De Parelduiker. Jaargang 13
(2008)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[2008/3]Peter de BruijnGa naar voetnoot+
| |
[pagina 3]
| |
figureert als de voordrachtskunstenaresechtgenote
Georgette Hagedoorn, 1960 (collectie Jules Roijaards).
voor wie Nijhoff aan het eind van zijn leven diverse teksten en liederen heeft vertaald. Ik herinnerde me dat de editeurs van die uitgave, Gillis Dorleijn en Wiljan van den Akker, indertijd (eind jaren tachtig) wel bij de grande dame op de thee waren geweest, maar dat ze toen niet het achterste van haar tong had laten zien, laat staan haar archief. En dat terwijl Georgette meermalen in interviews had verteld over haar dagboeken en over de brieven die ze bewaard had, zoals in het televisieportret dat Joos Florquin in 1975 van haar maakte. Er zou zelfs nog een antiekkistje zijn met brieven en souvenirs uit 1930, het jaar waarin ze als 19-jarige actrice een heimelijke relatie kreeg met de dichter (36, getrouwd, een zoon), die onverwachts een repetitie van Shakespeares De Storm - dat door hem was vertaald - binnen was komen wandelen en ter plekke het hoofd van luchtgeest Ariël op hol bracht.Ga naar eind2 De gedachte aan wat er allemaal op een Haagse zolder tevoorschijn zou kunnen komen was een aardige bijkomstigheid om op zoek te gaan. Een biografisch uitstapje leek me hoe dan ook wel verfrissend na alle tekstkritische hoofdbrekens ten behoeve van het Volledig werk, en Elsschots brieven gaven daar alle aanleiding toe. Niet alleen vanwege de gebruikelijke opheldering van bepaalde passages - over al dan niet afgelegde bezoekjes, een al dan niet gerealiseerd plan voor ‘gespeelde lezingen’ uit Elsschots werk, of over een ‘lamme ligpartij’ die de actrice in 1949 gekluisterd hield - maar vooral omdat de brieven zelf wel de nodige context konden gebruiken: het waren er maar vijf in getal (Georgettes tegenbrieven had ik op dat moment nog niet) en ze lieten tal van vragen onbeantwoord, althans voor mij. Hoe kenden Elsschot en Hagedoorn elkaar eigenlijk? En waaruit bestond het contact? Wat voor actrice was ze, en hoe raakte ze in Antwerpen verzeild? Valt er iets te zeggen over de wederzijdse bewondering? Of, vooruit dan maar, was er inderdaad meer dan dat? | |
Teder beminnendeOp de beantwoording van de laatste vraag werd al een behoorlijk voorschot genomen in het boek Willem Elsschot, man van woorden van Martine Cuyt (2004), die de ontdekking van één geheime minnares kennelijk niet voldoende vond. Ze laat Geor- | |
[pagina 4]
| |
Ondertekening van Georgette Hagedoorns brief van 9 oktober 1958 (collectie erven Elsschot).
gette Hagedoorn prominent opdraven in een bonte stoet ‘De vrouwen van De Ridder’, waarmee ‘vriendinnen of eventueel geliefden’ worden bedoeld. Georgette Hagedoorn behoort duidelijk tot de laatste categorie, al wordt dat niet met zoveel woorden gezegd. Maar een goedgekozen briefcitaat waarin Hagedoorn afscheid neemt als ‘Uwe teder beminnende en naar U verlangende Georgette’ spreekt boekdelen, en de vermelding van een onderaan de brief ‘getekend hartje waardoor een pijl en daaronder iets wat op een druppel lijkt’ brengt de verbeelding verder op hol.Ga naar eind3 Druppel? Traan? Voor het gemak laat Cuyt een tussenliggend zinnetje weg: ‘Omhelsd en vele dierbare groeten aan allen’. Ook het mysterieuze hartje is, zo weet ik inmiddels, minder privé of spectaculair dan wordt gesuggereerd: het is het publieke handelsmerk van de actrice, dat als zodanig ook verschillende van haar programmaboekjes siert en het symbool is van haar lijfspreuk (die nota bene op het voorbedrukte briefpapier te lezen staat): ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’. Cuyt kon niet beschikken over Elsschots brieven aan Hagedoorn, maar weet wel te melden dat ze (volgens een niet nader genoemde bron) ‘behoorlijk ver’ zouden gaan. Ook ‘wordt vermoed’ dat ‘de geveilde, met “Voor Haar” gesigneerde boeken’ bestemd waren voor de ‘diva van het Vlaamse en Nederlandse toneel’. De suggestieve toon zette zelfs Jan van Hattem - de Don Quichot van ‘de’ Elsschot-mythe - op het verkeerde been. De brief waarin Georgette zich ‘met getekende tranen’ zou excuseren voor de viering van Elsschots zeventigste verjaardag in 1952 (terwijl ze tóch kwam) kon volgens hem wel eens bedoeld zijn ‘om Fine zand in de ogen te strooien’.Ga naar eind4 Nu Elsschots brieven beschikbaar zijn kan deze nieuwe | |
[pagina 5]
| |
Verbeelding van haar lijfspreuk ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’ op een programmaboekje (collectie Jules Roijaards).
Exlibris van Georgette Hagedoorn (collectie Thijs Wierema).
mythe alvast uit de wereld worden geholpen: zijn reactie op het ongedateerde briefje van Hagedoorn is uit 1957, en haar excuus betrof dan ook niet de viering van Elsschots zeventigste maar vijfenzeventigste verjaardag. Ze was door ‘Fons en zijn vrouw’ zelfs uitgenodigd om het jubileum in de familiekring mee te komen vieren (er was ook een apart feest voor vrienden en een officiële huldiging). Ook in andere brieven uit deze periode is zij steeds welkom om bij ‘ons’ te komen, ‘van 1 Januari tot en met 31 December’ en ‘van o uur tot 24 uur’. Georgette Hagedoorn behoorde dus niet bepaald tot de categorie ‘rivalen’ die - volgens dochter Ida - ‘Fons het hof maakten’ en resoluut door Fine uit de Lemméstraat werden geweerd.Ga naar eind5 Waaruit bestond de vriendschap dan wel? | |
De schoonste jaren van mijn carrièreHet is niet bekend wanneer Willem Elsschot en Georgette Hagedoorn elkaar voor het eerst hebben ontmoet en bij welke gelegenheid, maar het moet ergens tussen 1937 en 1943 zijn geweest. Naar eigen zeggen beleeft Georgette Hagedoorn in deze periode de ‘schoonste jaren’ van haar carrière, jaren die - niet geheel toevallig - samenvallen met een van de meest boeiende episodes uit de Antwerpse theatergeschiedenis: de periode dat Joris Diels de scepter zwaait over de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg. De actrice wordt samen met haar man Ben Roijaards, de zoon van de grote Willem Roijaards (1867-1929) en zelf ook acteur en regisseur, in 1937 door Diels gecontracteerd. Voor beiden betekent het de bevrijding uit Deventer, waar ze in 1936 met een aantal vooraanstaande toneelspelers ‘De Nederlandsche Toneelgroep’ waren begonnen met als doel ‘goede en verzorgde voorstellingen’ in de provincie te brengen. In de praktijk bereist het gezelschap het noorden, oosten en zuiden van het land, en dat is niet het enige nadeel. In Deventer zelf is de schouwburg niet veel meer dan ‘een café met feestzaal’ en de ‘calamiteiten’ zijn niet van de lucht: ‘de ene narigheid na de andere’.Ga naar eind6 Het besluit om naar Antwerpen te gaan is dan ook snel genomen. ‘Een prachtinstelling, een mooie Schouwburg, een eenige jonge troep en nooit meer op reis’, somt de dan 27-jarige actrice de aanlokkelijke voordelen van het nieuwe vooruitzicht op.Ga naar eind7 Ook in Antwerpen zijn de verwachtingen hooggespannen. In het eerste programmaboekje van het seizoen 1937-1938 wordt Georgette Hagedoorn aan het publiek voorgesteld als ‘een der meest belovende jonge actrices’ van Nederland, met | |
[pagina 6]
| |
Programma Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Toneeljaar 1937-1938, nr. 1 (18-23 september 1937) (collectie Jules Roijaards).
een kort overzicht van haar levensloop (zie afbeelding). Op 18 september 1937 vindt de Gala-Openingsvoorstelling plaats. Opgevoerd wordt Shakespeares Midzomernachtdroom, geregisseerd door Ben Roijaards en met Georgette Hagedoorn in de rol van Puck. De pers is lovend: ‘Wie vast en zeker eene volmaakte verwezenlijking te zien gaf in al haar verscheidenheden van zegging, spel, beweging en mimiek was Mevr. Georgette Hagedoorn als schalkschen Puck. [...] Deze debuutavond zet het seizoen in met een triumf die nog maar moeilijk zal kunnen overtroffen worden.’Ga naar eind8 Wegens ‘uitbundig succes’ wordt het stuk doorgespeeld tot 30 september. Twee maanden later is de opvoering van Vondels Lucifer, eveneens in de regie van Roijaards, een welhaast nog groter succes - de voorstelling wordt zelfs een van de meest gedenkwaardige uit de geschiedenis van de kns genoemd.Ga naar eind9 Grote voorstellingen als deze kunnen worden gefinancierd uit de opbrengsten van populaire kluchten en blijspelen, die veel geld opleveren. Georgette Hagedoorn, die in Antwerpen al snel de naam krijgt het ‘zotteke’ te zijn, is een veelgevraagde gast in dat genre. In oktober speelt ze in het blijspel Eindexamen van Max Dreyer, in de maanden erop is zij onder andere te zien als ‘de guitige Baba’ in Zestien van A. en Ph. Stuart, in het ‘lachsucces’ Floremieke en in Boefje, een toneelbewerking van het bekende boek van M.J. Brusse (regie Ben Roijaards). Haar vertolking van de hoofdrol is volgens een recensent ‘van zulken aard dat tot onvoorwaardelijke sympathie en voldoening gedwongen wordt’.Ga naar eind10 En dat geldt voor meer stukken: ‘Men ziet haar graag, men houdt van haar en haar naam oefent op het publiek een groote aantrekkingskracht uit. Zij is een gewiekste actrice, slagvaardig, dartel, de humor spoedelt uit al wat zij doet, de levenslust schuimt bij haar over en haar veelzijdigheid heeft men in vele rollen kunnen waardeeren.’ Geen wonder dat Georgette Hagedoorn, aldus dezelfde recensent, ‘in deze stad op zulken korten tijd zoo populair geworden is, en zoo verdiend ook.’Ga naar eind11 | |
Gezelschap Joris DielsHet succes duurt maar één seizoen lang. In 1938 passeert de Antwerpse gemeenteraad Joris Diels als kandidaat voor een nieuwe ambtstermijn en geeft de leiding | |
[pagina 7]
| |
van de kns in handen van Charles Gilhuys en
‘Gezelschap Joris Diels’ in het Koninklijk Kunstverbond op een affiche van de schilder en graficus Lode Sebregts (collectie amvc-Letterenhuis, Antwerpen).
Jan Cammans. Diels trekt met een deel van het kns-gezelschap naar de nabijgelegen Cercle Artistique (ofwel het Koninklijk Kunstverbond, tegenwoordig de Arenbergschouwburg), gevolgd door het grootste deel van het publiek én door burgemeester Camille Huysmans. Oneens met het besluit van de gemeenteraad blijft hij Diels demonstratief steunen en naar diens premières komen, gevolgd door schepen Leo Delwaide, Lode Craeybeckx, de burgemeester van Deurne, en vele andere Vlaamse prominenten die een steunabonnement nemen.Ga naar eind12 Ook Georgette Hagedoorn en Ben Roijaards maken de overstap naar het ‘Gezelschap Joris Diels’. ‘Wij zijn blij hem te kunnen volgen’, schrijft Roijaards op 8 juni 1938 aan Eduard Verkade, en hij voegt er grootmoedig aan toe: ‘De mooie positie van hoofdregisseur was ook te mooi en te zeker voor mijn jaren. Het avontuur is mij wel zoo lief en is ook leerzamer.’Ga naar eind13 Aan dit nieuwe avontuur komt voortijdig een einde als Diels in 1939 gevraagd wordt opnieuw de directie van de noodlijdende kns op zich te willen nemen. Hij aanvaardt maar stelt wel als voorwaarde dat hij zijn reeds aangegane verbintenis met de Cercle voor het seizoen 1939-1940 kan nakomen. Zijn gezelschap bespeelt gedurende dat seizoen twee van de belangrijkste Antwerpse theaters. Een hoogtepunt moet Vondels Peter & Pauwel worden, dat ter gelegenheid van de driehonderdste geboortedag van Rubens zal worden opgevoerd. De galapremière staat gepland voor 11 mei, maar de Duitse inval daags ervoor strooit roet in het eten. De regering sluit alle theaters, de bevolking slaat massaal op de vlucht. Het Gezelschap Joris Diels vertrekt op stel en sprong naar Frankrijk, in ‘een onmogelijk vehikel’: ‘Laten we liever zeggen, wat planken op wielen, alleen opzij twee gescheurde zeildoeken bij wijze van afsluiting’, zo noteert Georgette in haar dagboek. In totaal biedt de ‘camion’ plaats aan zeventien personen, onder wie de achten zesjarige zonen van het echtpaar Roijaards-Hagedoorn, René en Jules. Na drie maanden keren ze terug. Diels wordt door de gemeenteraad herbenoemd voor het seizoen 1940-1941. De programmering staat weliswaar onder controle (en ook censuur) van de Duitse commandant - behalve Shakespeare mag bijvoorbeeld geen Engels repertoire worden gespeeld - maar dat betekent niet dat Diels zich al te gemakkelijk de wet door de bezetter laat voorschrijven. Zo deinst hij | |
[pagina 8]
| |
Affiche van het nooit opgevoerde stuk Peter & Pauwel (collectie amvc-Letterenhuis, Antwerpen).
er niet voor terug om het seizoen te openen met De Leeuw van Vlaanderen, wat in de gegeven omstandigheden niet anders kan worden gezien dan als een provocatie ten opzichte van de bezetter. Een ander hoogtepunt - en eveneens gedurfd, maar dan als noviteit - is de programmering van de familievoorstelling Pinokkio, geschreven en geregisseerd door Ben Roijaards en met Georgette Hagedoorn in de titelrol. Het stuk wordt zes weken lang maar liefst driemaal per dag gespeeld, want op initiatief van burgemeester Huysmans vergoedt de gemeente de helft van een entreekaartje, opdat alle Antwerpse kinderen Pinokkio op het toneel tot leven kunnen zien komen. | |
Georgette AubépineHet is geenszins zeker dat Willem Elsschot het begin van Georgette Hagedoorns Antwerpse carrière van nabij heeft gevolgd, evenmin dat hij in deze periode überhaupt aan theaterbezoek deed. De naam en faam van het Gezelschap Joris Diels kunnen hem nauwelijks zijn ontgaan, temeer omdat verschillende van de genoemde prominenten en andere kns-ingewijden tot zijn kennissen- of zelfs vriendenkring behoren, zoals Lode Baekelmans, Ary Delen, Willem Gijssels en Lode Monteyne. Zelf wordt Elsschot echter nergens vermeld als steunabonnee. Ook een brief uit 1940 aan Arthur van Rantwijk wijst niet op een al te grote vertrouwdheid met het wereldje. Elsschot vraagt daarin informatie over de Nederlandse ‘voordrager’ Jo Sternheim, die hem benaderd heeft om Tsjip op het toneel te mogen brengen. ‘Ik ben absoluut niet op de hoogte met die zaken, weet niet precies waarin dat soort “voordrachten” bestaat’, aldus Elsschot, die wil weten of zo'n optreden zijn boek zou kunnen schaden.Ga naar eind14 Het feit dat hij voor deze vraag bij een redactiesecretaris in Nederland te rade gaat, doet vermoeden dat hij in ieder geval nog geen persoonlijk contact heeft met de Nederlandse actrice in zijn eigen stad. Daarin komt spoedig verandering, waarbij Elsschot ook volop kennis zal kunnen maken met de beginselen van de voordrachtskunst. In 1942 begint Georgette Hagedoorn namelijk naast haar betrekking bij de kns op te treden met een soloprogramma als chansonnière. Naderhand heeft ze meermalen verteld dat ze dit genre in 1941 hals over kop was gaan beoefenen tijdens een korte onderbreking in Nederland. Ze verbleef daar met een Ausweis op grond | |
[pagina 9]
| |
van een vals contract bij het Scheveningse Kurhaus-cabaret
Georgette Hagedoorn, 1941 (collectie Jules Roijaards).
van Cor Ruys, en toen dat onverhoopt werd ontdekt en ze door ‘een levensgrote Duitser’ op het matje werd geroepen, verzon Ruys als uitvlucht dat Georgette dan wel wat in zijn programma zou kunnen zingen. Overdonderd (‘Ik heb nog nooit gezongen’) spoort ze naar Haarlem, vindt in de kasten van haar Franse moeder ‘wat liedjes’ (o.a. ‘Le fiacre’, ‘waarop ik werd gewiegd’), rent ermee naar de pianist Pierre Verdonck en drie dagen later staat ze in het Scheveningse cabaret te zingen: ‘daar is toen een hele andere wereld voor mij opengegaan’.Ga naar eind15 Ook al klopt het verhaal niet helemaal - bij haar introductie in Antwerpen werd haar bekendheid als chansonnière immers al geroemdGa naar eind16 -, duidelijk is wel dat de herontdekking van het chanson in 1941 een omslag in de carrière van Georgette Hagedoorn betekent. Na Scheveningen treedt ze nog twee weken op in Amsterdam, met juichende kritieken, maar haar contract bij Diels roept haar terug naar Antwerpen, want ondanks de oorlogsomstandigheden blijft de kns goed draaien. Ze keert terug naar ‘de begane grond’ van het toneel, zoals ze het zelf formuleerde, terwijl ze als chansonnière ‘ineens het gevoel [had]: ik kan mijn vleugels uitslaan [...]. Ik was natuurlijk van binnen niet meer tevreden. Ik had dit geroken.’Ga naar eind17 Ze begint semi incognito op te treden in een Brussels nachtcabaretje, onder de verfranste artiestennaam Georgette Aubépine en met het programma Chansons Françaises, zoals op het door vader Leo Hagedoorn geschilderde affiche te lezen is. Als de ‘mystificatie’ al snel wordt ontdekt, volgt het officiële debuut in Antwerpen, nu gewoon weer als Georgette Hagedoorn. Op 13 en 20 november staat ze op het toneel van het Koninklijk Kunstverbond met het programma De vrouw door de eeuwen heen, op de piano begeleid door Lode Backx. ‘De dametjes waren natuurlijk in de meerderheid, [...] verlekkerd om Georgette's toiletjes te zien,’ aldus het verslag in De Dag van 15 november 1942, maar die komen bedrogen uit: ‘Haar machtige mimiek volstond voor de metamorphose van de mondaine in de moeder, de moderne in het volksmeisje. Met een ander hoedje, een sjaal of een ceintuur was het voorgestelde vrouwentype levendig en kompleet.’ Alleen aan het eind van de avond - na ‘geestdriftig applaus’, ‘onbedaarlijke toejuichingen’ en ‘uitbundig niet te temperen voetengestamp’ - verschijnt ze in Hollandse dracht, inclusief klompen en tulpen, ‘den dank bezingend van het Haarlemsch bloembollenboerinnetje voor de stad der Sinjoren, waar ze zich zoo thuis voelt en van de gulle, warme Vlaamsche gastvrijheid geniet.’ | |
[pagina 10]
| |
Affiche Georgette Aubépine, geschilderd door Leo Hagedoorn (1875-1946), Georgettes vader (collectie Jules Roijaards).
Op dit debuut volgt in juli 1943 een programma waarin ‘De Geliefde Chansonnière’ even succesvol De man bezingt. De kranten weten dan al te melden dat ‘de bekende aktrice en chansonnière [...] eerlang naar Noord-Nederland vertrekt’.Ga naar eind18 Een maand eerder had de actrice al afscheid genomen van de kns, met een hoofdrol in De mooiste oogen van de wereld (een komedie van Jean Sarment). ‘Er is in de loop van den avond menige traan geplengd’, noteert een recensent, ‘en de erkentelijkheid voor het in beweging brengen van zijn emoties drukte het publiek uit in een schier eindeloos applaus, waarmede het tevens zijn volledige instemming betuigde met de bloemenhulde, die den artisten welverdiend ten deel viel.’Ga naar eind19 Ook in de eerste overgeleverde brief van Georgette Hagedoorn aan Elsschot, van 16 augustus, komt haar vertrek ter sprake, maar voorlopig staat de chansonnière eind oktober nog in Antwerpen op de planken met - hoe verrassend - Georgette Hagedoorn bezingt... het Kind. Op de gedrukte programma-aankondiging gebruikt ze een motto dat Elsschot bekend in de oren zal hebben geklonken:
‘Wanneer het kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin’ zoo sprak eens een dichter. georgette hagedoorn echter zal het hardste juichen wanneer zij haar geliefd Antwerpsch Sinjoren gezin als kindje binnentreedt.
Elsschot had de regels van Victor Hugo zelf ook al eens gebruikt, namelijk als motto bij het laatste hoofdstuk van Tsjip.Ga naar eind20 Ze zouden hem vijftien jaar later nóg eens van pas komen... Tijdens de laatste oorlogsjaren in Nederland heeft Georgette Hagedoorn niet meer publiekelijk opgetreden, en is ze evenmin in Antwerpen geweest.Ga naar eind21 Als ze kort na de bevrijding, in september 1945, haar ‘triomfantelijke rentrée’ in het Koninklijk Kunstverbond maakt, begint ze ‘het blijde weerzien na bange tijden’ met een ‘half-Antwerpsch verhaal van Holland's oorlogsmisère’ en spreekt ze haar vreugde uit ‘zich weer te midden der Sinjoren te voelen’. En dat is wederzijds: ‘Zij heeft het Antwerpsch publiek eens te meer voor haar weten te winnen,’ constateert De Nieuwe Gazet naar aanleiding van het optreden. De Volksgazet vult aan: ‘En daarmee heeft Antwerpen één van zijn lievelingsartisten terug.’Ga naar eind22 Of ook Elsschot tot de sinjoren heeft behoord weten we niet: er zijn geen brieven uit deze periode be- | |
[pagina 11]
| |
Met Ben Roijaards in ‘De mooiste oogen van de wereld’ van Jean Sarment, juni 1943 (collectie Jules Roijaards).
waard en ook zijn er geen aantekeningen in agenda's die op een mogelijk weerzien wijzen. Pas in 1949 - voorzover bekend dus - wordt de draad weer opgepakt, al is de toon dan wel meteen opvallend amicaal en lijkt het er niet bepaald op dat de schrijver en actrice elkaar jarenlang uit het oog zijn verloren. Maar daar zal ook een bijzondere ontmoeting aan meegeholpen kunnen hebben. | |
Schrijvers van nabijGeorgette Hagedoorns keuze voor het chanson is ook in een ander opzicht ingrijpend: ‘Ben Roijaards voelde toen al dat ik een weg opging waar hij mij niet wilde volgen, of niet kon volgen.’Ga naar eind23 Op deze artistieke verwijdering volgt een persoonlijke, al gaat daar ook nog iets anders, en niet minder ingrijpends, aan vooraf. In 1946 verbinden Roijaards en Hagedoorn zich aan het Residentie Tooneel (later Haagse Comedie) in Den Haag. Op zoek naar een pied à terre komt Georgette op miraculeuze wijze oog in oog te staan met haar jeugdliefde Martinus Nijhoff: ‘Ik kreeg een tip van vriendin Kitty Josselin de Jong. Ze zei: “Daar en daar is een huis, een klooster uit de vijftiende eeuw.” Het was de dertiende van de maand. Op de dertiende gebeurt er bij mij altijd van alles. Ik belde aan. En wie deed open? Martinus!’Ga naar eind24 Een jaar later scheidt Georgette Hagedoorn officieel van Ben Roijaards en neemt ze haar intrek bij Nijhoff, aan de Kleine Kazernestraat 1 in Den Haag. Vanaf dat moment zijn ze vrijwel onafscheidelijk, ook wat het werk betreft. Nijhoff adviseert over de keuze van het repertoire, schrijft en vertaalt, chauffeert | |
[pagina 12]
| |
Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn (collectie Jules Roijaards).
naar optredens en vergezelt Georgette op verschillende van haar tournees. Omgekeerd is de actrice op menige literaire bijeenkomst te vinden. Een van die bijeenkomsten is de opening van de tentoonstelling ‘Schrijvers van nabij. Tentoonstelling van handschriften, brieven en portretten van schrijvers uit de Beneluxlanden sedert Jacques Perk en Guido Gezelle’, op 13 januari 1949 in het Haagse Gemeentemuseum. Elsschot heeft Nijhoff er waarschijnlijk voor het eerst ontmoet. In een stampvolle zaal (tientallen bezoekers moesten genoegen nemen met een staanplaats in de hal) opent Nijhoff de bijeenkomst met een speciaal welkom aan de Vlaamse eregasten (ook Johan Daisne en Jan Schepens zijn aanwezig). Na zijn toespraak declameert ‘een dame, die voor de beste voordrachtskunstenaresse van het land gold’ - aldus het verslag van Johan Daisne, in zijn sleutelverhaal ‘Twee schelpen’ (zie verderop) - ‘een keur van verzen, [...] zo traag, dat de verliefde echo's der rijmen tot onvruchtbare klachten uit elkaar vielen, en zo onafgebroken doorlopend, dat zelfs de enjambementen zonder enige buitenbenigheid mee moesten schreiden.’ Deze ‘voordrachtskunstenaresse’ is overigens niet Georgette Hagedoorn maar Claudine Witsen Elias, een oude vriendin van Nijhoff. Ook Elsschot treedt niet op, dat heeft hij overgelaten aan Ger Schmook, die als hoofdbibliothecaris van het Antwerpse Museum van de Vlaamsche Letterkunde ook een belangrijk toeleverancier van de tentoonstelling is.Ga naar eind25 Van Elsschot heeft het museum trouwens maar één stuk geleverd, het bekende pastelportret van F.M. Melchers uit 1942, daarnaast is alleen het handschrift van ‘Autobiografie in briefvorm’ op de tentoonstelling te zien, afkomstig uit de zogenoemde ‘Letterkundige Verzameling’ van het Haags gemeentearchief. Elsschot komt verder niet voor in Daisnes beschrijving van de gebeurtenissen na afloop, met name de hilarische kroegentocht die hij en Schepens in het gezelschap van Bert Bakker, Ed. Hoornik, Anna Blaman en een hevig flirtende Mies Bouhuys tot vroeg in de ochtend hebben gemaakt. Als reactie op de publicatie van ‘Twee schelpen’ in De Vlaamse Gids kreeg Daisne te horen hoezeer Elsschot hem hierom had ‘benijd en mijzelf bitter beweend’, vooral omdat ‘het Miesje in kwestie’ de enige was geweest die ‘die mij daar is opgevallen en naar wie ik, zonder met haar | |
[pagina 13]
| |
Willem Elsschot op het Binnenhof in Den Haag (collectie erven Elsschot).
één woord te wisselen noch aan haar voorgesteld te zijn, verlangd heb zoo lang de borrelceremonie na de eigenlijke voordrachtavond, geduurd heeft’ (ik volsta hier verder met een verwijzing naar zijn fameuze en fabuleuze beschrijving).Ga naar eind26 Ook uit een brief uit 1949 aan Georgette Hagedoorn blijkt dat Elsschot na afloop van de tentoonstelling het veiligere gezelschap van haar en Nijhoff heeft gekozen, en met hen mee is gegaan naar de Kleine Kazernestraat (in een interview uit 1953 zou Elsschot zijn bezoek aan ‘dat stemmige huis in Den Haag’ nog eens ter sprake brengen, met name ‘de tegels, ik hield van die tegels’)Ga naar eind27. In dezelfde brief slaat hij een uitnodiging om nog eens een paar dagen in Den Haag te komen logeren af:
Naar Den Haag komen is voor mij een moeilijke zaak want ik zit met een vrouw die eerst haar ‘approbatur’ zou moeten geven. En ik weet niet hoe te beginnen. Uw hartelijke, warme brief tonen, dat gaat niet. Verbazend wat een hoop dingen er zijn die niet gaan. Den Haag is trouwens gebrandmerkt omdat er een oude versleten vrouwelijke collega van mij woont, een met wie ik veertig (niet veertien) jaar geleden op het zelfde kantoor werkte in Schiedam. Misschien is het dus beter dat wij elkander hier eens spreken.
Hoe schertsend deze passage bedoeld is blijkt niet alleen uit de inmiddels teruggevonden ‘warme brief’ van Georgette Hagedoorn, maar ook uit het feit dat Elsschot deze ‘oude versleten vrouwelijke collega’, Johanna van Lier, twee maanden later op | |
[pagina 14]
| |
speciale uitnodiging meeneemt naar een andere literaire bijeenkomst in Den Haag: een avond in Pulchri over het Nieuw Vlaams Tijdschrift, georganiseerd door het genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ op 28 november 1949.Ga naar eind28 Op zijn verzoek mag ze zelfs aanschuiven bij het diner en bij het zogenaamde ‘Servetje’ na afloop. Dit keer treedt Elsschot overigens wel op, evenals de andere NVT-redacteuren, maar zijn voorlezing is zo ‘archi-slecht’ (Hubert Lampo) dat hij in een verslag van de avond wordt bestempeld als ‘een belangrijk auteur, doch helaas vrijwel niet te verstaan’.Ga naar eind29 | |
Willem de VosIn 1951 is Elsschot zelf het middelpunt van letterkundige belangstelling in de hofstad als hij op 18 december de Constantijn Huygensprijs in ontvangst mag nemen uit handen van burgemeester F.M.A. Schokking. Martinus Nijhoff is een van de juryleden van deze oeuvreprijs, die jaarlijks wordt toegekend door de Jan Campertstichting. Blijkens haar agenda is ook Georgette Hagedoorn van de partij, evenals op de Antwerpse huldiging die vijf maanden later volgt ter gelegenheid van de toekenning (en ter ere van Elsschots zeventigste verjaardag).Ga naar eind30 In Antwerpen steekt Nijhoff tijdens het officiële programma de loftrompet over ‘Reinaard de Ridder’ alias ‘Willem de Vos’ en mag hij de laureaat namens ‘de gehele Nederlandse Regering’ gelukwensen.Ga naar eind31 's Avonds zit het echtpaar Nijhoff aan bij het feestmaal in restaurant Goldoni, getuige hun handtekeningen op de menukaart die het amvc-Letterenhuis bewaart. Georgette Hagedoorn is er één van de ‘vele ouwe vriendinnen’ die - aldus de plat Antwerpse toespraak van huisvriendin Alice Claessens - altijd ‘goe van aa [= u] geprofiteerd hebben - van in huis te komen, goe te drinken, goe te eten, goe te amuseren’. ‘En van de rest niet meer spreken’, aldus een grappende Elsschot. Tussen de Haagse en Antwerpse huldiging door zijn Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn ook nog bij Elsschot op bezoek geweest, getuige het bedankbriefje dat Elsschot hen op 31 maart 1952 stuurt. Elsschot is niet aanwezig bij de voltrekking van hun huwelijk op 3 april, wel zal het echtpaar eind dat jaar nogmaals Antwerpen aandoen. Tijdens deze ontmoeting krijgt Nijhoff een rondleiding door de stad, zoals Elsschot in een interview aan Flora Meyer vertelde. De wandeling voert onder andere naar het brouwers- of waterhuis, volgens Elsschot ‘een van de mooiste huizen van Antwerpen’, met name vanwege de molen ‘waar eens twee paarden rondgingen en nog de houten buizen, 6 à 7 meter lang, liggen, die eens het water leidden’. ‘Hier ben ik met Nijhoff geweest, kort voor zijn dood. Het maakte heel veel indruk op hem. Hij vond de ruimte prachtig. Dat komt ook, het heeft zoveel sfeer.’Ga naar eind32 Deze laatste ontmoeting zou in november plaatsgevonden kunnen hebben. Op 6 november treedt Georgette Hagedoorn in Antwerpen op met een ‘Internationaal Programma’ ‘Ten voordele van de Congolese Werken van de Witte Zusters van O.L.V. van Afrika’, een week later staat ze in het Koninklijk | |
[pagina 15]
| |
Kunstverbond, in de muzikale comedie Waarom jok je Chérie? Het is een van de stukken waarmee ze in Antwerpen in korte tijd zo populair geworden was, maar ‘de tijd begint een woordje mede te praten’ en ‘de vedette van de avond’ heeft, aldus Het Handelsblad van 12 november, wel iets van haar ‘frisheid’ verloren. Op 26 januari 1953 sterft Martinus Nijhoff onverwacht aan een hartaanval. Hij wordt op 30 januari in stilte begraven op de Haagse begraafplaats Westduin. Elsschot wordt niet vermeld onder de aanwezige letterkundigen,Ga naar eind33 en ook uit de bedankbrief die Georgette Hagedoorn op 7 februari aan haar ‘Lieve Vrienden’ stuurt valt af te leiden dat hij en zijn vrouw vanuit Antwerpen met haar hebben meegeleefd. In deze brief kondigt Hagedoorn ook meteen al een bezoek aan. Vanaf 14 februari staat ze namelijk alweer op het toneel in de sinjorenstad, met een speciaal ‘Gala Georgette Hagedoorn’ in Cyrano, het ‘artistiek verantwoord’ kleinkunst-cabaret van Anton Peters aan de De Keyserlei. ‘Ik hoop in die 14 dagen dat ik er ben eens bij U te mogen komen om U beiden persoonlijk te bedanken voor Uw vriendschap.’ Ook in de hieropvolgende jaren blijven de bezoeken gekoppeld aan optredens en andere verplichtingen. ‘Als ze in Antwerpen kwam, probeerde ze altijd naar hem toe te gaan’, herinnert zoon Jules zich.Ga naar eind34 Zijn moeder benut in 1954 zelfs diens verjaardag - op Stille Zaterdag 17 april - om bij Elsschot langs te gaan (Jules bezoekt intussen vermoedelijk zijn vader, die in Antwerpen woont), getuige de opdrachtexemplaren uit het bezit van Hagedoorn die alle die datum dragen. Het is een bijzondere signeersessie geweest, want Georgette krijgt nagenoeg het gehele oeuvre van Elsschot mee naar huis (alleen van De Verlossing is nergens een exemplaar te vinden).Ga naar eind35 Behalve standaardformuleringen als ‘Aan Georgette Hagedoorn / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Een Ontgoocheling, Kaas, Het Tankschip, Pensioen) of kortweg ‘Aan Georgette / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Villa des Roses), met als variatie ‘Aan Georgette / 17.4.1954 / Fons / (Willem Elsschot)’ (Lijmen/Het Been) zijn er drie meer vindingrijke zo niet ‘alleszeggende’ opdrachten: ‘Aan mijn liefste / Georgette Hagedoorn / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Tsjip/De Leeuwentemmer), ‘Aan Georgette / Uit sympathie / Pour ne pas en dire davantage / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Het Dwaallicht) en ‘Aan Haar / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Verzen). | |
... En tot dán!Uit de brieven uit de laatste jaren komen we meer te weten over bezoeken die niet hebben plaatsgevonden dan wel. Eind 1956 excuseert Elsschot zich als hij na afloop van een voorstelling het ‘niet gewaagd [heeft] weer eens door te dringen tot in het verboden land waar de syrenen in hare loges zitten’, maar hij rekent er ‘vast op [...] je te mogen ontvangen bij je eerstvolgend bezoek aan Antwerpen’. Die eerstvolgende gelegenheid is de viering van Elsschots vijfenzeventigste verjaardag op 7 mei 1957, maar ondanks al haar voornemens moet Georgette Hagedoorn verstek laten gaan. Als ‘een tranenbadende Mme Arthur / Tien natte zakdoeken per uur’ excuseert ze zich. Elsschot reageert niet alleen per brief op deze ‘brandende tra- | |
[pagina 16]
| |
Opdracht in Lijmen/Het Been (collectie Walter Mees).
Opdracht in Het Dwaallicht (collectie Thijs Wierema).
nen’, hij laat zijn uitgever ook een exemplaar van het Verzameld werk - dat ter gelegenheid van zijn jubileum was verschenen - naar Den Haag sturen. Of eigenlijk twee, want in dezelfde brief geeft hij ook opdracht tot het verzenden van een exemplaar aan Johanna van Lier, met de instructie: ‘Hierbij twee papiertjes om vooraan in de boeken te leggen. Vooral goed toezien dat u aan No 1 geen boek stuurt met het inlegvelletje bestemd voor 2 en andersom.’Ga naar eind36 De uitgever heeft zich goed van zijn taak gekweten, want het voor No 1 bestemde exemplaar bevat inderdaad de opdracht: ‘Aan / Georgette Hagedoorn / Haar toegenegen / Willem Elsschot / 21 Mei 1957’.Ga naar eind37 Al met al zal het contact in deze periode mondjesmaat zijn gebleven, ook al kunnen er natuurlijk ontmoetingen zijn geweest waarvan geen spoor in de brieven terug te vinden is. Zo herinnert Paul Claessens zich dat hij en Elsschot na afloop van een optreden de actrice opzochten om haar uit te nodigen voor een drankje, overigens tevergeefs (‘Volgens mij was ze doodop’),Ga naar eind38 en weet Jan van Hattem te melden - eveneens zonder precisering - dat Georgette op haar beurt Elsschot een keer verraste door na afloop van een voorstelling met het gehele gezelschap een wijnfeest in de Lemméstraat op te komen luisteren.Ga naar eind39 In haar laatste persoonlijke brief, van 9 oktober 1958, verzucht Georgette Hagedoorn niettemin: ‘Wat heb ik in lang weer niets van U gezien of gehoord’, om er maar weer meteen de hoop op een afspraak op te laten volgen. Het is niet bekend of die er ook daadwerkelijk is gekomen. Wel heeft Elsschot gehoor gegeven aan het in dezelfde brief vervatte verzoek - smeekbede is een beter woord, gezien de pathetische formulering - om in ‘2 à 3 regels’ zijn ‘oordeel, vriendschap en liefde zwart op wit te zetten’ ten behoeve van de nieuwe programmaboekjes. Dat de ontmoetingen spaarzaam zijn komt ook doordat Georgette Hagedoorn in de jaren vijftig steeds vaker in het buitenland te vinden is. Samen met haar pianist Pierre Verdonck treedt ze op in heel Europa, inclusief Scandinavië, in China en Thailand, en maakt ze twee grote tournees door Venezuela (1951) en Indonesië (1954). In 1960 laat ze ‘haar geliefde publiek’ per voorbedrukte ansichtkaart weten het hele seizoen op tournee te zijn in ‘de West en Zuid-Amerika’. Als troost beveelt | |
[pagina 17]
| |
Opdracht in Verzen (collectie Cyriel Van Tilborgh).
Opdracht in het Verzameld werk (collectie Jules Roijaards).
ze haar nieuwe langspeelplaat aan: ‘Want al kunnen wij elkaar dan voorlopig niet zien... u kunt mij in ieder geval altijd horen! En dat maakt het weerzien straks des te prettiger. Hartelijke groeten... en tot dán!’ De aan ‘Hr A. de Ridder’ geadresseerde kaart bevat het poststempel ‘New York MAY 3 1960’. Vier weken later valt in Den Haag het overlijdensbericht van ‘Fons en zijn vrouw’ in de bus. | |
Lorsque Georgette paraît...‘Georgette Hagedoorn was zijn idool’, zo noteert Martine Cuyt uit de mond van Paul Claessens. ‘Hij bewonderde haar uitstraling. Zij was de grote dame van de kleinkunst. Ze stond toen een hele avond alleen op de planken.’ Waaruit Elsschots bewondering bestond komen we uit de brieven niet te weten, we hebben alleen de ‘2 à 3 regels’ die hij op haar verzoek schreef ter aanbeveling: ‘Lorsque Georgette paraît, le cercle des fidèles, s'entr' ouvre à grands cris. Son oeil fripon qui brille, fait briller tous les yeux.’ De schitterende ogen en het effect van haar verschijning waren het publiek al sinds haar eerste optreden niet ontgaan en wat dat betreft vat Elsschot het ‘fenomeen’ Hagedoorn - zoals we dat in de diverse recensies zijn tegengekomen - in zijn paar regels aardig samen. Omgekeerd horen we van Georgette Hagedoorn in een brief uit 1949 ook alleen maar dat ze ‘zoo intens’ van Elsschots boeken heeft genoten, maar waarom? Van de herhaaldelijk geopperde plannen voor een voordracht uit Elsschots werk komt niets terecht. Pas in 1975 speelt ze in de 3-delige televisiebewerking van De Verlossing (regie Walter van der Kamp) de rol van Sophie, de huishoudster van pastoor Kips. ‘Ik vond het prachtig dat ik het mocht doen,’ was het enige wat ze erover vertelde aan Joos Florquin, ‘want ik ben goed bevriend geweest met Elsschot’.Ga naar eind40 Goed bevriend of toch meer? Voorzover dat nog nodig is mogen de brieven daarop zelf het verlossende antwoord geven. Het is een klein wonder dat ze nu pas worden gepubliceerd, want al een half jaar na het overlijden van Elsschot werd Georgette Hagedoorn over de uitgave ervan benaderd. Op 9 december 1960 ont- | |
[pagina 18]
| |
Georgette Hagedoorn als Sophie in de televisiebewerking van De Verlossing: ‘... nog diezelfde namiddag trapte Sophie rond de kerk, als een hond in een botermolen. Citroen hield het zadel vast en draafde achter haar aan, terwijl Kips af en toe kwam kijken of zij vorderingen maakte en of het geen pretje werd’ (collectie Jules Roijaards).
ving zij een brief van Elsschots oudste dochter Adèle Kelner-De Ridder, die samen met de andere kinderen - ‘elk langs zijn kant’ - op een idee voor een tastbare herinnering was gekomen:
Het idee is heel nieuw, en ik weet niet of het te verwezenlijken is!: een bundeltje brieven van papa - natuurlijk brieven die de moeite waard zijn - een ‘luxe’ bundeltje. [...] Georgette, moest ge brieven hebben, kan ik die dan eens lezen? Doet ge er niet graag afstand van, dan kom ik ze graag ter plaatse lezen.Ga naar eind41
Deze droom (zoals Adèle het plan noemt) komt niet uit, pas in 1993 verschijnt de uitgave van Elsschots Brieven, bezorgd door Vic van de Reijt met medewerking van Lidewijde Paris, zonder (op twee na) de brieven van en aan Georgette Hagedoorn. Dat bundeltje kan er nu aan worden toegevoegd. Of ze ‘de moeite waard zijn’, ook dat mag de lezer nu zelf bepalen. Georgette Marcelle Hagedoorn overlijdt op 23 augustus 1995, twee maanden na de veiling bij Van Stockum, op 85-jarige leeftijd te Den Haag. ‘Na een bruisend leven’, zoals de rouwadvertentie vermeldt, wordt ze overeenkomstig haar wens in stilte begraven, naast haar geliefde Martinus Nijhoff. | |
[pagina 21]
| |
Tekening: Peter van Straaten
| |
[pagina 22]
| |
Georgette Hagedoorn aan Willem Elsschot
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder/Willem Elsschot
| |
[pagina 23]
| |
werk te lopen, kunt U misschien een week-end komen. Nou denkt U nu maar eens diep na en toon U een ‘man en broeder van de dorre blaren’, die op het ondermaansche rondzwerft om zielen in nood te helpen.Ga naar eind4 Ik heb U vreeselijk nodig. In het hoognederlandsch zou men nu zeggen ‘Gaarne Uw berichten tegemoet ziende, verblijf ik’... maar ik denk ‘allè manneke, zievert nie, laot awen pen gerust, en ontferm U over ientje die aa gère ziet’. Inmiddels met de meeste hoogachting en vele lieve groeten ook van M. Nijhoff, Uwen Georgette - | |
Alfons De Ridder aan Georgette Hagedoorn
| |
[pagina 24]
| |
Brief van Elsschot aan Georgette Hagedoorn, 10 september 1949 (collectie Flip Treffers).
vermoed om ‘gespeelde lezingen’ uit mijn boeken. Nu, daar kan ik natuurlijk niets op tegen hebben, want lezingen door de echte G.H. kunnen de verkoop van mijn proza slechts ten goede komen. Of gaat het om iets anders? Laat het mij even weten. Intussen zoek ik of er aan het komen geen mouw te passen is. Hartelijke groeten, ook aan de heer Nijhoff en aan StefanGa naar eind5 Uw toegenegen Fons | |
[pagina 25]
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
| |
Alfons De Ridder aan Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn
| |
[pagina 26]
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons en Fine De Ridder
| |
Willem Elsschot aan Georgette Hagedoorn
| |
[pagina 27]
| |
Alfons en Fine De Ridder aan Georgette Hagedoorn
| |
[pagina 28]
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
| |
Willem Elsschot aan Georgette Hagedoorn
| |
[pagina 29]
| |
Keerzijde van de postkaart van 12 mei 1957 (collectie Flip Treffers).
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
| |
[pagina 30]
| |
Programmaboekje met de Privé Lauwerkrans (collectie Theater Instituut Nederland).
Zult ge me niet te lang laten wachten? Omhelsd en vele dierbare groeten aan allen Ga naar eind2 | |
[pagina 31]
| |
Alfons De Ridder/Willem Elsschot aan Georgette
| |
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
|
|