Niet op reis
De mooiste reisliteratuur komt van auteurs die hun provincie niet verlaten - aldus de Vlaamse dichter en journalist Richard Minne. Zijn cursiefje ‘In 20 lijnen’, in het Gentse dagblad Vooruit, getuigde meermaals van die voorkeur, die meer een levensgevoel dan een opvatting was. ‘Zet u in uw leunstoel en trek de wereld rond,’ spoorde Minne op 4 oktober 1945 ook zijn lezers aan.
In september 1947, na de zomervakantie, beloofde hij veertien dagen hierover te schrijven. ‘Veertien brieven over mijn ervaringen als statisch reiziger, als reiziger ter plaatse, als roerloos toerist, als vastgenageld wereldontdekker, als avonturier op een jachtgebied van 2800 vierkante meter.’ Wederom riep hij op tot navolging: ‘Overigens, ge moet eens de proefneming maken: ge stijgt uit het onderaardse op en ge ontdekt alles opnieuw, de grassprietjes, de mieren, de bloemen, de vogels, de blauwe hemel, de dwaasheid en de zon. Heel kinderlijk en zonder theatrale zwaveldampen rondom u gelijk de duivel uit Faust.’
De verklaring voor de heilzaamheid hiervan was simpel, schreef hij in juli 1951: ‘[...] bepraat uzelf, dat er niets schoner is dan de zonsondergangen die u vertrouwd zijn, en 's nachts de glimwormen die voor u hun lichtje aansteken op de rand van de bosweg.’
Richard Minne achter zijn schrijfmachine.