De Parelduiker. Jaargang 14
(2009)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[2009/3]Ronny Boogaart en Eric de RooijGa naar voetnoot+
| |
‘Een beschamend boek’Lieve Gerard kreeg vernietigende recensies. Wie nu Lieve Gerard (her)leest en de recensies uit 1981 erbij neemt, moet wel verbaasd zijn over het venijn waarmee Sijtsma werd afgeschreven. Er leek een rekening vereffend te moeten worden. Alsof Sijtsma met de publicatie van zijn brieven aan Reve een ongeschreven (fatsoens)regel over- | |
[pagina 3]
| |
Overlijdensannonce van Bernard Sijtsma in NRC Handelsblad van 16 februari 1991 (privécollectie auteurs).
trad. Sijtsma wilde te graag in de literatuur naam maken en als het niet op eigen kracht lukte, dan maar via een bevriende en beroemde schrijver. Dit moest afgestraft worden. Zo kopte Hans Warren in zijn bespreking van Lieve Gerard: ‘Sijtsma wil met kruiwagen Reve literatuur in’. Frans de Rover typeerde het boek in Vrij Nederland zo: ‘Gênante brieven’, ‘druilerig taalgebruik’, ‘de literaire kwaliteit van deze brieven is nul komma nul’. Wam de Moor vond het een ‘beschamend boek’ in De Tijd. ‘Een gênant voorbeeld van honds gedrag’, voegde Willem Sanders in Het Parool daar nog aan toe.Ga naar eind1 Na het rampjaar 1981 publiceerde Sijtsma nog één boek, zijn enige roman, Berlijn is geen Duitsland (1983) - evenmin een succes. Bernard Sijtsma leek dan ook uitgeschreven. Maar dat was schijn. Al waagde geen enkele uitgever zich er meer aan om zijn werk uit te geven, Sijtsma had gekozen voor het schrijverschap en werkte in stilte verder aan zijn oeuvre, een onuitgegeven oeuvre dat na zijn dood in dozen is opgeborgen. In een van deze dozen bevindt zich ook het verhaal ‘Bij de Meester’, dat hier voor het eerst wordt gepubliceerd.Ga naar eind2 Het is een verslag van Sijtsma's ontmoeting met Gerard Reve in Greonterp. | |
Raad, troost en bijstandSijtsma, geboren op 19 september 1938, heeft zijn biologische vader nooit gekend. Zijn achternaam kreeg hij van de eerste echtgenoot van zijn moeder. Dat huwelijk mislukte echter hopeloos. In 1944 vluchtten de jonge Bernard en zijn moeder voor een sadistische echtgenoot en vader naar Friesland, haar geboortegrond. Zijn schoolcarrière was van korte duur: hij mislukte vrij snel op de ambachtsschool. Vanaf dat moment had hij verschillende baantjes, zoals in de duimstokkenfabriek waarover hij schrijft in zijn debuut Bloed onder de nagels (1971). Na zijn dienstplicht bleef hij als telefonist werken op de militaire luchtmachtbasis in Leeuwarden, | |
[pagina 4]
| |
Bernard Sijtsma op de lagere school (foto van de achterflap van Lieve Gerard).
maar daar werd hij op grond van zijn politieke sympathieën ontslagen. Sijtsma was actief binnen de communistische jeugdbeweging van de cpn. Toen hij begin twintig was, ging hij na bemiddeling van Theun de Vries met een partijbeurs aan de Humboldt-universiteit in Oost-Berlijn studeren. Een week voordat de Berlijnse muur verrees, werd Bernard met alle andere buitenlanders acuut naar huis gestuurd. Hij heeft er maar vijf maanden gezeten. Zijn ervaringen beschreef hij meer dan twintig jaar later in de roman Berlijn is geen Duitsland (1983). Via de cpn kon hij terecht op een zolderkamer bij een partijgenoot in Amsterdam. Ruim een jaar lang werkte hij als jongste bediende op een advocatenkantoor. Totdat de Binnenlandse Veiligheidsdienst hem dwong op te stappen. Z'n eerste schreden op het artistieke pad zette hij in het cabaret: een tijd lang werkte hij als zingende ober in het Jiddische cabaret Li La Lo, op de hoek van de De Clercqstraat en de Agatha Dekenstraat.Ga naar eind3 Toen Sijtsma op 15 januari 1965 zijn eerste brief aan Reve schreef woonde hij op het adres Bosboom Tousssaintstraat 17-III.Ga naar eind4 Hij woonde in bij Uut Hulsing, ‘de rode cabaretière’ die hij al sinds zijn jeugd bewonderde en met wie hij in het Uilenspiegelcabaret van de cpn optrad.Ga naar eind5 Sijtsma was 26 en wist niet goed wat hij moest doen. Hij had behoefte aan ‘raad, troost en bijstand’, zoals hij aan Reve schreef. Hij werd niet alleen gekweld door herinneringen aan zijn ongelukkige jeugd, maar ook door de gedachten aan een literaire loopbaan die maar niet op gang wilde komen. Zijn enige levensdoel was schrijver worden, ‘alleen dáárom ga ik niet voor de gaskraan liggen’.Ga naar eind6 Maar tijdschriften stuurden alles wat hij schreef, terug. Hij wilde dat Reve zijn verhalen las en ze van commentaar voorzag. Maar Reve ging niet op zijn verzoek in. Hij had heel andere plannen met de jonge Bernard. Daarvoor moest Reve Sijtsma wel eens goed bekijken en al vanaf de tweede brief drong Reve | |
[pagina 5]
| |
Omslagen van Sijtsma's debuut, Bloed onder de nagels (omslag Eli Gross, De Bezige Bij, 1971), Reve's Brieven aan Bernard S. (1981) en Sijtsma's brievenboek (1981).
aan op een ontmoeting. Maar de schuchtere, mensenschuwe Sijtsma kwam bij een eerste afspraak niet opdagen. Sijtsma maakte in Greonterp kennis met Reve, in de zomer van 1965, ergens tussen 10 en 18 augustus.Ga naar eind7 Het bezoek dat Sijtsma in het hierna te lezen ‘Bij de Meester’ beschreef, vond plaats aan het eind van de hondsdagen, op een van de warmste dagen van het jaar. Het verliep allesbehalve desastreus - ‘alles was logisch en eenvoudig’, schrijft Sijtsma Reve na de ontmoeting.Ga naar eind8 Toch was de kennismaking niet het begin van een hartstochtelijke relatie, en ook niet van een heel intensieve briefwisseling. In de herfst na het bezoek volgde een maandenlang stilzwijgen van de kant van Sijtsma. Wat Reve wou was wel duidelijk (‘Ik wil me graag lichamelijk met je verenigen, dat is alles. Je maakt overal een probleem, en bent wel een tobber.’).Ga naar eind9 Maar Sijtsma was verliefd geworden op de schrijver en besloot al vrij snel wat meer afstand te houden: ‘Mijn behoefte aan troost en erbarming is nog altijd groot, en nooit voel ik dat heviger, dan wanneer ik met jou in bed lig. Maar uiteindelijk komt het neer op pijn en ellende.’Ga naar eind10 Er volgden niet veel ontmoetingen meer, en ze wisselden ook maar weinig brieven. Zeker nadat Sijtsma in 1970 een nieuwe liefde had ontmoet, met wie hij ging samenwonen in de Okeghemstraat. De brieven van Reve en Sijtsma laten verder vooral zien dat hun levensloop opvallend gelijk verloopt. Net als Reve had Sijtsma een hekel aan de stad en hij verhuisde al snel weer naar Friesland, waar hij ruim twee jaar met zijn vriend Frederik woonde. Daar bezocht Reve hen in 1973, toen hij in Leeuwarden een literaire manifestatie bijwoonde. Daarna vestigden Sijtsma en zijn partner zich definitief in Drenthe. In 1978 bezochten Reve en Matroos Vosch hen daar.Ga naar eind11 Omgekeerd logeerden Sijtsma en zijn vriend Frederik een aantal malen op het geheime landgoed van | |
[pagina 6]
| |
Bernard Sijtsma op het achterbalkon van zijn woning, Bosboom Toussaintstraat 17III, tweede helft jaren zestig (collectie Freek Ariesen).
Reve. Maar Sijtsma en Reve hebben nog meer gemeen: een communistische achtergrond, een latere afkeer van het communisme, en een bekering tot het katholicisme. In de loop van hun briefwisseling bleef Sijtsma Reve ook om raad in literaire zaken vragen, maar Reve was daarin weinig toeschietelijk. ‘Je moet proberen te schrijven, vooral proza, over je ongelukkige jeugd. [...] Over een jongen op school, die later dood gaat; een geliefd Dier, verminkt; Eenzaamheid in late namiddag van de herfst; Enz.’Ga naar eind12 | |
Mijn eigen grafToen de verhalenbundel In Amsterdam zijn uitgestrekte parken in 1977 verscheen, vroeg Elsevier-uitgever Bert de Groot aan Reve of hij een aanbeveling voor op het omslag wilde schrijven, dat zou goed zijn voor de verkoop. Maar Reve vond het geen goed plan. ‘De pers zal het boek welwillend ontvangen, maar Ben [Sijtsma] kan wel inpakken, als mijn naam ergens op het omslag staat. Ik ben helemaal niet te beroerd om iets voor de flap te maken, want ik vind Sijtsma zijn werk, met al de zwakten die het aankleven, een bepaalde waarde hebben, en bijvoorbeeld belangrijker dan dat van Anne Wolkers of Herrie Mulles. Maar mijn aanbeveling zou wel eens bepaald desastreus kunnen uitpakken’.Ga naar eind13 Toen Sijtsma later van het plan hoorde, was hij blij dat het niet doorging. Hij schetste Reve een scenario dat vier jaar later werkelijkheid zou worden: ‘Men kan in zijn verkoopijver ook te ver gaan en daardoor het tegengestelde bereiken van wat men beoogt. Spelen met Reve is spelen met vuur.’Ga naar eind14 | |
[pagina 7]
| |
Bernard Sijtsma (rechts) met zijn vriend Frederik Ariesen en Gerard Reve in Leeuwarden, 1973 (collectie Freek Ariesen).
Niettemin vroeg Sijtsma hem in 1981 voor zijn verzamelbundel As en regen nu zelf om een ‘wervende volzin’ voor de achterflap. Reve antwoordde dat hij het onverstandig van Sijtsma vond om zijn werk met hem te associëren.Ga naar eind15 Het boek verscheen uiteindelijk met een citaat uit een brief van Reve aan Sijtsma achterop: ‘Dit genre is je kracht. Als je gewoon doorwerkt, zal alles je gelukken’. Het is het jaar waarin Sijtsma ook Lieve Gerard liet verschijnen. ‘Waarschijnlijk zul je van mening zijn dat ik hiermee bezig ben “mijn eigen graf te graven”. Misschien heb je gelijk. In ieder geval ben ik niet van plan er ín te gaan liggen.’Ga naar eind16 Het is dus niet zo gek dat Sijtsma geaarzeld heeft om zijn verhaal ‘Bij de Meester’ te publiceren. In een brief van 27 september 1980 zegt hij dat hij huiverig is om een dergelijk verhaal te schrijven: ‘Zou je er tussen haakjes bezwaar tegen hebben als ik ooit nog eens een verhaal zou maken, waarin jij de hoofdrol zou spelen? Uren met Reve, zeg maar. Alles heel discreet en gevoelig en zo. Ik heb dat al veel eerder willen doen, maar schrok er telkens weer voor terug.’Ga naar eind17
In maart 1972 schreef Sijtsma Reve voor het eerst uitgebreider over hun ontmoeting in Greonterp. ‘En ik was verlegen, en verliefd op je, en ook een beetje bang van je. Ik had helemaal niet het plan te blijven, maar je hoefde mij nauwelijks over te halen. 's Avonds kwam er een heer, ik meen een kantonrechter, die je geduldig uit moest leggen dat je aan zijn verhaal over een jongeman die in de gevangenis zat (of juist niet) geen bal had. In bed viel je heel snel in slaap. [...] Heel vroeg in de ochtend werd je wakker, en ontdekte je dat ik een veel mooier lichaam had, dan je aanvankelijk dacht.’Ga naar eind18 | |
[pagina 8]
| |
Bernard Sijtsma, eind jaren zeventig (collectie Freek Ariesen).
Net als in al zijn verhalen is Sijtsma's toon in ‘Bij de Meester’ echter afstandelijk en ironisch. Ook het open einde typeert zijn werk. Desgevraagd zei hij hierover tegen een journalist: ‘Altijd een open einde. Dat is geen opzet van mij, maar een voorschrift van het leven.’Ga naar eind19 De auteurs bedanken Freek Ariesen, de erfgenaam van Bernard Sijtsma, voor zijn medewerking en voor zijn toestemming ‘Bij de Meester’ te publiceren. | |
[pagina 10]
| |
Bernard Sijtsma, begin jaren zeventig (collectie Freek Ariesen).
| |
[pagina 11]
| |
Gerard Reve in Greonterp, 1969 (foto Eddy Posthuma de Boer).
|
|