspunt. Verhalen, cabaret en muziek worden in één show gegoten, waarmee de drie in 2000 de kroeg verlaten en op het grotere podium hun talenten vertonen, met groot succes.
In 1996 laat een nieuwe ‘generatie’ voorlezers zich horen met de Vorlesebühne lsd. Jonge schrijvers als Spider, Tube en Taxi-Micha volgen het voorbeeld van Dr. Seltsam en de andere schrijvers en richten een bühne op die vooral op teksten gericht is en minder op satire en variété. De sfeer in de kelder van het café Zosch is dan ook wat informeler; de auteurs zitten aan cafétafels op het podium dat eigenlijk gewoon deel uit maakt van het café. Aanvankelijk staat lsd elke week voor een andere naam (zoals bijvoorbeeld Lepra schafft Distanz en Leder, Schwule, Dominas) maar uiteindelijk wordt gekozen voor Liebe Statt Drogen. Met de komst van Uli Hannemann in 1999 is er voor het eerst een West-Duitse schrijver verbonden aan de Vorlesebühnen.
Een paar jaar na de oprichting van lsd gaan Tube en Spider ook voorlezen bij de in 1997 opgerichte Surfpoeten. De Surfpoeten dragen net als de andere bühnen vooral verhalen voor maar zij introduceren daarnaast een nieuw element: de dansmuziek. De verhalen zijn korter en worden afgewisseld met surfmuziek uit de jaren zestig. Uiteindelijk wordt het podium de dansvloer en eindigt de avond in een dansfeest. In 2001 publiceert surfpoëet Ahne zijn verhalenbundel Wie ich einmal die Welt rettete, een verzameling van de verhalen die hij bij de Surfpoeten heeft voorgedragen. De jongste Vorlesebühne in Berlijn is de Chaussee der Enthusiasten. Vernoemd naar een straat in Moskou, lezen zij hun verhalen voor in het Ostalgie-café ‘Der Tagung’. Ook hier zitten de auteurs niet op een echt podium, maar tussen het publiek en eindigt de avond in een dansfeest. Zij geven zelf het tijdschrift Brillenschlange uit, waarin naast de Enthusiasten ook leden van de andere bühnen in publiceren, voornamelijk de jongere ‘generatie’. Van Enthusiast Jochen Schmidt werd in 2000 het boek Triumphgemüse gepubliceerd, een verhalenbundel met veelal melancholische en nostalgische verhalen, onder andere over een Erich Honecker-look-a-like wedstrijd.
Verschijnen in Brillenschlange ook verhalen van de andere Berlijnse auteurs, als beste introductie van de Vorlesebühnen kan het tijdschrift Salbader gezien worden. Het tijdschrift dat in 1989 is opgericht, is zich begin jaren negentig vooral gaan richten op de schrijvers van 7 de Vorlesebühnen en publiceert zowel werk van de voorlezers van het eerste uur als de latere Surfpoeten en Enthusiasten. Op de internetsite van het tijdschrift wordt een overzicht gegeven van alle groepen en Salbader verspreidt maandelijks een nieuwsbrief met wie er waar die maand op het programma staan. Dezelfde introducerende functie maar dan op het podium vervult de bühne Kantinelesen. Dit is geen normale bühne met een vaste groep schrijvers, maar een wekelijks wisselend overzicht van de verschillende bühnen. Elke zater- | |
| |
dagavond geven ‘afgezanten’ van de bühnen Chaussee der Enthusiasten, Surfpoeten, Reformbühne Heim & Welt en lsd een overzicht van wat er die week is voorgelezen, met Enthusiast Dan Richter als presentator.
Een aantal van de Berlijnse auteurs zijn inmiddels bij grotere uitgeverijen uitgegeven. Wladimir Kaminer is van hen wel de meest succesvolle. Zijn verhalenbundel Russendisko beschrijft - geheel in de lijn van de Vorlesebühnen - de alledaagse Berlijnse wereld, gezien door de ogen van een Russische immigrant. De bundel en zijn latere roman Militär Musik kregen goede kritieken en worden veel verkocht. Kaminer brengt in 2001 een aantal schrijvers van de Vorlesebühnen bijeen in de bundel Frische Goldjungs. De bundel bevat verhalen van onder andere Ahne, Jochen Schmidt, Bov Bjerg, Wladimir Kaminer en Spider en biedt een goed overzicht van het werk van de Berlijnse auteurs en laat zien dat het werk ook op papier de moeite waard is.
Opvallend aan Frische Goldjungs is dat er nergens in de bundel een vrouwelijke auteur aan bod komt. Ook bij de Vorlesebühnen zelf lezen maar weinig vrouwen voor. Bij Dr. Seltsams Frühschoppen is het alleen Sarah Schmidt die als ‘vast lid’ teksten voordraagt en ook in het laatste nummer van Salbader is zij de enige vrouw. Spider stelt: ‘Ik weet niet hoe het komt. Misschien is er een verschil in humor, of durven ze niet. Al is er een café in Oost-Berlijn waar voornamelijk vrouwen erotische literatuur voorlezen. Ik denk dat het met een generatie te maken heeft en dat er in de komende jaren wel vrouwen zullen gaan voorlezen. Het is ook niet zo dat er in de Duitse literatuur geen jonge vrouwen voorkomen, je hebt bijvoorbeeld Malin Schwerdtfeger en Julia Francke.’ Schwerdtfeger en Francke zijn twee jonge auteurs die ook uit Berlijn komen maar niets met de Vorlesebühnen te maken hebben. Francke debuteerde in 1997 met de roman Der neue Koch en Schwerdtfeger in 2001 met de verhalenbundel Leichte Mädchen. Met hun komische, soms morbide verhalen met vaak scherpe dialogen bieden zij een goed alternatief voor de door mannen gedomineerde Vorlesebühnen.
| |
‘Slam poetry zijn gedichten die niemand begrijpt’
Op het eerste gezicht lijken er veel overeenkomsten te bestaan tussen de Berlijnse Vorlesebühnen en de populaire slam poetry. De poëziewedstrijden die erg populair zijn in de Verenigde Staten en Duitsland onstonden midden jaren tachtig in Chicago. Door het publiek als jury op te laten treden voor de verschillende dichters probeerde men het publiek bij de voordracht van poëzie te betrekken, waardoor de dichters tegelijkertijd gedwongen werden aandacht aan hun presentatie te besteden. De naam slam poetry impliceert ten onrechte dat het op deze avonden alleen om gedichten gaat, er zijn echter ook verhalen, liedjes, raps en cabaret-achtige stukken te horen. Elke variant op de slam kent zijn eigen regels en wijze van beoordelingen, van het meten van applaus tot het geven van cijfers. Eén van de belangrijkste podia voor deze slams is het café ‘Nuyorican’ in New York. Enkele Duitse dichters hebben daar in de loop van de jaren negentig het idee afgekeken om deze avonden vervolgens in hun eigen woonplaatsen ook te gaan organiseren. Deze Duitse slams hebben nog meer regels: er mag absoluut geen gebruik gemaakt worden van
| |
| |
muziek, gadgets, decor of lichtbeelden. Bij de Duitse vorm van poetry slam gaat het puur om de tekst en voordracht. De slams zijn buitengewoon populair: de afgelopen vijf jaar groeide het aantal slams in de verschillende Duitse steden van drie tot veertig. Maandelijks komen in München steevast meer dan vierhonderd bezoekers en zelfs in een relatief kleine stad als Oldenburg (ter grootte van Nijmegen) komen elke maand tachtig bezoekers op de slam af.
De enige echte overeenkomst tussen de Berlijnse Vorlesebühnen en slam poetry is dat het ook om voordrachten gaat. Belangrijker is het verschil dat bij de Vorlesebühnen eigenlijk alleen maar wordt voorgelezen. De reactie van het publiek wordt wel in ogenschouw genomen, maar uiteindelijk is er in verhouding tot de slams weinig interactie tussen publiek en voorlezer. Waar de slams een radicale breuk wilden met de traditie van niet-interactieve, statische poëzievoordracht, staan de Berlijnse voorlezers juist wel in deze traditie. Zij proberen voornamelijk met de originele en humoristische inhoud van hun voordrachten het publiek te behagen, zonder het daarbij te mobiliseren. Daarnaast kan bij slam poetry het publiek zelf ook terecht op het open podium, terwijl bij de Vorlesebühnen telkens dezelfde auteurs optreden, af en toe afgewisseld met gasten uit de andere bühnen. Een enkele keer draagt er iemand uit het publiek een verhaal voor, maar het vaste publiek komt voor de voordrachten van de auteurs van de verschillende groepen.
Zelf zeggen de Berlijnse auteurs niet veel met deze wedstrijden te hebben. ‘Slam poetry zijn gedichten die niemand begrijpt’ stelt Tube, en Horst Evers (onder andere lid van Reformbühne Heim & Welt) vindt de Berlijnse teksten veel gemoedelijker: ‘Er worden verhalen uit het alledaagse leven verteld. De verhalen van de Vorlesebühnen zijn plezierend bedoeld, bij slam poetry gaat het alleen maar om het wedstrijdelement en worden er alleen maar verhalen verteld over hoe achttien tot twintigjarigen in de goot belanden.’
| |
Alltagtrash en Popliteratuur
In een aantal Overzichtsartikelen over de Vorlesebühnen worden de Berlijnse auteurs geplaatst tegenover de bekendere schrijvers die zich de Popliteraten noemen. Deze West-Duitse schrijvers voelen zich verbonden met het boek Generation Golf van de journalist Florian Illies. In dit boek wordt een beeld geschetst van de West-Duitse geschiedenis van de laatste dertig jaar. Vooral de jaren tachtig en negentig worden aan de hand van typische tv-herinneringen (soaps), merkkleding, de opkomst van de vhs, fitness en Volkswagen getypeerd. De gelikte consumptiecultuur schijnt duidelijk door in het boek, het verhaal van een doodsaaie jeugd in de West-Duitse provincie wordt geïllustreerd met foto's van playmobil. Met het verdwijnen van generatieconflicten bleef er voor de generatie van Illies niet veel anders dan consumeren met genoeg geld en weinig verantwoordelijkheden. De eerste zin van het boek is voor deze generatie typerend: ‘Mir geht es gut.’
De Popliteraten zijn van deze door Illies geportretteerde generatie en schrijven in dezelfde vlotte stijl over dezelfde thematiek. Eén van de bekendste Popliteraten is Benjamin von Stückrad-Barre. Hij heeft verschillende romans gepubliceerd met oplages die in de honderdduizend lopen en treedt in lange tournees op voor zijn publiek, dat voornamelijk
| |
| |
uit jonge meisjes bestaat. Hij leest voor op rockfestivals, en wisselt zijn voordrachten af met muziek, gesprekken met het publiek, quizzen en talkshows.
De Popliteraten zijn te vergelijken met wat in Nederland de Generatie Nix wordt genoemd en in de Verenigde Staten de Bratpack. De consumptieliteratuur van Nederlandse schrijvers als Ronald Giphart of de Amerikaanse auteur Douglas Coupland heeft eenzelfde snelle stijl en lichte thematiek en wordt ook met behulp van tournees en nieuwe media aan de man gebracht. Belangrijk element in het werk van deze literatuur is de ironie. Deze ironie is het gevolg van de wisselwerking van aan de ene kant het medium dat nog steeds als een verheven medium wordt gezien - de literatuur - en de gewone, nivellerende invulling van dit medium door deze schrijvers. Ironie vergroot enerzijds de afstand tot de hoogstaande literatuur en aan de andere kant is het een humoristisch procédé dat laagdrempelig is. De postmoderne notie dat alles al een keer geschreven is - ook vaak genoemd als oorzaak van de ironie in de recente literatuur - is hierbij natuurlijk ook van belang. Kortweg zou gezegd kunnen worden dat met ironie geprobeerd wordt de status van literatuur te veranderen (te democratiseren), en hiermee de lichtheid van toon en thematiek te rechtvaardigen. De opzettelijk gecreëerde ironische afstand is tenslotte ook te zien als een excuus: de auteur weet dat wat hij schrijft niet binnen de kaders van de traditionele wereldliteratuur past, maar middels ironische verwijzingen naar die literatuur en naar de status van de schrijver wordt die discussie in de kiem gesmoord, zodat die niet meer geproblematiseerd hoeft te worden.
De Berlijnse auteurs rond de Vorlesebühnen problematiseren de status van hun verhalen bewust niet, en gebruiken niet de stoplap van de ironie. Ook zij maken gebruik van laagdrempelige teksten, maar ze bewerkstelligen deze laagdrempeligheid met absurde grappen en niet met de arrogante vorm van ironie van de Popliteraten. Wanneer gevraagd wordt of het literatuur is wat ze maken, stellen ze zich bescheiden op. ‘Lange gesprekken over mijn werk, zoals de Popliteraten doen, of over het hele bestaan is saai en dom gezeur. Ze kunnen misschien beter voorlezen, maar de inhoud, ach...’ stelt Andreas Gläser. De teksten van Gläser en de Berlijnse auteurs zijn gemaakt om te amuseren, en zijn derhalve vaak herkenbare en komische verhalen waarin zo af en toe geëxperimenteerd wordt met de vorm. De teksten zijn niet in eerste instantie bedoeld om gepubliceerd te worden en derhalve is de enige toets der kritiek het publiek. De verhalen zijn Alltagstrash en pretenderen niet veel meer dan een andere (vaak humoristische) kijk op het alledaagse leven te zijn. De allesdoordringende zelfbewuste ironie die bij de Popliteraten en de Generatie Nix zo nadrukkelijk aanwezig is, blijft daarom bij de Berlijnse voorlezers uit. Eerder is er sprake van een neiging naar het absurde. Het is stadsproza dat de Berlijnse auteurs schrijven, een realistische en herkenbare vorm van vermaak dat niets te maken heeft met commerciële tv-stations, maar dat zich juist met ‘echte’ verhalen verzet tegen de lege hoogglanswerkelijkheid van de Popliteraten. Het absurde uit zich in bizarre wendingen die daar naast de aandacht van het publiek vragen, maar ook de structuur en lengte van de verhalen beïnvloeden. De status van de tekst problematiseren is niet de doelstelling van de voorleesavonden en de auteurs, als dat in het korte tijdsbestek van een voordracht van tien minuten al mogelijk zou zijn.
| |
| |
Een andere reden die ook vaak als oorzaak van ironie gezien wordt is een meer maatschappelijke: in de postmoderne maatschappij waarin consumptie en media de massa nivelleren is ironie vaak een methode om afstand te nemen van de maatschappij. Deze vorm van ironie dringt nog veel dieper door op het wezen van de moderne mens dan alleen in literatuur. Het is het antwoord op een maatschappij die helemaal in het teken staat van een door reclame geleide consumptiecultuur en een kapitalistische verveling omdat alles al gedaan of beleefd is en alles in veelvoud te koop is. Interessant om te zien is dat de auteurs van de Vorlesebühnen deze maatschappelijke achtergrond bijna allemaal niet hebben, aangezien ze hun jeugd doorbrachten in de voormalige ddr, meestal in Oost-Berlijn. Waar de ‘Wende’ voor de West-Duitsers geen wezenlijke verschillen met zich meebracht, werd het Oosten overspoeld met een ongekende kapitalistische consumptievrijheid. Aangezien zij niet opgegroeid zijn met de kapitalistische verveling die te zien is bij de Popliteraten, maar met het Oost-Berlijnse communisme, hebben zij de ironie helemaal niet nodig om afstand te nemen van de nieuwe consumptiemaatschappij. Dat deze socialistische jeugd nog steeds van invloed is, blijkt bijvoorbeeld wel uit het feit dat de Chaussee der Enthusiasten in het Ostalgische café ‘Der Tagung’ voorlezen. Zoals Jochen Schmidt het verwoordt: ‘We wisten niet wat ons overkwam in 1989. Natuurlijk waren we blij met de Wende, maar de tijd daarvóór heb ik ook altijd geweldig gevonden. Het was allemaal wel saai en lelijk, en veel plezier viel er niet te beleven, maar je wist waar die wél te vinden was en daar leefde je naar toe, je had een doel.’ De generatie uit West-Duitsland die niets heeft meegemaakt en niets liever wil dan een Volkswagen Golf is volgens hem dan ook een hele andere: ‘Dat is een heel andere verveling dan de
onze, het is de existentiële verveling van de consumptiemaatschappij. Die zegt mij niets. Voor ons was de Golf iets ganz Tolles. Nadat Honecker een keer in het Westen was geweest, werden er een paar duizend in het Oosten geïmporteerd. Ze vielen ontzettend op in het straatbeeld.’
Naast de interessante notie dat ironie en de consumptiemaatschappij dus sterk met elkaar verbonden zijn, is de afwezigheid van ironie bij de Berlijnse schrijvers ook interessant in de context van de discussie rondom jonge Amerikaanse schrijvers als Dave Eggers, die de ironie voorbij zouden zijn. Dave Eggers die in zijn debuurtroman A heartbreaking Work of Staggering Genius uit 2000 bewust geprobeerd heeft de ironie uit te bannen, of die hoogstens te parodiëren, om te laten zien hoe geaffecteerd, cynisch en oppervlakkig de postmoderne ironie eigenlijk is. Op de grens van postmodernisme en wat daar dan ook na zal komen, hanteert hij nog de trucjes die allang bekend zijn, maar hij weet daarmee in alle oprechtheid zijn eigen verhaal weer te geven, zonder bij die soms flauwe trucjes te blijven. Uiteindelijk is het hem om het verhaal te doen en daarin voert ironie niet zo de boventoon als in de literatuur van bijvoorbeeld de Popliteraten. Wellicht zou de groeiende bekendheid en populariteit van de Berlijnse schrijvers in deze context geplaatst kunnen worden.
Duidelijke, oprechte, korte verhalen die veel mensen aanspreken. Ze schrijven verhalen die gericht zijn op het vertellen van een persoonlijke gebeurtenis met de bedoeling het publiek te plezieren. Daarbij worden stilistische trucjes veel minder gebruikt. De verhalen van de Berlijnse auteurs zijn in hun eigen vorm ook de ironie voorbij, al is het de vraag of zij ooit wel echt te maken hebben gehad met deze ironie.
| |
| |
| |
Die Frische Goldjungs
In 1999 verscheen het boek Tristesse Royale, een boek dat als een soort manifest van de Popliteraten gezien kan worden. Het boek is een verslag van een bijeenkomst van de vijf jonge Popliteraten in het hotel Adlon naast de Brandenburger Tor in Berlijn. Schrijvers als Benjamin von Stückrad-Barre en Christian Kracht worden in het boek afgebeeld als postmoderne dandy's die uitmaken welke kleding, drugs, muziek en uitgaansgelegenheden not done zijn. De beschrijvingen, de toon en zelfs de foto op de kaft van de auteurs zijn doordrongen van de ironie die in de (West-)Duitse cultuur heerst maar deze culturele ironie wordt in het boek ook nog eens geïroniseerd. Deze verdubbeling van ironie leidt tot een blaséheid die in schril contrast staat met de literatuur in de bundel Frische Goldjungs. Deze teksten zijn geschreven door auteurs die geloven in de kracht van taal, die een de wereld op een andere manier kan laten zien. ‘Ik vind het leven reuzeboeiend en wil dat graag opschrijven’ zegt Jochen Schmidt. Mede-Enthusiast Dan Richter vult aan: ‘Het is een kwestie van stelling nemen. Je kiest ervoor de dingen op een bepaalde manier te laten zien, en dat doe je zo consequent mogelijk, desnoods tot in het absurde.’ In zijn inleiding van Frische Goldjungs verwijst Wladimir Kaminer naar de bijeenkomst van de Popliteraten in hotel Adlon: ‘Maar iedereen is er van overtuigd: de overwinning van de ironie in hotel Adlon, was slechts het begin. Ergens daarbuiten, in de Berlijnse kelders en spelonken, loopt de literaire underground rond, klopt aan de muren, drinkt bier en schreeuwt om aandacht.’
| |
Literatuur
Antoine Verbij ‘Strijd op het literaire schoolplein’ in Vrij Nederland 24, 16-6-2001. Wladimir Kaminer (Hrsg.) (2001) Frische Goldjungs. München: Goldmann. Salbader, Belehrung & Erbauung 29, juni 2001
Bart FM Droog ‘Slammers stormen door Nederland’ in: Vera Krant 8, 18 april 2001
|
|