De Parelduiker. Jaargang 13
(2008)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Paul van CapelieveenGa naar voetnoot+
| |
Jonge uitgeverDe jonge L.J.C. Boucher (1908-1987) woonde destijds in de Tweede van den Boschstraat nummer 31 in Den Haag en werkte in de boekhandel van zijn vader W.J. | |
[pagina 16]
| |
L.J.C. Boucher aan het werk achter zijn schildersezel (uit L.J.C. Boucher. Schilderijen en tekeningen 1927-1987 [Midlaren 2007]).
Boucher aan het Noordeinde 39. Hij zou de boekhandel later overnemen, maar eerst legde hij zich toe op de uitgeverij. Jaarlijks publiceerde de boekhandel van de familie Boucher La Haye diplomatique et mondaine, maar verder trad de firma slechts incidenteel op als uitgever, zoals voor Hilde van Hollands Preludes en immortellen (1918).Ga naar eind3 De jonge Boucher bracht daarin verandering: hij begon in 1932, ondanks de internationale economische malaiseGa naar eind4, een uitgeverij die in vijftig jaar ongeveer 430 boeken zou uitbrengen. Toen in de loop van 1932 de Duitse vormgever Henri Friedlaender de boekhandel binnenstapte (hij werkte voor de Haagse drukkerij Mouton), trok Boucher hem als ontwerper aan. Diens vakmanschap werd van doorslaggevend belang voor het fonds. Met de eerste uitgave startte Boucher meteen ook zijn eerste reeks: Folemprise. Het werden achttien delen (1932-1955), waarvan er twee zijn geschreven door Du Perron. De reekstitel verwees naar een boerderij van de familie Boucher in Ostel (Aisne), waarvan de naam een oud-Franse samentrekking was van ‘folle’ en ‘entreprise’ (gekkigheid en onderneming). De uitgeverij was er bovenal voor het eigen genoegen, hoewel Boucher de dichter Roland Holst toevertrouwde: ‘Onder elke uitgever leeft natuurlijk ook toch wel een beetje een zakenmannetje’.Ga naar eind5 Boucher werd een gentleman-uitgever, die uit de Uitgeversbond stapte omdat het uitgeven niet zijn hoofdbedrijf was. | |
Het begin van folempriseOok J. Greshoff zag in deze tijd in Boucher (net als in Stols) een potentiële uitgever | |
[pagina 17]
| |
Beeldmerk van de Folemprisereeks.
van kleine boekjes. Hij vond de uitgever ‘een aardige jongen’ en ‘véél slimmer dan zijn vader’, die er overigens wel op stond dat er mooi papier werd gebruikt. Over de plannen van Boucher schreef Greshoff: ‘Hij wil wel goed. Zijn drukwerk moet gesoigneerd worden.’Ga naar eind6 Ook vanwege de uitvoering dachten de bibliofielen Greshoff en Du Perron vaak aan Boucher, vooral Du Perron kon daarbij ongeduldig uit zijn slof schieten. Dan noemde hij Boucher ‘een erge beginneling, met erg weinig geld. Veel goede wil, maar voorlopig gebeurt daar niets’.Ga naar eind7 Soms klonk Du Perron overdreven positief: ‘Die Boucher is om in goud te beslaan (Boucher d'Or)’.Ga naar eind8 Ter Braak voegde er zijn opinie aan toe over de uitvoering van de eerste Boucher-boekjes: ‘Die Boucher schijnt het royaal aan te leggen!’Ga naar eind9 Het beeldmerk van Folemprise is raadselachtig. Het dier lijkt een jachtluipaard. Greshoff noemde het ‘de panter’, Boucher zelf noemde het een ‘leeuwtje’ en was er in november 1932 niet echt enthousiast over: ‘Mijn fabuleuze leeuw op de titelpagina is van de 16e eeuwsche onbekende Houtsnijder. Dit past m.i. nogal bij 't boekje. Als devies voor de serie behoud ik hem niet.’Ga naar eind10 Maar dat gebeurde wel. Onder het colofon van Jacques de Baisieux, Het zijden harnas, in bewerking van E. du Perron, is het uitgeversmerk voor de eerste keer gebruikt. Is het toeval dat de Engelse letterontwerper en graveur Eric Gill in diezelfde tijd voor zijn uitgeverij (Hague and Gill) een soortgelijke panter-achtige als uitgeversmerk gebruikte? De eerste Boucher-uitgave ontstond in hoog tempo. Du Perron onderhandelde met Boucher in augustus 1932 en kreeg f40,- voor zijn vertaling. Het boek werd gedrukt bij Mouton. Begin november werden drukproeven gecorrigeerd, half november was het prospectus klaar en op 3 december ontving Du Perron een exemplaar op Japans papier. Het boek, ontworpen door Henri Friedlaender, ging in | |
[pagina 18]
| |
januari naar de winkels. Boucher merkte dat het ‘geen groot succes’ was, maar het was evenmin een ‘gróote aderlating. Ikzelf verkoop de Japansche exemplaren nog al, het geen zeer voordelig is’. Er waren ook maar 115 exemplaren gedrukt, waarvan 15 op Japans (prijs volgens prospectus: f. 10) en 100 op Ossekop van Van Gelder Zonen (prijs: f. 4,50).Ga naar eind11 | |
Brieven en briefkaarten van E. du PerronHieronder volgen de negen brieven en briefkaarten van E. du Perron aan L.J.C. Boucher in chronologische volgorde. De vijf niet gedagtekende stukken zijn gedateerd op basis van interne gegevens en vergelijking met de overige correspondentie van Du Perron. | |
1. Brief aan L.J.C. Boucher, 29 september 1932Bellevue, 29 Sept '32 WelEd. Heeren, Van den heer Greshoff vernam ik dat u er voor voelde mijn bewerking van die middeleeuwsche historie ‘van de 3 ridders en het hemd’ uit te geven in 150 exx. en dat u mij fl. 40.- honorarium zoudt zenden bij ontvangst van het MS. Dit MS. wordt u gelijk hiermee toegezonden door mijn vriend den uitgever Stols te Maastricht, bij wien het berustte en die er een prachtuitgave van had willen maken met illustraties van John Buckland Wright, hetgeen door den crisistijd echter werd uitgesteld.Ga naar eind12 Ik zend u liever het MS, om niet langer te wachten, maar zou het op prijs stellen indien u mij eenig idee wilde geven van de uitgave die u ervan wilde maken (ik hoop toch dat het niet in zakboekjesformaat uitkomt?) Het honorarium ontving ik dan graag omgaand aan dit adres: 24, avenue du 11 Novembre 1918, Bellevue (S. et O.), Frankrijk. Indien u zich voor andere middeleeuwsche bewerkingen, vertalingen, etc. interesseert, houd ik mij gaarne aanbevolen; ik heb hier alle gelegenheid en tijd om mij aan dgl. werken te wijden. Met vriendelijke groeten, hoogachtend EduPerron | |
2. Brief aan L.J.C. Boucher, 5 oktober 1932Bellevue, 5 October '32 Geachte Heer Boucher, Dank voor de aanget. brief, waarin het honorarium. Het zou in andere omstandigheden inderdaad beter zijn geweest om het Fr. origineel aan den tekst dien u nu hebt toe te voegen; maar hier zou dit zeer moeilijk gaan en ongetwijfeld kostbaar worden. De originele ‘chanson de geste’ berust in een onuitgegeven ms. in Turijn; | |
[pagina 19]
| |
Brief van E. du Perron aan L.J.C. Boucher, 29 september 1932 (Museum Meermanno)
om daar een afschrift van te krijgen zou niet meevallen; de tekstuitgave van dgl. mss. vereischt een groote kennis van het middeleeuwsche Fransch, gegeven de fouten die er altijd in zijn enz., en zou dus door een vakman moeten gebeuren (daar een copie die wij er van zouden laten maken, anders in twee opzichten defectueus dreigt te zijn). Ik maakte mijn bewerking naar een 18e-eeuwsche, getrouwe maar weinig fraaie, proza-overzetting, die in de bibliotheek van het Arsenaal, ook in ms., bestaat, maar deze tekst is door u niet te gebruiken. Ik heb mij in mijn bewerking, naar den geest, teruggewend naar het gedicht van Baisieux; en mijn proza later nog herzien met Arthur van Schendel.Ga naar eindx Mijn titel Het Zijden Harnas lijkt mij dus, voor uw | |
[pagina 20]
| |
boekje op zichzelf, beter dan de oorspr. titel Des trois Chevaliers et del Chenise,Ga naar eind13 want u zult gezien hebben dat van drie ridders nauwelijks sprake is. Dit verhaal heeft m.i. een bizondere waarde als illustratie van de middeleeuwsche phaze der ‘cours d'amour’, omdat het als zoodanig van een poëzie (ik bedoel niet van een verskunst) en een directheid is, zooals die maar weinig voorkomen. Baisieux is als trouvère technisch wschl. een navolger en zwak, maar zijn conceptie van deze soort liefde is ongeveer uniek, en deze waarde van zijn gedicht meen ik in het proza juist goed te hebben doen uitkomen. Het is een ‘hooggestemd’ gegeven, uitgewerkt met een brutaliteit, die Stendhal verrukt zou hebben. - Ik geloof dus dat wij òf mijn bewerking apart moeten uitgeven, òf de originele tekst van Baisieux, met een nieuwe vertaling ernaast. Maar dit laatste zou veel geld kosten, en gegeven de altijd relatieve belangstelling in Holland voor die dingen, zou ik u dit voor een eerste uitgave althans, niet aanraden. - En nogmaals, de 18e eeuwsche prozatekst waarnaar ik werkte, heeft geen enkel belang, noch zelfs waarde, dan als ‘medium’. Wanneer u zich voor middeleeuwsche teksten interesseert, wil ik gaarne zoeken in de uitgaven van Champion bv., of er andere dingen zijn, die een vertaling waard lijken; misschien is er wel een bundel middeleeuwsche verhalen, naar deze teksten, samen te stellen. Maar dit vergt een ijverig lezen en zoeken, als men werkelijk bizondere dingen wil, en zich niet tevreden stellen met het ongeveer boeiende of curieuze. Ik wil u niet op een weg brengen, waarnaar uw eigen smaak misschien heelemaal niet uitgaat; Het Zijden Harnas vormt, dunkt mij, op zichzelf een aardig boekje; met een oplaag van 100 (inpl. van 150) exx. kan ik mij best vereenigen, en het ‘gewaad’ laat ik geheel aan uw smaak over, op die ééne bedenking na, die ik uitte tegen te kleine boekjes. (Te groot zou ik het in dit geval ook niet maken!) Ik ben zeer benieuwd naar de uitgave en hoop spoedig proeven te ontvangen. Met vriendelijke groeten, uw dw. EduPerron | |
3. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [na 29 november 1932]Bellevue, Woensdag Geachte Heer Boucher, Van den heer 's Gravesande vernam ik dat hij reeds een gewoon ex. kreeg van Het Zijden Harnas, en zoo ook van Greshoff - ofschoon u er bij zeide, dat er eerst in Januari over geschreven mocht worden.Ga naar eind14 Als het u hetzelfde is, zou ik de exx. die u mij toedacht, wel graag dezer dagen ontvangen: ik maak er dan enkele menschen gelukkig mee, die ook alle bereid zullen zijn om tot Januari te zwijgen - gesteld dat zij be- | |
[pagina 21]
| |
E. du Perron en J. Greshoff voor het standbeeld van Diderot, Parijs 1935 (uit: G.H. 's-Gravesande, E. du Perron. Herinneringen en bescheiden ('s-Gravenhage 1947).
hoefte hadden om er vroeger of later over te praten, schrijven of anderszins te verhandelen. Verder voltooide ik de vertaling van Larbaud's Hautes en Basses Classes en Italie, naar een onvindbaar fragment van W.S. Landor.Ga naar eind15 Het is een charmant verhaal, in brieven; alles bij elkaar 31 blzn. ms. Ik zond het aan Greshoff ter plaatsing in een tijdschrift; maar misschien is het later iets voor u, als u weer eens een klein boekje uitgeeft. (Ik veronderstel dat het uw bedoeling is om telkens andere uitvoeringen te geven, niet één uniform karakter te bereiken.) Met vriendelijke groeten, uw dw. EduPerron | |
4. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [ca. 3 december 1932]Bellevue, Woensdag Geachte Heer Boucher, Dank voor het ex. op Japansch. Het ziet er werkelijk keurig uit, en zooals Greshoff mij schreef: het heeft inderdaad, en goddank, een geheel eigen cachet. U schrijft mij later dan nog wel eens voor welk van de plannetjes u het meeste voelt. ‘Casano- | |
[pagina 22]
| |
va in Holland’ zou u zeker de meeste drukkosten veroorzaken, want die tekst is verreweg de grootste: ik denk dat het toch zeker wel 80 à 100 blzn. zal zijn; Lauzun's fragment ± 40 blzn., ongeveer de helft (en 3 × zoo goed in het gegeven geval). Serena Bruchi ook ± 40 blzn.; Rodenbach, alles bijeen, precies 3 vel. Ik zie met spanning uit naar de exx. op Ossekop die u mij nog zenden zult, en dank u er bij voorbaat voor. - Gide is den allerlaatsten tijd in Holland pas meer gelezen, geloof ik; de lezingen van Fernandez en verschillende artikelen hebben hem daar ‘bekender’ gemaakt. In ieder geval gold mijn reactie menschen die hem duidelijk of niet, of slecht lazen. Ikzelf sta nu trouwens nog wel anders tegenover zijn figuur en zijn werk dan toen ik dat stuk schreef. - Het stuk over het Démasqué was inderdaad van V.E. van V.Ga naar eind16 Met vriendelijke groeten, gaarne uw EduP. | |
5. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [ca. 20 december 1932]Ga naar eind17Bellevue, Vrijdag Geachte heer Boucher, Ik geloof dat ik een heel goed plannetje voor u heb. Zou u er niet voor voelen om de vijf mooiste verhalen van Arthur van Schendel uit te geven, nl. de vijf sprookjesachtige van zijn eersten tijd: De Schoone Jacht, Het Broos Geluk, Maneschijn, De Vreemdelingen en De Minnaar. Héél vroeger zijn ze in een klein boekje bij Versluys uitgekomen; later afschuwelijk leelijk gedrukt, en met 2 langere verhalen vermeerderd, bij de Wereld-Bibliotheek. Ik heb er altijd voor gevoeld om deze 5 korte verhalen eens apart te laten uitgeven, geïllustreerd bv., maar wist niet of Van Schendel zelf er wel voor voelde. Gisteren sprak ik er met hem over en bleek mij dat hij zooiets heel prettig zou vinden; hij zou voelen voor houtsneden van Buckland Wright (die zeer mooie houtsneden maakte voor 2 verhalen van A. Roland Holst, die binnenkort bij Stols zullen verschijnen).Ga naar eind18 Maar als de crisistijd een dergelijke onderneming te duur maakt, of te riskant, dan wil hij ook wel een gewone mooie ‘typographie-pure’-uitgave. Als u ervoor voelt, zal ik Van S. vragen om de toestemming los te krijgen van de Wereld-Bibliotheek. U zou de verhalen dus even moeten lezen, als u ze niet kent; ze staan in den bundel die gewoon Verhalen heet; ik schat ze, de 5 bijeen, op ± 4 vel druks in een uitvoering, ongeveer als van Het Zijden Harnas. U zou dan ook werkelijk een héél superieur boek uitgeven, met een tekst die velen sinds lang goed verzorgd zouden willen zien, want de W.B., waarvan de druk op zichzelf al niets fraais heeft, gaf er indertijd maar tien exemplaren van op ietwat beter papier. U zou het boekje dan ook gerust wat duur mogen maken want de oplaag zou zeer beperkt moeten zijn (liefst minder dan 100 exx.), om de toestemming van de W.B. te krijgen. | |
[pagina 23]
| |
Wilt u mij schrijven of u hiervoor voelt. Ik maak de rest dan wel met Van S. af, of zeg hem dat u zich zelf met hem in relatie wilt stellen. Met vriendelijke groeten, steeds gaarne u dw. EduPerronGa naar eind19 Bellevue, Woensdag | |
6. Briefkaart aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [poststempel: 24 december 1932]In haast Geachte Heer Boucher, Dank voor het kerstboekje van Orléans. Het gedicht leent zich prachtig, inderdaad, voor de occasie.Ga naar eind20 Het drukwerkje is keurig en verraadt een juveniele verliefdheid voor het ‘vak’. Met vriendelijke groeten, uw EduP. Bellevue, Zaterdag | |
7. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [14 januari 1933]Brussel, Zaterdagav. Geachte Heer Boucher, Ik ben weer in Brussel, en nog allesbehalve uit mijn beslommeringen.Ga naar eind21 Maandag hoop ik in Bellevue terug te zijn. Schrijft u mij daarheen of u dien uitgever Robert Rivière (van Omar Khayyam) nog gevonden hebt?Ga naar eind22 Iets anders: ik zoek sinds tijden naar een goede complete Multatuli - met compleet bedoel ik, dat de Millioenen-studiën, de 1001 specialiteiten en Nog eens: Vrije-Arbeid erbij moeten zijn, in de ongeveer uniforme drukjes die Cohen daar telkens van heeft gemaakt - uniform met de rest van Elsevier nl.Ga naar eind23 Kunt u mij aan een behoorlijke Multatuli helpen zonder dat het te duur wordt (mijn omstandigheden laten mij niet meer toe te dure boeken te koopen). Zou u de zg. ‘kop-uitgave’ nog voor mij kunnen vinden - maar dan een proper exemplaar - of de Garmond-editie, maar dan op goed papier - later was die op volmaakt krantenpapier. Misschien hèbt u wel iets staan? Een ander ding dat ik ook al lang zoek is een van de 1e drukken (het vierkante formaat en dan nog de groote letter) van Eline VereGa naar eindx; maar dat schijnt nog moeilijker te vinden te zijn. Als u mij een goede Multatuli kon bezorgen, zou ik u al zeer dankbaar zijn. Hebt u bericht van Van Schendel, en de Omar Khayyam-kwestie bestudeerd? | |
[pagina 24]
| |
Die ‘Golden Treasure’-editie geeft u alle inlichtingen over voorredes,Ga naar eind24 varianten, enz. Maar ik blijf erbij dat een mooie druk van de eerste lezing van 75 kwatrijnen alleen, èn goedkooper èn beter uitvalt. Dat is althans FitzGerald op zijn best! Mocht u nog iets voor mij vinden of iets weten dat u geschikt lijkt, waarschuwt u mij dan? Als het werkelijk de moeite waard is, kan ik ook vóór October Bellevue verlaten én mij in Holland vestigen; maar als het ongeveer op hetzelfde neerkomt, blijf ik natuurlijk liever in Frankrijk.Ga naar eind25 Geloof mij, met vriendelijke groeten, gaarne uw EduPerron | |
8. PrentbriefkaartGa naar eind27 aan L.J.C. Boucher, 23 januari 1933Bellevue, 23 Jan. Geachte Heer Boucher, Hebt u mijn brief uit Brussel (over Multatuli, etc.) ontvangen? Ik verwonder mij erover dat ik nog steeds geen antwoord heb. Of bent u zoekende? Met beste groeten, uw EduPerron | |
9. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [februari 1933?]Geachte heer Boucher, Dank voor uw bericht. Schrijft u Van Schendel zelf even? Ik sprak er met hem over, en hij zegt dat de W.B. geen recht heeft om te weigeren, als de prijs minstens 4 × 90 cts. bedraagt. Maakt u er dus een boekje van van fl. 3.75 of fl. 3.90, dan is het in orde. Ik geloof dat V. Sch. een ongebundeld verhaal heeft; het zou een speciale attractie voor bibliophielen kunnen zijn. Ik ben meer dan benieuwd naar uw Omar Khayyam. Laat u er ook niet een frontispiece in ietwat Oosterschen trant voor snijden of graveeren?Ga naar eind28 Als u moeite doet voor Multatuli en Eline Vere, wilt u er dan op letten dat de exemplaren er werkelijk goed uitzien; niet beduimeld en gekreukt? Dit is voor mij een eerste vereischte! Met vr. groeten, gaarne uw EduPerron | |
[pagina 25]
| |
Voor- en achterkant van briefkaart van E. du Perron aan L.J.C. Boucher, 23 januari 1933 met een ets uit de Caprichos van Goya (Museum Meermanno).
Is het waar dat prinses Juliana via den boekhandel van uw vader op Forum geabonneerd is, of behoort dit tot de beminnelijke legenden?Ga naar eind29 Bellevue. | |
Idioot sermoenHiermee komt de nu ontdekte correspondentie van Du Perron en Boucher tot een einde. De samenwerking ging echter nog enige tijd door. Du Perron zou enkele delen uit de Folemprisereeks recenseren. Van het derde deel (Franz Hellens) waardeerde hij ‘het even opmerkelijke als smaakrijke karakter’ (2 april 1935) en ook het tiende deel (G.H. 's-Gravesande) was ‘met een maximum van smaak’ verzorgd (14 juli 1937). Maar in een recensie over een andere uitgave, Guzmans In de schaduw van den leider, merkte hij op dat Boucher ‘er ditmaal [...] met de muts naar gegooid’ had en de illustraties vond hij ‘een aanfluiting’ (10 november 1937).Ga naar eind30 Intussen besloot Boucher in het najaar van 1935 dat hij Du Perrons ‘blocnotes’ wilde uitgeven in een boekje van circa ‘8 vel’. De onderhandelingen daarover gingen gepaard met ergernis van de zijde van Du Perron die aan de dichter Marsman schreef (brief van 29 oktober 1935): ‘Ik was met Boucher zoowat klaar, maar zond hem op zijn verzoek, eerst de copy; dat moet volgens mijn contract. Hij wil het niet uitgeven, best. Maar hij | |
[pagina 26]
| |
houdt een idioot sermoen, omdat hij zou willen dat ik dit ook niet bij een ander uitgaf. Ik weet niet welk machiavellisme hier achter zit, maar zijn brief heeft me ditmaal op de zenuwen gewerkt, en ik heb hem daar blijk van gegeven in mijn antwoord’. De uitgave verscheen in september 1936 als Blocnote klein formaat (Folemprise 8).Ga naar eind31 Dat het de auteurs ernst was als het om geld verdienen ging, blijkt ook uit de speurtocht naar betaald werk in deze periode. Via Menno ter Braak zocht Du Perron een baantje als tijdschriftsecretaris: ‘Of zie je nog wat anders? (Boekhandelaar bij Boucher of zoo?)’.Ga naar eind32 Dat laatste is er in elk geval niet van gekomen. |
|