Laagwater
Els Snick
Joseph Roth en de erfenis van Marlene Dietrich
Tussen maart en december 1936 verbleef de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth verschillende maanden te Amsterdam. Al meer dan drie jaar was hij inmiddels uit Duitsland verbannen, zijn werk was op de brandstapels van de nazi's beland en hij zat lichamelijk en financieel totaal aan de grond. Zijn emigrantenbestaan bracht hij drinkend en schrijvend door in hotels en cafés van de steden waar hij als jood en antifascist nog welkom was of tenminste gedoogd werd. Met zijn doernschrift De Antichrist had hij in 1934 de aandacht van de Nederlandse intellectuele garde weten te trekken en in 1936 oogstte hij ook met De biecht van een moordenaar, dat hij grotendeels in Amsterdam had geschreven, succes. Roth kende inmiddels ook de belangrijkste Nederlandse critici. Bij Reijnders op het Leidseplein, waar de artistieke bohème verzamelde, verzette hij dagelijks indrukwekkende hoeveelheden alcohol, foeterend tegen de nazi's, de filmbazen in Hollywood of het internationale journaille, en zijn leed klagend bij al wie het horen wilde.
Maar in november 1936 vierde Roth met zijn Amsterdamse vrienden feest, want de kranten brachten hoopvol nieuws. Marlene Dietrich, de naar Hollywood uitgeweken Duitse filmdiva, had in een interview voor een Engelse krant op de vraag naar haar favoriete boek geantwoord ‘Job van Joseph Roth’. Nu zouden zijn boeken vast weer gaan verkopen, jubelde Roth tegen zijn vriend Maurits Mok. En aan zijn Franse vertaalster in Parijs schreef hij met het nodige gevoel voor drama: ‘Mijn laatste hoop is Marlene Dietrich. Ze heeft een heel interview over mij gegeven. Misschien koopt ze wel een boek van mij.’
Met Job - Hiob in het Duits - de roman over de arme Russische talmoedleraar Mendel Singer, had Roth in 1930 zijn eerste internationale succes gekend. Op het moment van de machtsovername door de nazi's lag de tweede druk ervan in de winkels, bestond er een vertaling in het Engels, Frans, Hebreeuws, Italiaans, Nederlands en Pools en verschillende productiemaatschappijen waren in de filmrechten geïnteresseerd. De Nederlandse vertaling van Jeannette Wink-Nijhuis was bij uitgeverij De Haan in Utrecht uitgebracht. Het boek liep blijkbaar goed, want in 1935 liet De Haan het in de Ericareeks - een goedkope serie met klassiekers uit de wereldliteratuur - opnieuw verschijnen.