Kamiel Manhole
Adieu
Wouter Donath Tieges - voluit Wout - was en is de man die ons herkende. Peeters, Hertmans, Demeester, Vanhole, De Martelaere, Van Paemel... we werden allemaal door hem begroet en binnengehaald. Hij las onze manuscripten na, voorzag ze van zijn potloodpriegels en moedigde ons al even discreet aan. Zonder ons op te jagen, jaloers soms en met steeds die plagerige spot van hem waardoor hij onze ijdelheid in redelijker banen wist te leiden.
Herdruk op herdruk wenste hij ons toe.
Vertel hém wat over schrijvers en hun gezeur.
Maar: hij geloofde in ons en omdat hij zelf ook schrijver was, geloofden wij in hem. Natuurlijk was ook hij een zagevent, maar wij hoefden geen slaaf te zijn van een lichaam dat op zijn beurt van de medische wetenschap afhing. En evengoed was hij een enthousiasteling die een fonds hielp opbouwen, getuige de brieven met rouwbeklag die later door Günter Grass, Maxim Biller, Peter Høeg en Hans Joachim Schädlich werden opgestuurd.
Op het laatst had hij etalagebenen, zoals hij ze zelf noemde. Benen waarmee je hooguit van de ene etalage naar de andere kon schuifelen, met tussendoor een kleine rustpauze. Hij genoot van dat nieuwe woord en grijnsde om de realiteit die erachter schuilging.
Vorig jaar op het boekenbal heb ik hem eens al zwanzend ten dans genood, gewoon om zijn gezicht te zien, en zo wil ik me hem herinneren: al lachend, met zijn ogen dichtgeknepen tegen dat cynische zonnetje ginder hoog.
Soms ook verdenk ik hem ervan dat hij uit wraak is gestorven: om ons nog 's grondig in te peperen dat er niets verachtelijkers is dan dit leven van ons. En niets heiliger.
In het voorjaar zal van Wouter Donath Tieges een nieuwe roman verschijnen die rond Eduard Maanzaad is opgebouwd, een figuur die eerder al in de dichtbundel Witte adel optrad.
Daarom ben ik geworden een kijker in gedachten
die liever vrijheid verhandelt dan vrijt,
eerder een boek pakt dan een schouder,
het woord meer bemint dan de chaos
Over die bundel had ik in 1991 een gesprek met hem, dat als interview in de krant De Morgen had moeten verschijnen, maar dat ongelukkig verloren werd gelegd. En later werd het niet meer opportuun geacht. (Daarover mopperde Wout dan weer níet, hij vond het al best dat ik me de moeite had getroost.)
Ik laat het hierbij volgen bij wijze van portret.