De Parelduiker. Jaargang 10
(2005)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Jan Paul Hinrichs
| |
[pagina 135]
| |
De Villa Jeanette in Grasse, bij Nice (privé-collectie).
het door de Vichy-regering bestuurde ‘vrije’ Zuid-Frankrijk honderden Russen als ‘usual suspects’ op. Boenin liet men met rust, maar zijn joodse huisgenoot Alexander Bachrach bleef een paar dagen vast. Deze was alweer vrij toen André Gide, die toen in Cabris verbleef, op 4 juli 1941 een brief aan Boenin schreef waarin hij zijn bezorgdheid uit over zijn toestand en hulp aanbiedt.Ga naar eind5 Van enig contact tussen de twee was sinds begin jaren twintig schijnbaar geen sprake meer geweest. Boenin, die in 1933 als eerste Rus de Nobelprijs kreeg maar nog altijd op grote afstand van de Franse culturele elite leefde, toont zich in zijn dagboek door Gides brief ‘erg geroerd’.Ga naar eind6 Het kwam nu ook tot een ontmoeting. Op 28 augustus 1941 was Gide in Grasse te gast in de Villa Jeanette. Boenin noteert die dag in zijn dagboek: ‘Heel aangename indruk. Verfijnd, intelligent, maar dan ineens zegt hij: Tolstoj is asiatique.’ Cynisch vervolgt hij: ‘Hij is enthousiast over Pasternak (als mens: “hij heeft me de ogen geopend voor de ware toestand in Rusland”); hij was verrukt over Sologoeb.’Ga naar eind7 Boenins Frans was na twintig jaar verblijf in Frankrijk nog altijd niet verbeterd. Hij wilde gewoon geen Frans leren en hij was ook niet geïnteresseerd in wat er in het land gebeurde. Hij bestierde als een ongenaakbare edelman zijn eigen Russische enclave, met zijn gedachten vooral in het verleden. Maar hij had nog zijn best gedaan. Een paar dagen voor de ontmoeting had hij Gides La porte étroite gelezen. Het begin beviel hem wel, maar wat volgde was ‘buitengewoon langdradig, vervelend, volkomen onbegrijpelijk’.Ga naar eind8 Na de ontmoeting zette hij zijn lectuur voort, maar weer zonder plezier. In oktober 1941 las hij L'école des femmes: ‘saai, zouteloos, nietszeggend. Waarom is dat geschreven? Een intelligente man, hij schrijft prachtig, kent het leven, maar meer niet.’Ga naar eind9 Gide doet ook zelf in zijn dagboek ver- | |
[pagina 136]
| |
slag van zijn bezoek aan Boenin, die hem in pyjama had ontvangen: ‘Het was een nogal teleurstellend bezoek, want ondanks de vriendelijke pogingen van beide kanten, kwam er geen echt contact tot stand. De een hechtte te weinig waarde aan wat de ander bewondert. Zijn Tolstoj-cultus geneerde me evenveel als zijn verachting voor Dostojevski, voor Saltykov-Sjtsjedrin, voor Sologoeb. We hebben beslist niet dezelfde heiligen, dezelfde goden. Maar tijdens het hele gesprek gedroeg hij zich charmant. Zijn mooie gezicht, hoewel vol rimpels, blijft edel en zijn ogen zijn vol enthousiasme. [...] Ik was een beetje in verlegenheid gebracht dat ik niets meer van hem kende dan De man van San-Francisco en Het dorp, een jeugdwerk dat, zoals hij zei, een heel beperkte en slechte indruk van hem geeft en waar ik helemaal ten onrechte zeer van houd. Hij verloochent het bijna. Ik weet niet wat hij van mij kent, noch heb ik kunnen vaststellen waarom ik hem sympathiek ben.’Ga naar eind10 Vera Boenina was bij de ontvangst niet aanwezig. Maar twee dagen later herkende zij Gide in een restaurant. In haar dagboek schrijft ze: ‘Ik heb goed naar hem gekeken. Een aangenaam, interessant gezicht, dat iets minder op een pastoor is gaan lijken. [...] Toen hij bij ons was (in mijn afwezigheid) zei hij dat hij geen piano kon spelen. Hij was erg enthousiast over het Russische landschap.’Ga naar eind11 Op 16 september zat Gide andermaal bij Boenin aan de dis. De Russische criticus Georgi Adamovitsj, die bij de ontvangst van Gide aanwezig was, verklaarde in 1969: ‘Boenin beheerste het Frans heel slecht, sprak moeizaam, begreep niet alles.’Ga naar eind12 Zonder hulp van tolkende tafelgenoten was een gesprek dan ook niet mogelijk geweest. Adamovitsj vertelt dat Boenin en zijn gast het eerst over het laatste oorlogsnieuws hadden. Maar daarna hadden ze het over literatuur, waarbij Boenin, die in eigen huis gewend was tafelgezelschappen te domineren, zich polemisch en pesterig opstelde. ‘De gastheer en de gast mochten elkaar, hoewel ze weinig gemeen hadden: Boenin was praatziek en spottend, Gide gedroeg zich gereserveerd, lachte beleefd om Boenins grapjes, maar hij reageerde alsof ze serieus waren. [...] Tolstoj en Dostojevski: vroeg of laat moest het gesprek ook hen aanroeren, en zo gebeurde. [...] Boenin sprak de naam Tolstoj uit om Dostojevski definitief te vernietigen en te schande te maken. Gide haalde zijn schouders op, hief zijn handen omhoog, herhaalde een paar keer “ja, een genie, een groot genie...”, maar bekende dat hij Oorlog en vrede een monsterlijk vervelend boek vond (“un monstre d'ennui”). “Wat? Wat zei hij?” vroeg Boenin in het Russisch, greep een enorme briefopener en zwaaide ermee met een gefingeerd beestachtige blik, alsof hij Gide wilde vermoorden. Gide barstte in lachen uit en bleef voor lange tijd schudden van het lachen. Daarna zei hij: “Ik zei wat ik werkelijk denk. Als ik schrijf zou ik me natuurlijk anders uitdrukken, niet zo openhartig. Maar boven Oorlog en vrede val ik in slaap...”’Ga naar eind13 Twee dagen later schreef Gide aan Roger Martin du Gard over zijn bezoek aan Boenin: ‘Grote wederzijdse sympathie, hoewel we het in niets met elkaar eens zijn. [...] Hij doet erg oud aan, maar is nog in goede conditie [...].’Ga naar eind14 Er volgden in 1941 nog een paar ontmoetingen in restaurants in Nice, maar van een intensief contact was toen geen sprake. Al gauw verloren ze elkaar uit het oog: de Boenins, die van een Ameri- | |
[pagina 137]
| |
Ivan Boenin rond 1950 (privé-collectie).
kaans visum geen gebruikmaakten, bleven in Grasse en Gide week uit naar Noord-Afrika. In 1947 kreeg ook Gide de Nobelprijs. In 1950 stuurde hij een exemplaar van zijn zojuist uitgekomen Journal 1942-1949 naar Boenin. In een brief aan Mark Aldanov van 20 maart 1950 spreekt Boenin schande van Gides beschrijvingen van de nachten die hij als 73-jarige man met een vijftienjarige jongen in een hotel in Tunis doorbracht: ‘onuitsprekelijk, wederzijds genot, zodat Gide dacht dat ook hij een jongen was! Hoe iemand zoiets kan opschrijven en ook publiceren, kan ik echt niet vatten!’Ga naar eind15 Overigens zijn er getuigenissen dat de oude Boenin zelf erg last had van jaloezie bij het zien van jonge paartjes. In ieder geval staat zijn verhalenbundel Donkere lanen, die hij tijdens de oorlog in Grasse schreef, vol met sensuele details waardoor hij bij menigeen als een ouwe snoeper overkwam. Op 24 oktober 1950 plaatste Gide in Le Figaro een brief om Boenin met zijn tachtigste verjaardag te feliciteren. Hij herinnerde daarin aan de ontvangst en de sfeer in Grasse, ‘een beetje bohémien, een beetje oververhit, maar heel menselijk’.Ga naar eind16 Met de soepelheid van de man van de wereld die even gemakkelijk een toespraak houdt op het Rode Plein met Molotov en Stalin aan zijn zijde als aanschuift bij de fel anticommunistische Boenin, brengt Gide zijn bezoek op een hoger plan dan hij eertijds in zijn dagboek had gedaan: ‘Als ik me bijna meteen helemaal op mijn gemak voelde, dan kwam dat omdat die atmosfeer dezelfde was als die de meeste werken van de Russische literatuur waarmee ik al lang bekend was bij me opriepen. Er was sprake van een soort bezieling: uit de vensters van uw villa in Grasse was ik bijna verbaasd een landschap van Zuid-Frankrijk te zien en niet de Russische steppen, de mist en de sneeuw, en de witte berkenbosjes. Uw innerlijke wereld drong zich op en zegevierde over de uiterlijke dingen; dat was de ware werkelijkheid. [...] Zonder twijfel was het onmogelijk om een ethiek en een esthetiek, een literaire hemel en hel voor te stellen die dieper en wezenlijker van die van mij verschilden dan de uwe. Maar u wist uw uitgangspunten op | |
[pagina 138]
| |
een magistrale manier tot uitdrukking te brengen. En alleen dat is belangrijk; want in de kunst is er niet slechts één manier om groot te zijn.’Ga naar eind17 Voor Gide maakten zijn bezoeken aan Boenin deel uit van zijn vele honderden andere literaire ontmoetingen, maar voor Boenin vormden ze zeldzame momenten van contact met de ‘grote wereld’, waar hij ondanks zijn Nobelprijs altijd ver van bleef. Daarom zullen Gide-kenners niet snel aan Boenin denken, maar wordt Gide in de literatuur over Boenin steevast genoemd. Het gaat daarbij om luttele snapshots, die zonder de oorlogsomstandigheden ondenkbaar waren geweest. Niettemin kwamen de enorme verschillen tussen beide schrijvers meteen goed uit de verf Na de oorlog zagen ze elkaar niet meer. De fraaie, bewonderende brief van Gide kon dan ook niet verhullen dat ze elkaar verder weinig te bieden hadden. |
|