[2014/1]
Bij dit nummer
Toen Kees Buddingh' in 1975 op verzoek van de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek het Boekenweekgeschenk voor dat jaar samenstelde, koos hij Jan van Nijlens gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ als openingstekst van het cadeauboek. Links van het gedicht werd een foto afgedrukt van Pierre Kemp, zittend in een trein. Je zou denken dat zowel foto als gedicht op de voordelen van het reizen voor schrijvers wijst. En dat doen ze in eerste instantie ook. Van Nijlen noemt de geneugten die voor iedere reiziger in principe zijn weggelegd:
Zit rustig en geduldig naast het open raam:
Gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.
Al wat ge groeien ziet op 't zwarte voorjaarsland,
Wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.
En Kemp zit rustig in een behaaglijke, zo te zien eerste klasse coupé, een blocnote op zijn knie en een vulpen in zijn hand; hij schrijft een van zijn vele gedichten. Maar ook hier is niet alles zoals het lijkt. ‘Bericht aan de reizigers’ rept verderop van een trein die niet verder wil rijden, en Kemp is op weg naar zijn allesbehalve spannende werk als loonadministrateur bij een kolenmijn.
Toch is zowel gedicht als foto opwekkend. Op zichzelf is er niets tegen reizen. Reizen kan ontspannend zijn, of juist spannend, en tot geweldige avonturen leiden. Het reizen in een rustige treincoupé leent zich bovendien uitstekend tot lezen en, zoals voor Kemp, tot schrijven. Zolang je maar niet verwacht dat je door te reizen een beter mens wordt of bovenmate geïnspireerd raakt tot het maken van grote werken. Of zoals Denker des Vaderlands René Gude het in dit nummer uitdrukt: ‘Geen kwaad woord over reizen, maar het is niet zonder meer juist om aan te nemen, dat reizigers zichzelf automatisch op vooruitgang trakteren en spelenderwijs een open mind verwerven, terwijl thuisblijvers en stilstaanders onontkoombaar aan achteruitgang en benepenheid ten prooi vallen.’
Beschouw daarom met die gedachte in het achterhoofd de trein - of de fiets, de auto of het vliegtuig - als metafoor voor het échte verplaatsen: het reizen in je hoofd, per gedicht en verhaal. Draai het om: reis niet om tot andere gedachten te komen, maar reis door op andere gedachten te komen. ‘Lezen is reizen’, schreef Buddingh' in het Boekenweekgeschenk van 1975, ‘lezen is zich verplaatsen naar en in andere werelden, andere levens, andere situaties, andere verrukkingen of conflicten.’ Zo bezien krijgen zelfs de begin- en eindregels van ‘Bericht aan de reizigers’ een andere lading:
Bestijg den trein nooit zonder uw valies met droomen
Dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.
Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone boomen,
Een doodgewone trein u voert naar 't hart van Rome.
Voor ons Boekenweeknummer van 2014 zochten we medestanders van Van Nijlen, Kemp en Buddingh', en vonden ze onder anderen in Immanuel Kant, Fernando Pessoa, Charles Dickens en A.L. Snijders.
Tussen de artikelen door strooiden we citaten over de nadelen van verplaatsingen. Ze vloeiden uit de pen van auteurs van verschillende pluimage maar die eendrachtig zweren bij hun trouwste bastion: de schrijftafel.
De redactie