wezigheid van de schilder (en dus van de toeschouwer). Het is ook omdat de aard van het beestje pas echt aan het licht komt in wat het doet - niet in hoe het eruit ziet, maar in zijn doelgericht bezig zijn. En dat heeft niets te maken met psychologie of persoonlijkheid. Het gaat dieper.
Het betekent dat een mens die niks om handen heeft, die zich alleen als fysieke verschijning presenteert, in zekere zin incompleet is. Er ontbreekt iets aan. En wat ontbreekt is precies die bezigheid, waarin hij zijn ware aard toont. (Dat men zich vaak wat ongemakkelijk voelt bij het poseren komt daaruit voort: men is ‘uit zijn normale doen’ gehaald.) Geef iemand iets te doen en zijn blik, zijn gebaren en zijn houding krijgen onmiddellijk dat ontspannen-geconcentreerde dat verraadt dat hij nu pas ‘in zijn element’ is.
Maar een koe die staat te grazen doet ook iets. Sterker zelfs: een vogel die zijn nest bouwt, maakt iets. Het dier dat ‘mens’ heet, heeft daar zelfs zijn specialiteit van gemaakt. Het gebruikt niet alleen dingen als werktuig - wat andere dieren ook kunnen - maar het maakt ook werktuigen en allerlei andere gebruiksvoorwerpen. Sterker nog: het kan helemaal niet meer zónder die dingen.
Om die reden biedt het beeld van een man op een fiets, of van een vrouw achter het beeldscherm van haar computer, een completer portret: hun mens-zijn is daarin vollediger zichtbaar dan wanneer zij poseren voor hun pasfoto. Op de een of andere manier vinden mensen hun vervulling pas in het hanteren van dingen. Maar we staan er zelden bij stil wat dat eigenlijk betekent. Ontneem een mens zijn gebruiksvoorwerpen, zijn gereedschap, zijn techniek, en hij is volslagen hulpeloos. Alleen de sterksten en slimsten onder ons zouden dat, als het lang zou duren, overleven. En waarschijnlijk alleen door als de bliksem nieuwe werktuigen en gebruiksvoorwerpen in elkaar te knutselen. Robinson Crusoë.
Het zijn dus de artefacten die ons maken tot wat we zijn. Ze horen bij ons zoals de slagtanden bij de olifant en het schild bij de schildpad. Daarom is de kantwerkster met haar draden, naalden en kussentjes een waarachtiger, completer portret van een mens dan Karel Nummerzoveel in zijn glitterpak, geschilderd door Anthony van Dyck of kardinaal Juan de Tavera, geportretteerd door El Greco.
Maar het is moeilijk wennen aan dat idee. Ons mensbeeld is nog altijd zo sterk gekleurd door religieuze of humanistische opvattingen dat we ons niet alleen ver verheven achten boven de dieren, maar veel meer nog boven de dingen. Dat we zelf dingen kunnen maken rekenen we ons graag als grote verdienste toe, maar dat we er ook afhankelijk van zijn willen we liever niet weten. Laat staan dat die dingen misschien zelfs als onderdeel van ons mens-zijn beschouwd zouden moeten worden. Toen de Spanjaarden in de zestiende eeuw in Mexico landden en met een aantal ruiters in hun gelederen het binnenland in trokken, boezemden juist die ruiters een heilige angst en ontzag in: omdat de Azteken nog nooit mensen te paard hadden