ten on bekommerd kan genieten, blijkt slechts de buitenkant. In Duitsland was Hitler aan de macht gekomen en dat ging aan de Roemeense samenleving niet ongemerkt voorbij, ook niet aan de culturele elite. Steeds meer vrienden en bekenden van Sebastian sloten zich aan bij de IJzeren Garde, een rechtse organisatie die sympathiseerde met de ontwikkelingen in Duitsland: Duitsland zonder joden, Roemenië voor de Roemenen, want joden zijn geen Roemenen. Net als in elk ander Europees land was de tijdgeest in de jaren dertig in Roemenië tamelijk nationalistisch (in Nederland hoorde men bijvoorbeeld vaak de spreuk ‘Koopt Nederlandsche waar, dan helpen wij elkaar!’). Er werd gepleit voor het vertonen van Roemeense films, waarin uitsluitend de Roemeense taal te horen was.
Voor Sebastian, die van joodsen huize was, werd de situatie aanzienlijk gecompliceerder. Het antisemitisme uitte zich steeds openlijker. Op recepties maakte hij woeste scheldpartijen op joden mee, ook door een actrice die een rol in een van zijn stukken speelde. Als hij dan in het gezelschap werd opgemerkt, kreeg hij te horen: ‘Maar dat geldt natuurlijk niet voor jou’ - wat uit menselijk oogpunt uiteraard nog vernietigender is. Op haarscherpe wijze maakt hij duidelijk hoe mensen die goed met elkaar overweg konden - of meenden te kunnen - zich van elkaar verwijderden, omdat ze er verschillende politieke inzichten op nahielden - politieke verschillen met keiharde consequenties. Kranten werden verboden, voor de nog aanwezige pers werd de censuur verscherpt, joden mochten bepaalde beroepen, zoals dat van advocaat, niet meer uitoefenen. Sebastians mogelijkheden werden steeds beperkter. Een enkele keer kon hij nog iets onder pseudoniem publiceren. En hij voelde zich ook enigszins opgetogen toen hij op een keer vernam dat een bekende geen kaarten wilde aanschaffen voor een concert in Boekarest van de Berliner Philharmonie, omdat hij weigerde ook maar iets met een nationaal-socialistische instelling te maken te hebben.
Wat hij vooral niet begrijpt is de grote naïviteit waarmee zijn tijdgenoten, die toch niet op hun achterhoofd zijn gevallen, de gebeurtenissen in Europa onder ogen zien. Het is toch duidelijk dat er oorlog op komst is? De overeenkomst van München in September 1938, wie kan daaraan geloof hechten? Op 15 maart 1939, een half jaar later, overvallen Duitse troepen Tsjechoslowakije.
Uit de dagboeken wordt duidelijk dat de schrijver ervan een vertwijfeld mens was. Niet alleen door de politieke omstandigheden in Europa, die voor hem als jood extra bedreigend waren, maar ook door zijn persoonlijkheid. Vaak voelt hij zich onzeker omtrent zijn bezigheden. Lukt dit of dat? Als ik daar vijf dagen voor uittrek, kan ik dat hoofdstuk van die roman of de derde akte van dat theaterstuk misschien voltooien? Of ik kan wellicht mijn idee voor een volgende roman uitwerken en verdiepen? Maar er komt - alweer! - iets tussen. De telefoon gaat, ‘zij’ belt op, ik heb te veel gedronken, de tandarts heeft een kies getrokken, ik had vannacht niet zo lang door moeten werken... De lezer van deze dagboeken krijgt een ongemeen diep inzicht in het wezen van de uitvlucht.
Soms zoekt Sebastians zijn toevlucht in de drank. En dan zijn er de vrouwen. Talloze komen er voor het voetlicht, maar met geen van hen is hij in staat een min of meer