| |
| |
| |
Bart de Goeij
Scylla en Charybdis
Naar mijn mening is Marcel Möring een van de interessantste hedendaagse schrijvers. Zijn niet al te omvangrijke oeuvre wekt duidelijk de indruk een samenhangend geheel te vormen, waarbij het boeiend is om te zien, hoe een boek de interpretatie van een eerder verschenen boek kan sturen. In Babylon biedt in ieder geval een aanknopingspunt om Het grote verlangen opnieuw te bekijken. De theorieën over ‘exodus’ en ‘odyssee’ in Het grote verlangen wijzen Homerus' Odysseia aan als intertekst. Het is zinvol Het grote verlangen met deze twee instrumenten nogmaals te bekijken.
| |
De toren van Babel
Marcel Mörings tweede en derde roman staan overduidelijk in het teken van het geheugen en de herinnering. Alleen al de titel van Het grote verlangen roept de herinnering uit tot een belangrijk thema van het boek. Op pagina 15 staat namelijk: ‘de herinnering is een groot verlangen.’ De lezer zou de titel bij wijze van spreken kunnen herschrijven tot De herinnering. In In Babylon wordt het geheugen door hetzelfde procédé gethematiseerd. De titel van de roman verwijst naar de volgende passage: ‘In de Oudheid, toen er nog geen manieren waren om dingen op te slaan, ontwikkelde men mnemonische systemen, manieren om het herinnerend vermogen te vergroten. Ik had, als kind, per ongeluk zo'n systeem bedacht. Ik ontdekte op een dag dat ik in de toren van Babel van Breughel liep en nog weer later kon ik die toren in gedachten roepen en daar op bepaalde plekken iets neerleggen.’ (In Babylon, 274) De verhalen van zijn oom Herman bewaart Nathan bijvoorbeeld ‘op de tweede ommegang [...], aan de kant waar de steigers stonden’. (idem)
| |
| |
Ook in Het grote verlangen komt Breughels toren voor. Sams zuster Lisa heeft er een reproductie van in haar huis hangen. ‘Ze legde een vinger op haar lippen en keek over ons heen, in de richting van een muur met een vergeelde reproduktie van Breughels Toren van Babel. ‘Wacht even, jongens,’ zei ze, ‘Ik denk ergens aan.’ (Het grote verlangen, 41) De context waarin het schilderij hier genoemd wordt, is dat Lisa zich iets herinnert (namelijk een doos met erfstukken).
De tweede keer dat hij voorkomt is op pagina 155. Lisa heeft een tijd bij Sam gewoond, maar als hij op een avond thuis komt is zij terug naar haar man Simon. Ze heeft een aquarel achtergelaten. ‘Ik stond op en keek naar het aquarelpapier dat nog op tafel lag en waar [sic] een nevelig gebouw, een plompe toren in wrakke steigers met houten keten, vorm begon aan te nemen. Om de toren glooide een verweerd zanderig landschap, een verlaten vlakte. Pas toen ik mij omdraaide om naar beneden te gaan, flitste iets in mijn ooghoek. Ik keek opnieuw naar de leegte voor die toren en op dat moment zag ik een waterig geschilderd figuurtje dat rechtop in het zand stond en naar het bouwwerk keek. Het figuurtje was geschilderd in onduidelijke lappen stof, het hoofd in een doek gewikkeld. Ik had het onplezierige gevoel dat Lisa mij schilderde.’ De beschrijving van Lisa's toren doet denken aan het schilderij van Breughel, de ‘wrakke steigers’ en ‘houten keten’ wijzen in elk geval in die richting. De geciteerde alinea volgt direct op acht pagina's met herinneringen van Sam: de toren komt weer voor in de context van het geheugen.
De betekenis van de toren is daarom het geheugen. Het ‘figuurtje’ op de aquarel is te interpreteren als Sam (zoals hij ook zelf aangeeft), die staat te kijken naar zijn geheugen, dat, net als Lisa's toren, in Het grote verlangen ‘nevelig’ is en ‘vorm [begint] aan te nemen’.
| |
De ‘Odysseia’
Gaan we op zoek naar parallellen tussen Het grote verlangen en de Odysseia, dan komen we snel tot de conclusie dat Homerus' epos ons kan helpen duistere plekken in Mörings boek te verhelderen. Opvallend is bijvoorbeeld de naam van de discotheek, Circe's. Bij de tovenares Circe zat Homerus' Odysseus tijdens zijn thuisreis gevangen. Zij veranderde zijn makkers in varkens, zoals ook in Het grote verlangen te lezen is (136). Hier identificeert Sam het meisje met de polkadots met de tovenares. Dit meisje is de reden waarom Sam en Raph de discotheek bezoeken.
Nadat Odysseus Circe aan zich heeft onderworpen en haar zijn makkers heeft laten terugtoveren, zendt Circe hem naar de onderwereld, zodat hij de schim van de ziener Teiresias kan raadplegen. Hij ontmoet in de onderwereld ook de schim van zijn moeder. Zo wordt ook de discotheek in Het grote verlangen beschreven als de Onderwereld. Raph noemt haar ‘een onderaardse wereld [...] je reinste inferno’ (140). Sam zelf spreekt van ‘een riool van bloed’ (132). Verder komt in de muziek die er gedraaid wordt een sample voor ‘uit een Bogart-film (here's looking at you, kid)’ (133). Die film is Casablanca en in diezelfde film zit het nummer van Rita Reys,
| |
| |
dat de autoradio van de ouders speelt na het auto-ongeluk (192) en dat volgens Raph op een cassettebandje staat, dat uit de doos met erfstukken van de dode ouders komt (44). Casablanca hangt in Het grote verlangen kortom samen met de dood, in concreto met de dood van de ouders. Aan het eind van het hoofdstuk zegt Sam dan ook dat hij ‘ze’ mist, waarbij hij overduidelijk op zijn ouders doelt (145). Ik neem het verband met deze episode uit de Odysseia op, om de intertekstuele relatie van Het grote verlangen met de Odysseia en daardoor het volgende verband aannemelijker te maken. Ik herken namelijk ook Scylla en Charybdis in Het grote verlangen. In boek XII van de Odysseia wordt de (welhaast spreekwoordelijk geworden) scène beschreven van de doortocht tussen Scylla en Charybdis: een smalle zeestraat, waar Odysseus doorheen moet varen, met aan de ene kant het zeskoppige monster Scylla en aan de andere kant de draaikolk Charybdis. Een middenweg is niet mogelijk, Odysseus moet het minste kiezen van twee kwaden: of zijn hele schip verliezen aan Charybdis, of de kant van Scylla kiezen en zes van zijn mannen verliezen. Hij kiest uiteraard de laatste optie, verliest inderdaad zes makkers, maar kan wel verder met zijn zoektocht naar huis.
In Kopakker lijkt er, in het hoofdstuk ‘Het beest van de herinnering’, iets soortgelijks met Sam aan de hand. Zijn mogelijkheden wat zijn geheugen betreft zijn enerzijds alles vergeten en anderzijds zich aan de herinneringen overgeven. In Kopakker is zijn geheugen symbolisch opgesplitst in een monster en een draaikolk: het beest van de herinnering en de in de grond weggezakte boortoren. De boortoren hangt samen met de toren van Babel, dus met het geheugen, het wegzakken ervan doet denken aan Charybdis. Samen betekenen zij: alles vergeten, ‘verdringen’. Evenals Odysseus kiest Sam voor het monster. Hij krijgt koorts en wordt bezocht door dromen, waarin voor het eerst zijn eigen herinneringen opduiken. Aan het eind van zijn ziekte is hij uitgeput, maar hij beschikt wel over eigen herinneringen, waarmee hij de confrontatie met Lisa aan kan gaan.
| |
Sams problematiek
Bekijken we de problematiek van Sam van Dijk, dan zien we dat hij worstelt met zijn geheugen: het ‘eindigt, of begint, op [zijn] twaalfde. Daarvoor is alles grijs en leeg.’ (24) Het grote verlangen beschrijft hoe Sam langzaam zijn geheugen terugkrijgt, een proces dat in werking wordt gezet door het onsamenhangende verhaal van Lisa in het eerste hoofdstuk: ‘Lisa praat over iets dat ik niet begrijp en ik begin ineens te piekeren over mijn blanco geheugen.’ (59) In het hoofdstuk ‘Het beest van de herinnering’ komen ineens herinneringen op, en wel aan juist datgene dat zijn geheugen beschadigd heeft, het auto-ongeluk waarbij zijn ouders omkwamen, - wat hij pas helemaal aan het eind van het boek te horen krijgt.
De zaak wordt ingewikkelder, wanneer op zekere avond Lisa's man Simon langskomt. Hij vertelt dat hij zijn scriptie over ‘grensoverschrijding als basisstructuur in religieuze en profane teksten, oraal en schriftelijk’ (107) aan het voltooien is. Na
| |
| |
een analyse van ‘de geschiedenis van het verloren paradijs, de Bildungsgeschichte van Mozes en het verhaal van [Isaac] Deutschers leven’ (113) stelt hij dat deze verhalen allemaal hetzelfde patroon vertonen: ‘eerst een exodus, dan de odyssee. Het is een oedipaal patroon: men verlaat het ouderlijk huis om de wereld te ontdekken, om volledig mens te worden.’ (113) Hij gaat verder: ‘Met het verlaten van het huis waarin men opgroeide, [...] met de scheiding van de jeugd, groeit het verlangen naar dat huis, naar die jeugd, want tijdens de odyssee wordt één ding duidelijk: men raakt zijn onschuld kwijt. Is een hap genomen uit de appel van de boom van kennis, en die kennis is het andere, kennis die men nog niet bezit.’ (114)
Sams exodus werd in één klap voltooid met het auto-ongeluk: zijn ouders dood, hij gescheiden van Lisa en zijn broer Raph, opgroeiend in pleeggezinnen. Simons theorie is de sleutel tot het boek: Het grote verlangen beschrijft Sams odyssee, zijn paradoxale zoektocht naar zijn jeugd en het huis waar hij opgroeide, - paradoxaal, omdat hij zich niets van die jeugd en dat huis herinnert.
Met zijn jeugd en zijn thuis zijn ook nog andere dingen verdwenen. In de woorden van Lisa: ‘Jij weet wat verdween. [...] Pappa en mamma [...] en God, en het geheim van de liefde.’ Hoe de zaak precies in elkaar steekt, lezen we pas aan het eind van het boek. Sam, die zich tot dan toe zijn verleden heeft laten influisteren door Lisa, gaat de confrontatie met haar aan, nadat in Kopakker flarden van zijn eigen geheugen zijn bovengekomen.
In het hoofdstuk ‘De man die alles vergat’ valt hij, gewapend met zijn eigen herinneringen, Lisa aan op het paradijselijke beeld dat zij al die jaren van het ‘huis’ van de drie en het huwelijk van hun ouders heeft gegeven: zij zouden nooit ruzie hebben gehad. Sam beweert dat de ouders ruzie hadden voor ze van huis gingen op de avond van het ongeluk. ‘Hij [de vader] reed als een gek,’ zegt Sam (228), implicerend dat er ruzie was, dat het paradijs niet heeft bestaan en dat juist die ruzie, die ontkenning van het paradijs, er de oorzaak van was dat de ouders verongelukten. ‘Waarom hebben jullie zoveel moeite gedaan om mij ervan te overtuigen dat wij in het paradijs leefden en dat we daar door een lullig ongeluk zijn uit getrapt? Terwijl het gewoon een ruzie was.’ (228) Lisa ontkent dit: ‘Ze hadden geen ruzie. Ze hadden nooit ruzie. Het was het beste huwelijk dat ik ooit heb gezien.’ (226) Raph zegt dat de waarheid niets met dat paradijselijke beeld te maken heeft, noch met de ruzie, maar dat Sam in de auto zat.
Parafraserend: Lisa heeft wel gelogen tegen Sam, maar niet over het huwelijk van de ouders. De leugen betrof het feit dat Sam in de auto zat tijdens het ongeluk en niet het paradijselijke huwelijk: voor haar heeft dat bestaan. Voor Raph doet het er niet toe. ‘Ze hadden geen ruzie. Of misschien wel, maar daar gaat het niet om.’ (228) In elk geval is het allemaal zo lang geleden dat ze het zich ‘geen van drieën zuiver kunnen herinneren’ (226). Dat Lisa wel en Raph niet gelooft in het ideaalbeeld komt overeen met hun beider opvattingen over de liefde. Lisa is voortdurend bezig met het mysterie van de liefde. ‘Liefde moet mysterie zijn’ (117). Raph vindt aan de andere kant dat soms goede seks voldoende is (128).
| |
| |
Bekijken we nogmaals het eerdergenoemde citaat ‘Jij weet wat verdween. [...] Pappa en mamma [...] en God, en het geheim van de liefde.’ dan begrijpen we dat Lisa hier stelt dat er een verband bestaat tussen de ‘pappa en mamma’ en ‘het geheim van de liefde’. Wie het een verliest, verliest het ander. Door ook God in het spel te brengen komt er een bijna platoons tintje aan. ‘De scheiding van de jeugd’ (114, Simons woorden) heeft tot gevolg dat de ideaalbeelden (het paradijs) verdwijnen. Bij Raph is die scheiding geleidelijker, natuurlijker verlopen dan bij de twee jaar jongere tweeling, wier exodus abrupt voltooid werd door het auto-ongeluk.
Vandaar het verschil in opvatting over de liefde tussen Lisa en Raph.
Bij Sam ligt het weer anders. In tegenstelling tot Lisa heeft hij geen herinneringen aan zijn jeugd. Lisa vult dat hiaat voor hem in. Zo krijgt Sam een ‘concept’ van zijn jeugd en daardoor van het ideaal/de Idee/het geheim van de liefde, - dat van Lisa. Hij heeft dat Grote Verlangen, maar het is een verlangen naar iets dat hij niet kent en kan kennen, omdat hij geen herinnering heeft.
Hij is sceptisch over de liefde: ‘Liefde,’ zegt hij op pagina 96, ‘is een wilsdaad.’ ‘Ik geloof niet in liefde,’ zei ik. ‘In geilheid, in afhankelijkheid, in bij elkaar zijn omdat dat gemakkelijk is, in liefde als de naam die je geeft aan de marktplaats waar twee mensen diensten uitwisselen, liefde als een beslissing, maar niet in Tristan en Isolde.’ (121) Maar hij barst in huilen uit als hij constateert dat hij het verschil niet kent tussen seks en socialisme (145). Op dezelfde pagina zegt hij dat hij van iemand wil houden. Hij kan het dus niet, wat typerend is voor zijn paradoxale verlangen naar de Liefde.
| |
Tot slot
De vraag is, hoe het nu verder moet met Sam. Hij heeft de waarheid te horen gekregen, maar het is twijfelachtig of dat hem zal helpen. Er zal mijns inziens geen mechanisme in werking treden dat Sam, nu hij zich bewust is van de oorzaken van zijn problematiek, zich zal bovenworstelen. De tekst biedt wat dat betreft geen aanknopingspunten. Op die manier bezien is Het grote verlangen niet de gesloten roman, die hij lijkt te zijn. Hij eindigt evenzeer in raadselen als hij begon. Eerder moet men Het grote verlangen lezen als een gedachtenexperiment: hoe ziet het leven eruit van een man zonder jeugd? Wat is de invloed van een dergelijke amnesie? Naar meer traditionele maatstaven had de vraag beantwoord moeten worden, hoe het in vredesnaam mogelijk is, dat men al die tijd voor Sam verborgen heeft kunnen houden dat hij in de auto zat. Niet alleen Raph en Lisa hebben het verzwegen, ook Sams pleegouders, de notaris, Huizinga (een oude kennis van Sams vader, 49), van wie redelijkerwijs een aantal mensen het zou moeten weten, hebben er al die tijd niets over gezegd. En waarom is het verzwegen? We vinden geen reden. Deze, toch voor de hand liggende, vragen zijn in geen enkele recensie gesteld. In een gedachtenexperiment passen ze ook niet. Het is de kracht van Het grote verlangen dat de lezer blijkbaar moeiteloos uitgaat van deze gegeven, onwaarschijnlijke situatie.
| |
| |
| |
Bibliografie
Marcel Möring, Het grote verlangen, Meulenhoff, Amsterdam, 1994. |
Marcel Möring, In Babylon, Meulenhoff, Amsterdam, 1997. |
Homerus, Ilias en Odyssea, vertaald door Frans van Oldenburg Ermke, Kempische boekhandel, Retie, 1959. |
Noten
1 Zie ook de beschrijving door Nathan Hollander van de twee versies van De toren van Babel, op pagina 309-310 van In Babylon. Lisa's toren hoeft ook niet die van Breughel te zijn. Hij is de verbindende schakel tussen Breughels toren en de andere torens in Mörings boeken.
2 ‘As time goes by’: ‘You mast remember this / a kiss is just a kiss / a sigh is just a sigh / the fundamental things apply / as time goes by.’
3 Wat Raph hem drie jaar na het ongeluk ook opdroeg: ‘Je moet alles vergeten,’ zei Raph, ‘alles.’ (25)
4 Het hele boek door heet de herinnering ‘het beest’. Zie de hoofdstuktitel, maar ook onder andere pagina 22, 23, 191 en 143 (daar zelfs ‘monster’). Op pagina 23 staat dat het beest weliswaar slechts één muil heeft, maar wel ‘geluidloos brult’. Homerus schrijft dat Scylla ‘vervaarlijk kan bulderen, hoewel het vreemde ervan is, dat het toch luider niet klinkt dan het janken van een pasgeboren hondje.’ (Odysseia, pagina 587)
5 Het is dus niet meer dan consequent dat Möring Het grote verlangen mede gestructureerd heeft aan de hand van Homerus' Odysseia.
6 ‘Zo sterk is haar invloed op mijn geheugen dat het gebeurt dat ik mij iets denk te herinneren en er vervolgens achterkom dat ik een van haar verhalen herkauw.’ (23) En in Lisa's woorden: ‘Hij weet niets. Ik kan hem van alles vertellen.’ (187)
7 In dit hoofdstuk komt Sam thuis. Hij is op dat moment niet meer de man die alles vergat, maar dat weten Raph en Lisa in eerste instantie niet: Sam is niet wie men denkt dat hij is. Dit is vergelijkbaar met de thuiskomst van Odysseus, die incognito, als bedelaar, op Ithaka aankwam.
8 En dus is dit geen leugen maar een ‘onbewust’ verkeerde voorstelling van zaken, - ervan uitgaande dat de ouders heus wel eens ruzie hebben gehad. Wij lezers mogen vermoedelijk afgaan op Sams herinnering over het gesprek tussen de ouders op pagina 199. Aan de andere kant is Sam een onbetrouwbaar focalisator. De interpretatie van het gesprek is van hein en we weten dus niet zeker of de ouders daadwerkelijk een crisis doormaakten. Maar ook in dat geval liegt Lisa niet over het huwelijk.
9 ‘Dit is Plato's grot,’ (52) bedenkt Sam, als hij zich gerealiseerd heeft dat hij ‘in een andere wereld leefde dan [hij] altijd had gedacht.’ (51) Ironisch bedenkt hij later: ‘De lift begon te zakken (of het gebouw steeg, in een platoonse wereld is het een even waar als het ander)’ (59).
10 En over zijn ouders zegt Sam dat hij ze mist, terwijl hij niet eens weet hoe ze eruit zien. Dit alles doet denken aan Nathan Hollander, die in In Babylon de joodse ‘zegenspreuk over het handenwassen en eten’ (42) doet, wat naar eigen zeggen ‘het aanspreken van God’ (42) is, terwijl hij ‘tot in het diepst van [zijn] wezen een ongelovige’ (43) is.
|
|