naast een akker te zitten wachten tot het graan opkomt. Het is ook nogal wat anders om niet meer dagenlang achter een hert aan te jagen, maar met een riek de mest achter het ingesloten rundvee weg te scheppen. Niet meer 365 dagen per jaar rondrennen, de bosgrond afspeuren naar gekleurde besjes en steeds de volle aandacht bij omgevingsgeluiden om uit te maken of er sprake is van een kans of een bedreiging. Nee, 365 dagen in een niet veranderende omgeving rondhangen, wetend dat als je iets wilt beleven je het zelf zult moeten regelen. Dat levert vrijheid en autonomie; je bent niet afhankelijk van je omgeving, je omgeving is afhankelijk van jou. Maar het levert ook neurose en keuzestress: je kan doen wat je wilt, maar dat moet dan ook. Om met mijn moeder, ervaringsdeskundige in van noodzaak bevrijde welstand, te spreken: ‘Als jezelf niet kietelt dan lach je nooit.’ Toch lachte zij niet altijd.
Mijn conclusie is dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten als Immanuel Kant: het grootste deel van het jaar in een koets pendelend van doorzonwoning naar werkplek. De som van al die heen en weer bewegingen is nul, de verandering van omgeving nihil. Als onze nomadische natuur opspeelt lopen we lekker even het bos in met de hond. En wat wij wel doen en Kant niet: we reizen twee weken per jaar, soms zelf vier. Toch is dat altijd maar een tijdelijke regressie naar prehistorische gemoedstoestanden van mensen die zich al tienduizend jaar nauwelijks van huis & haard verwijderen. Wat wij reizen noemen is absoluut niet bedoeld om ruimer te gaan denken, maar juist om weer eens ouderwets in een niet vertrouwde wereld volkomen in beslag genomen te worden door overzichtelijke levensvragen als: ‘Waar eten we vanavond?’ en ‘Doen we het nu even met elkaar of wachten we tot na het dutje?’
Maar dit soort reisjes - die niets te maken hebben met het fysiek zware en mentaal lichte leven van onze voorouders - zijn maar een onderdeel van het uitgebreide pakket maatregelen die we door de eeuwen heen verzonnen hebben om onvoorziene kosten van de sedentaire beschaving binnen de perken te houden. Voor het beperken van wilde gedachten is meditatie ook zeer geschikt en daar kun je zoals bekend bij blijven zitten. Chemische middelen voldoen ook uitstekend, het lijkt wel of er in de genots- en medicinale middelen een steeds grotere verscheidenheid komt. ‘Geniet nooit met mate’, zegt Loesje. Sport is speciaal ontwikkeld om je op een heel klein speelveld met verstikkende regels niet te hoeven vervelen. Kunst is bedoeld om kleur en variatie te brengen in vaste decors en religie is een beproefd middel om de profane saaiheid van eindeloos herhaald huishoudelijk werk - met name voedseltoebereiding, reinigingswerkzaamheden en sleurgevoelige seksuele handelingen - te heiligen. Al deze middelen zijn geëigend, zolang het niet te bont gemaakt wordt.
Maar nu zou ik toch ook een lans willen breken voor wat Kant met Kritiek van de zuivere rede bedoelde. Dat is ook een methode om de verzinsels van stilzitters in te perken. ‘Kritiek’ betekent ‘begrenzing, inperking’ en ‘zuivere rede’ betekent ‘gedachten en gesprekken die zich aan de empirie niets gelegen laten liggen’. In dat ty-