| |
| |
| |
Mirjam de Veth Emmanuel Bove
Koortsachtig op zoek naar stilstand
Mirjam de Veth vertaalde werk van o.a. Emmanuel Bove, Albert Cossery, Denis Diderot, Louis Guilloux, André Gide en Philippe Soupault. In 2009 ontving zij de Dr. Elly Jaffé Prijs voor haar gehele vertaaloeuvre. Over Franse literatuur publiceerde zij in De Parelduiker en De Groene Amsterdammer.
Wanneer de Postcode Loterij aanbelt om iemand blij te maken met een flinke prijs stamelen de meeste gelukkigen dat ze met het geld het liefst ‘een mooie reis’ gaan maken. De Franse schrijver Emmanuel Bove (1898-1945) zou het in de schoot geworpen bedrag zeker anders besteed hebben. Om te beginnen aan het aflossen van zijn schulden en die van zijn uitvretende moeder en broer. Van het resterende geld zou hij een stapel zijden hemden met geborduurde initialen hebben gekocht.
Waarom wil een schrijver reizen? Om vreemde streken en mooie landschappen te ontdekken, interessante ontmoetingen te doen? Vanuit onstelpbaar heimwee, zoals Louis Couperus? Hang naar heroïek, behoefte aan ontberingen, zoals Redmond O'Hanlon? Of vanuit nieuwsgierigheid, zoals de onlangs met de Gouden Ganzenveer bekroonde David Van Ruysbroeck van zichzelf zei. Wie verre reizen doet kan vast veel verhalen, maar wie stilstaat en goed kijkt misschien nog meer. En kijken kon Bove, hij was de schrijver van het rake en het roerende detail, zoals Samuel Beckett over hem opmerkte. De binnenkant van zijn personages wordt niet psychologisch geduid, maar getekend door de interieurs waarin ze wonen, de kleren die ze dragen. Hij heeft het gezien. Dat is ongetwijfeld ook de reden waarom het werk van Bove zoveel schilders aanspreekt.
Hoewel Bove een leven heeft geleid met veel verplaatsingen, kun je hem geen reiziger noemen. Hij werd voortgedreven door de grilligheden van het bestaan, door geldgebrek, maar zeker niet door reislust. Het liefst zat hij aan een tafel te schrijven, en het was jammer dat diezelfde tafel niet altijd op dezelfde plek stond. De wereld in zijn romans is een stilstaande statische wereld, bevolkt door personages die in kringetjes ronddwalen. Zijn helden zijn bij uitstek niet-reizigers. Ze zijn vastgebakken aan het asfalt van de grote stad en iedere poging om daaruit te ontsnappen is tot mislukken gedoemd.
| |
| |
Bove werd in 1898 in Parijs geboren, waar hij bij de burgerlijke stand werd ingeschreven als Emmanuel Bobovnikoff, zoon van een Joods-Russische emigrant uit Kiev, zonder beroep, en Henriette Michels, een uit Luxemburg afkomstig dienstmeisje. Bobovnikoff senior is een kleurrijk figuur, een charmeur en fantast, die graag doorgaat voor nihilist in ballingschap of voor schrijver. Vier jaar na Emmanuel krijgt het echtpaar een tweede zoon, Léon. Maar al voor diens geboorte heeft vader Bobovnikoff een relatie aangeknoopt met een andere vrouw, Emily Overweg, schilderes en gefortuneerd diplomatendochter, in de familie bijgenaamd la riche Anglaise. Met haar krijgt hij al snel ook een zoon, Victor. De jonge Emmanuel is zijn vaders en Emilys oogappel. Hij woont beurtelings in het ene of het andere gezin; bij zijn moeder en broer is het armoe troef, bij Emily is het leven licht en luxe, hij komt er in aanraking met kunst en literatuur. Op zijn veertiende besluit hij dat hij later schrijver wil worden. Dankzij Emily krijgt hij een uitstekende middelbare schoolopleiding in Parijs, en later in Genève. Hij voelt zich gespleten en schuldig tegenover zijn moeder en zijn broer, en zij maken daar zijn leven lang schaamteloos misbruik van door hun eindeloze geschooier om geld.
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn Emilys banktegoeden geblokkeerd in Engeland, daarom wordt Emmanuel daar naar een kostschool gestuurd. In oktober 1915 sterft zijn vader aan tuberculose in een Zwitsers sanatorium. Emilys fortuin is door de oorlog inmiddels definitief verdampt. Ze woont met haar zoon Victor in Menton en probeert met de verkoop van haar schilderijen het hoofd boven water te houden.
Vandaar Boves precaire levensgevoel, niets staat vast, de mens kan alles wat hij verworven heeft verliezen. Daarin ligt de kern van zijn schrijverschap. Zijn personages bewegen zich voortdurend omhoog en omlaag op de maatschappelijke ladder. Het leven spoelt over hen heen zonder dat ze er enige richting aan kunnen geven.
Op zijn achttiende, in april 1916, keert Emmanuel naar Frankrijk terug, waar hij zich staande houdt met baantjes als tramconducteur, taxichauffeur, bordenwasser of arbeider bij Renault. In die nationalistische oorlogsjaren is zijn Russische achternaam (‘patronyme douteux’ zegt het politierapport) in combinatie met zijn onduidelijke bronnen van inkomsten voldoende reden om hem op te sluiten in de Santégevangenis. Een maand later wordt hij daaruit ontslagen omdat hij in dienst moet. Voor hij zijn militaire opleiding heeft afgerond wordt de wapenstilstand ondertekend. Zo ontspringt hij op het nippertje de dodendans van de oorlog.
Na zijn demobilisatie, in 1921, trouwt hij met Suzanne Vallois, een jonge onderwijzeres die hij tijdens zijn diensttijd heeft leren kennen. In de veronderstelling dat het leven daar goedkoop is vertrekt het jonge paar naar Oostenrijk, waar ze zich vestigen in Tulln, een stadje ten noordwesten van Wenen; hun dochtertje Nora wordt er geboren. Onder het pseudoniem Jean Valois schrijft Emmanuel met het horloge op tafel goedkope romannetjes. In een van de zeldzame interviews die | |
| |
hij later geeft zegt hij daarover: ‘Ik ben begonnen met een stuk of honderdduizend regels voor populaire romannetjes. Ik schreef honderd regels per uur, achthonderd regels per dag, dat wil zeggen iedere tien of twaalf dagen een boek. Werk dat volkomen vreemd is aan het werk als schrijver. Het is alsof ik in die tijd een ander beroep uitoefende.’
Emmanuel Bove met dochter Nora in de Jardin du Luxembourg in Parijs, circa 1924.
Maar hij begint er ook aan Mes Amis en schrijft een aantal korte verhalen. Het leven in Oostenrijk blijkt minder goedkoop dan gedacht en in oktober 1922 keert hij alleen terug naar Parijs. Op een kamertje in het vijfde arrondissement voltooit hij Mes Amis. Verder schrijft hij gemengde berichten voor Le Quotidien en stuurt korte verhalen naar literaire tijdschriften. Suzanne is inmiddels met de kleine Nora ook terug naar Frankrijk gekomen, waar in februari 1924 zoon Michel wordt geboren.
Emmanuel heeft geluk: de Franse schrijfster Colette (1873-1954) leest een van zijn korte verhalen en is meteen verkocht. Zij adviseerde destijds voor uitgeverij Ferenczi, en dankzij haar debuteert Emmanuel Bobovnikoff daar in 1924 als Emmanuel Bove met de roman Mes Amis. De hoofdpersoon, Victor Bâton, is een jonge oorlogsinvalide die van een karig pensioentje leeft en niet werkt. Dat wekt de woede en haat van zijn medebewoners in het huis waar hij een kamer huurt en het eind van het liedje is dat hij op straat wordt gezet. De roman bestaat uit vijf portretten van Bâtons vrienden, die nu juist helemaal geen vrienden zijn. Het is een en al misverstand, ze hebben hem allemaal diep teleurgesteld. ‘Zo is het in mijn leven steeds geweest. Nooit heeft iemand mijn liefde beantwoord. Ik snak | |
| |
ernaar lief te hebben, vrienden te hebben, en ik blijf steeds alleen.’
Tekening van André Dignimont uit een uitgave van Mes Amis van Emmanuel Bove uit 1927, uitgegeven door Émile-Paul frères.
Met Mes Amis is Boves echte schrijversleven begonnen. Het boek is een groot succes. Bove wordt gewaardeerd en bewonderd door vakgenoten als Rilke, Soupault, Gide en Max Jacob. Er volgt een productief en succesvol schrijversbestaan. In twintig jaar schrijft hij meer dan dertig boeken; romans en verhalenbundels. Hij wijdt zich uitsluitend aan zijn literaire oeuvre. Koortsachtig. Alleen al tussen 1927 en 1928 verschijnen er maar liefst elf romans of verhalenbundels. In al zijn werk lopen eenzame mannen rond met een snijdend besef van ontoereikendheid, uitblinkers in mislukking. En over al die levens hangt nog de schaduw van de voorbije Eerste Wereldoorlog.
Zijn persoonlijk leven is onrustig en chaotisch, zijn huwelijk strandt in 1925. Toen Suzanne met de kinderen terugkwam van vakantie wachtte haar de onaangename verrassing van een leeg huis; haar man was met de noorderzon vertrokken en woonde inmiddels samen met een nieuwe liefde, Henriette de Swetschine. Maar de relatie hield niet lang stand. In 1928 ontmoette hij Louise Ottensooser, beeldhouwster, dochter uit een welgestelde Joodse bankiersfamilie, die de liefde van zijn leven zou worden. Louise was mooi en hartelijk, onconventioneel, ze bewoog zich in mondaine artistieke kringen en ze kende iedereen. Tegelijk was ze een fervent communiste, die thuis een portret van Stalin aan de muur had hangen. In bontjas verkocht ze l'Humanité.
Financieel gaat het Bove voor de wind. In 1928 krijgt hij de Prix Figuière, de (financieel) grootste literaire prijs van zijn tijd, die 50.000 frs bedraagt. Tot dan toe woonde hij in geleende huizen of appartementen, nu kan hij zich voor korte tijd een appartement veroorloven in de Rue Vaneau 1 bis, een pand waar ook Gide dat jaar zijn intrek neemt. Het is de tijd van de zijden overhemden, hij koopt ze met | |
| |
stapeltjes tegelijk en laat er zijn initialen op borduren. Maar met een familie als de zijne - moeder en broer pikken vele granen mee van het succes - en zijn uitstaande schulden is de prijs snel op.
Emmanuel Bove en zijn vrouw Louise Bove op de Grote Brug in Lausanne.
Emmanuels leven lijkt in veel opzichten een herhaling van dat van zijn vader. En zoals Emily destijds al haar geld verloor door de oorlog, zo raakt Louise door de crisis alles kwijt. Emmanuel heeft drie huishoudens te onderhouden: dat van Suzanne en de kinderen, dat van zijn moeder en broer, en dat van hem en Louise. Hij schrijft tegen de klippen op. Pas in 1930 stemt Suzanne in met een officiële scheiding. Emmanuel en Louise, die zwanger is, trouwen en vertrekken naar Engeland. Het kind sterft daar bij de geboorte, Louise overleeft de bevalling ternauwernood. Bove schrijft Journal écrit en hiver, een gefingeerd dagboek. In de notities van de hoofdpersoon, Louis Grandeville, schemert zijn eigen onmacht door. ‘Ik ben gemaakt om alleen te leven, maar ik kan niet alleen zijn.’ En: ‘Het diepste begrip, het begrip waarvan ik tot nu toe meende dat het de basis was voor iedere liefde, is zinloos. Het is nergens goed voor om je dierbaren te begrijpen. Het diepste begrip voegt niets toe aan de liefde.’
Na een jaar keren Emmanuel en Louise terug naar Frankrijk. In de jaren dertig publiceert hij korte verhalen in antifascistische bladen als Marianne; hij is aanhanger van het Comité van Waakzaamheid van Antifascistische Intellectuelen. Gedwongen door geldgebrek wijdt hij zich ook weer aan de journalistiek, hij schrijft voor dagbladen als Le Parisien, Le Quotidien en Le Journal. Onlangs verzorgde een kleine Franse uitgeverij een mooie facsimile-uitgave van een aantal van die artikelen over beroemde rechtszaken (Arrestations célèbres, éd. Cent Pages, 2013). Teksten om den brode geschreven, maar onmiskenbaar Bove. In 1936 wordt hij ernstig ziek, pleuritis - hij komt er nooit helemaal bovenop. Wanneer een jaar later zijn moeder sterft is hij te berooid om de begrafenis te kunnen betalen en te ziek om erheen te gaan.
Bij het uitbreken van de oorlog, op 3 september 1939, wordt Bove gemobiliseerd. Na de wapenstilstand, die Frankrijk verdeelt in een door de Duitsers bezette en een ‘vrije’, collaborerende zone onder leiding van ijzervreter Pétain, vluchten Emmanuel en Louise uit Parijs naar het zuiden. Louise liep dubbel gevaar als Joodse en als communiste, en Bove was half Joods. Via Lyon belandden ze in Dieulefit, waar veel kunstenaars en intellectuelen verbleven in afwachting van papieren om | |
| |
uit Frankrijk weg te komen. In 1942 vertrekken ze eindelijk naar Algiers, waar ze hun intrek nemen in de buurt van de haven. Een week na hun aankomst wordt de stad bevrijd. Er zaten daar heel wat Franse schrijvers: Soupault, Gide, Saint-Exupéry, met wie hij schaakt. Men onmoette elkaar in Les Vraies Richesses, de boekwinkel-uitgeverij van Edmond Charlot. De Frans-Algerijnse schrijver Emmanuel Roblès (1914-1995) herinnert zich Bove als een bleke, zwijgzame, hoestende figuur. Ondanks zijn slechte gezondheid schrijft hij daar nog drie romans: Le Piège, Départ dans la nuit en Non-Lieu.
Na de bevrijding van Parijs keren Emmanuel en Louise met het geld van haar beleende sieraden naar Frankrijk terug. Het is inmiddels oktober 1944. Ze nemen hun intrek in het appartement van zijn halfbroer Victor Bobovnikoff aan de Avenue des Ternes. Emmanuel is doodziek. Hij verzekert zich ervan dat zijn laatste romans uitgegeven zullen worden. ‘Je publie’ schrijft hij in mei 1945 als PS onder een brief aan een vriend; zijn laatste brief. Wanneer Victor in juni 1945 terugkeert na vijf jaar Duitse krijgsgevangenschap vertelt de conciërge hem dat zijn halfbroer binnen op sterven ligt. Op vrijdag 13 juli 1945, aan de vooravond van de eerste quatorze juillet die in vrijheid wordt gevierd, overlijdt Emmanuel Bove. Hij wordt bijgezet in het familiegraf van de familie Ottensooser op de begraafplaats Montmartre.
Louise zette zich in voor het beheren en uitgeven van het werk van haar man. Na haar dood in 1977 kwam er een met touw dichtgebonden koffer onder haar bed vandaan waarin ze de brieven bewaarde van ‘Bobby’ zoals ze Bove noemde. Hij bevatte verder zestien dagboekfragmenten, onuitgegeven fragmenten van verhalen, proeven en manuscripten.
Toch werd Bove na zijn dood in de literatuurgeschiedenis aanvankelijk snel vergeten. Zijn werk werd niet herdrukt en zijn naam ontbrak in de handboeken. Dat is op zijn minst opmerkelijk voor een schrijver die met Dostojevski en Proust werd vergeleken. Vriend en collega-schrijver Philippe Soupault (1897-1990) zoekt de reden in zijn karakter, hij noemt hem ‘pathologiquement discret’, ziekelijk bescheiden. Bove had contact met de surrealisten, maar heeft nooit tot die groep behoord. Hij is altijd een eenling, een buitenstaander geweest. Na de oorlog veranderde het literaire landschap in Frankrijk: de toon werd gezet door het existentialisme. Literatuur was ideologisch, programmatisch geworden; men had meer behoefte aan zwartwit dan aan de melancholieke grijstonen van Boves werk.
Maar Bove is een writers' writer. Samuel Beckett voelde verwantschap met zijn kale stijl. Hij adviseerde de schilder Bram van Velde om Bove te lezen. Met zijn scherpe oog voor detail is Bove ook typisch een schrijver voor schilders. Halverwege de jaren zeventig maakte Van Velde litho's bij werk van Bove. Ook schrijver-tekenaar Topor, een bewonderaar-verzamelaar van het eerste uur, illustreerde een kort verhaal. Bove-lezers hebben altijd een soort geheim genootschap gevormd. Fans als Michel Butor en Pierre Alechinsky tipten elkaar als er ergens tweedehandsexem- | |
| |
plaren opdoken. Begin jaren zeventig maakte Cobra-dichter Christian Dotremont een strooibiljet waarin hij opriep uitgevers te bestoken met verzoeken om heruitgaven van Boves werk. ‘Bove lezen moet. Zeker, zijn werk heeft sterke invloed gehad, en nog, en dat is goed. Maar natuurlijk moet Emmanuel Bove zelf gelezen worden. De boeken van Emmanuel Bove worden zeldzaam, ze zijn niet meer leverbaar. Laten we de boekhandelaren en de uitgevers opporren. Leve Emmanuel Bove!’
Emmanuel Bove, jaren dertig.
En langzaam werd Bove in Frankrijk in bredere kring herontdekt. In 1977 bracht uitgeverij Flammarion een heruitgave van Mes Amis met een voorwoord van Dotremont. Daarna volgden heruitgaven van Armand en La Coalition. Vanaf halverwege de jaren tachtig kwam uitgeverij Le Castor Astral met heruitgaven van o.a. L'Amour de Pierre Neuhart en Le Pressentiment.
Groot pleitbezorger van Boves werk was de schrijver Raymond Cousse, die een Bove-biografie voorbereidde. Cousse, die met zijn rechtopstaande haar iets weg had van Victor Bâton, de hoofdpersoon van Mes Amis, wiens haar steeds terugspringt ‘als de bladzijden van een nieuw boek’, is zelf een Boveaans figuur. In 1991 pleegt hij zelfmoord. Schrijver Jean-Luc Bitton, met wie hij al samenwerkte, maakt de biografie alleen af. In 1994 verschijnt Emmanuel Bove, la vie comme une ombre. Jean-Luc Bitton houdt een goed geïnformeerde website bij over Bove (www.emmanuel-bove.net); hij schreef ook het scenario van Emmanuel Bove 1898-1945, een film van Hervé Duhamel, die integraal op YouTube te zien is.
Ook door Nederland gaat er vanaf begin jaren tachtig een Bove-golf: uitgeverij De Prom brengt een aantal vertalingen, o.a. Mes Amis en Armand. En in 1987 verschijnt daar een soort Bove-gidsje: De wereld van Emmanuel Bove, samengesteld door Peter van der Spek. Daarna werd het weer even stil in uitgeversland. Het legertje Nederland- | |
| |
se Bove-adepten groeide inmiddels gestaag. Schrijvers als Jan Siebelink, Kees van Kooten, Arnon Grunberg en diens rechterhand, Johannes van der Sluis, herkennen Boves kwaliteiten.
In 2002 kwam bij uitgeverij Bas Lubberhuizen Reis door een appartement uit, een bundel korte verhalen samengesteld en vertaald door het Atelier de Traduction d'Amsterdam. In het titelverhaal weet Bove de stilstand van zijn hoofdpersoon, Pierre Vilbert, een jonge schrijver die gekweld wordt door een writers' block, op te roepen door een nauwkeurige observatie van het appartement waar hij woont en werkt. Het is door diens jonge vrouw zorgvuldig ingericht, maar bij de beschrijving daarvan wordt de lezer bevangen door plaatsvervangende benauwdheid. Een hoog koperen fust als paraplubak. Een elektrische peer weggewerkt in een stallantaarn. Onder een kast zes paar schoenen met nikkelen spanners die ‘in het donker glommen als kostbare voorwerpen’. Hulsttakken in een siervaas. ‘Soms viel een van de rimpelige besjes op de grond, loodrecht naar beneden, en bleef na een paar keer stuiteren precies op de plek liggen waar het de grond het eerst had geraakt.’
Daar troont Pierre, niet aan de door hem gewenste grote blankhouten tafel, maar achter een op aandringen van zijn vrouw aangeschaft imposant bureau, waarvan hij de laden niet vol weet te krijgen, en waarop het een dringen is van ‘presse-papiers, inktpotten, briefopeners, een Duitse postzegelbevochtiger (een soort huls die aan één kant eindigt in een sponsje en die met water gevuld wordt zoals een vulpen met inkt), woordenboeken, potjes plaksel met amandelgeur’. Vervuld van lamlendigheid bedenkt hij: ‘Als ik er eens mee ophield. Als ik eens nooit meer een regel zou schrijven. Wat een opluchting zou dat zijn! Ik heb het gevoel dat ik een gat in de lucht zou springen als dát zou kunnen. Weg bureau! Voorbij al die uren in mijn eentje met die leegte voor me.’
Ruim tien jaar later zag uitgeverij Coppens & Frenks kans Bove opnieuw in de schijnwerpers te zetten door de uitgave van De liefde van Pierre Neuhart. Het was de bedoeling dat daar ook de vertaling zou verschijnen van Le Pressentiment (1935), in 2006 verfilmd door Jean-Pierre Darroussin. Le Pressentiment is een typische Bove-roman: de hoofdpersoon, Charles Benesteau, een advocaat van een jaar of vijftig, besluit op een goede dag om niet meer naar de rechtbank te gaan en huis en haard te verlaten. ‘Hij vond de wereld slecht,’ heet het laconiek. Hij trekt zich terug in een anoniem appartementje. Ook hier geeft de inrichting van dat appartement een scherp portret van de hoofdpersoon. ‘Op de schoorsteen prijkte alleen een gipsen kop die hij in een van de stalletjes langs de Seine had gekocht. Voor het raam deed een grote plank op twee schragen dienst als bureau. In een hoek stond een divan. Eroverheen lag een lap stof die zo te zien niet precies op maat was gekocht. Aan de onderkant was hij te lang en hing tot op de grond, maar aan de zijkant was hij te krap, waardoor de brede witte en grijze strepen zichtbaar waren van het onderbed.’ Al snel bouwt Benesteau een vaste routine op in zijn nieuwe leven: een wandelingetje | |
| |
door het park, boodschappen doen, en iedere avond na het eten schuift hij plichtmatig aan zijn werktafel om zijn memoires te schrijven. Een dorre opsomming van zinloze feiten, zonder enige innerlijke noodzaak of gedrevenheid. Via stilstand probeert hij uit zijn leven te ontsnappen. Onnodig te zeggen dat het niet lukt, de buitenwereld dringt zich onontkoombaar op. Zijn familie overvalt hem met ongewenst bezoek. Zijn vrouw lokt hem met een smoes naar huis. Er staat ineens een buurtbewoner op de stoep die zijn hulp inroept. Voor hij het weet raakt Charles tot over zijn oren verwikkeld in een zaak met huiselijk geweld en burenruzie. Het loopt slecht met hem af.
Door het ontijdig sneven van de unieke uitgeverij Coppens & Frenks bleef de vertaling tot op heden dakloos. Liefst zou ik de oproep van Dotremont sturen aan alle parelvissende uitgevers in Nederland, en mét hem uitroepen: ‘Leve Emmanuel Bove!’
Kaartje dat de dichter Christian Dotremont, een van de oprichters van Cobra, in 1971 liet drukken waarmee hij opriep om het werk van Bove niet te vergeten.
|
|