De Parelduiker. Jaargang 10
(2005)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mathijs SandersGa naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gideaans argumenteren in Bij nader inzien: Paul Dehoes (Porgy Franssen, l.) disputeert met Maarten Koning (Rik Launspach, r.) en consorten in de televisieserie naar Voskuils roman (uit Skrien, 1991).
ressant ook, geen uitdrukking meer gaf aan een actuele problematiek en daardoor in de vergetelheid dreigde te geraken. Was Gide voor de oorlog een intellectueel ijkpunt in het literaire denken, anno 1947 is hij ingehaald door schrijvers als Malraux, Sartre, Camus en ‘de Amerikanen’, die nauwer aansluiten bij ‘onze problemen’ dan Gide, het ‘geestelijk opperhoofd van een Fransche élite vóór den oorlog’. Waar Malraux en de existentialisten in hun maatschappelijk en politiek engagement een richting aanwijzen voor de naoorlogse mens, daar weigert Gide - voortdurend in dialoog met zichzelf - zich vast te leggen, wat mede de oorzaak is van de betreurde ‘kentering van Gide's populariteit’.Ga naar eind2 Het is ongetwijfeld aan de redigerende hand van Adriaan Morriën toe te schrijven dat de uiteenzetting van Nord op dezelfde pagina werd gevolgd door een beschouwing van W.F. Hermans, die in ‘De moed tot het absurde’ de lof zong over een van de vertegenwoordigers van wat Nord het ‘nieuwe schrijverstype’ noemde: Albert Camus. In het absurde universum van L'étranger en Le mythe de Sisyphe kon Hermans zich herkennen; het probleem dat Camus stelt - ‘hoe leeft hij voor wien de wereld geen zin heeft’ - ligt volgens Hermans aan de basis van een wereldbeeld ‘zoals dat voor den modernen en vooral den naoorlogsen intellectueel zonder gevoel een bewustzijnsvernauwing te ondergaan, aanvaard kan worden’.Ga naar eind3 Gide was voor Hermans te sterk verbonden met Forum, waarin hij als ‘de grote buitenlandse heilige’ figureerde, om na de oorlog nog als actueel te kunnen gelden.Ga naar eind4 De romanpersonages van Voskuil en de beschouwingen van Nord en Hermans roepen de vraag op naar de présence van Gide in Nederland na 1945. Welke ontvangst viel Gide ten deel in de literaire kritiek? Wie lazen en wie bespraken zijn werk en hoe viel hun oordeel uit? Welk beleid voerden Nederlandse uitgevers ten aanzien van Gide? In welke aantallen en in welk tempo gingen zijn boeken, al dan niet in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaling, over de Nederlandse toonbanken en uitleenbalies? Welke schrijvers zijn zichtbaar door hem beïnvloed? Hoe heeft Gide de naoorlogse culturele en literaire transformaties doorstaan? Om het receptieprofiel van Gide te schetsen zullen deze vragen beantwoord moeten worden, maar het zal duidelijk zijn dat wie de zaken systematisch wil aanpakken zich voor een omvangrijke documentaire taak gesteld ziet. Om niet te verzanden in een uitputtende opsomming van verwijzingen naar en reacties op Gide, zullen in deze bijdrage drie momenten uit de naoorlogse receptiegeschiedenis worden gesondeerd, momenten die een opleving van de belangstelling voor Gide te zien geven: de jaren direct na de bevrijding (1945-1950), Gides honderdste geboortejaar (1969) en de jaren rond de eeuwwende 2000. Het onderzoek concentreert zich op de literaire waardering voor Gide, al is die waardering vaak onlosmakelijk verknoopt met visies op Gide als politiek geëngageerd schrijver. Een tweede inperking betreft de kritische receptie van Gide. De vraag welke sporen Gide heeft getrokken door romans van schrijvers als Cola Debrot (Bewolkt bestaan) en Harry Mulisch (De verteller, De verteller verteld, Het woord bij de daad) blijft hier vooralsnog onbeantwoord; een dergelijk onderzoek behoeft een ander instrumentarium dan dat van het historisch-documentair receptieonderzoek dat hier wordt gehanteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de oorlogDe ontvangst van Gide na 1945 moet worden gezien tegen de achtergrond van zijn wisselende receptie in Nederland. In grote lijnen had deze het volgende verloop. Vrijwel onmiddellijk na zijn debuut in boekvorm in 1891 (Les cahiers d'André Walter) werd Gide door Nederlandse critici gesignaleerd, maar de aandacht bleef decennialang marginaal. Gide bleek een writer's writer die zijn sporen trok door werk van de literaire voorhoede. Lodewijk van Deyssels Het leven van Frank Rozelaar, geschreven in 1897-1898, verraadt diens lectuur van Les nourritures terrestres en in Leopolds cycli Verzen 1895 en In gedempten toon schemeren vermoedelijk de Cahiers d'André Walter door. Vast staat dat nieuw werk van Gide gretig werd gelezen door Diepenbrock en Van Deyssel. Uit wat Van Deyssel schreef over Gide in zijn Tweemaandelijksch Tijdschrift kan evenwel worden opgemaakt dat deze Franse schrijver - anders dan Zola, Maeterlinck, Huysmans en Bourget - niet functioneerde in diens strategische repertoire: het geheel van teksten en daarin vervatte ideeën en opvattingen die door een criticus worden ingezet ter legitimatie van zijn voorkeuren en positie in de literaire wereld.Ga naar eind5 Gides opgang in Nederland begon pas in de jaren twintig en bereikte een hoogtepunt rond 1930, toen critici als Greshoff, Du Perron, Ter Braak, Gerard Bruning en Jef Last de Franse auteur tot ijkpunt maakten in hun recensiepraktijk en literaire positiebepaling. ‘Sinds jaar en dag slaat men elkaar, als met bijbelteksten, met citaten van Gide om de oren,’ schreef Halbo C. Kool nog in 1946.Ga naar eind6 In de jaren twintig en dertig vond Gide in Nederland zijn verdedigers, bewonderaars en bestrijders. Tot de verdedigers moet in de eerste plaats Du Perron worden gerekend, die - als recen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sent der recensenten - de slechte verstaanders van Gide op hun nummer zette en die zich de vroege Gide (Les cahiers d'André Walter, La porte étroite, Amyntas, Prétextes) ook creatief eigen maakte, onder andere in zijn Cahiers van een lezer.Ga naar eind7 Tot de bewonderaars behoorde Nijhoff, een van de eerste Nederlandse vertalers van Gide, die diepgaand door hem is beïnvloed, al heeft deze invloed niet steeds even zichtbare sporen nagelaten. Verzet ontmoette Gide in deze periode vooral van katholieke zijde. Waar Van Duinkerken nog enige voorwaardelijke waardering voor zijn werk kon opbrengen, daar was voor de polemist Gerard Bruning de bestrijding van Gide een hoofd doel: in de moralist Gide ontwaarde Bruning een verderfelijk, destructief cynisme.Ga naar eind8 Na de hoogconjunctuur in het interbellum leek Gide snel te verdwijnen uit de literaire actualiteit. Max Nord schreef in 1947 over de tanende ‘populariteit’ van Gide na de oorlog, waarbij aangetekend moet worden dat van massale belangstelling nooit sprake was geweest. In 1969 noemde Nord hem een in Nederland ‘in brede kring verwaarloosde schrijver’.Ga naar eind9 Gide was van meet af aan ook in Nederland een schrijver die meer in de studeerkamer dan in de huiskamer werd gelezen.Ga naar eind10 Du Perron en Greshoff benadrukten voortdurend dat Gide in Nederland geen publiek had buiten de kleine kring van schrijvende generatiegenoten, wat beiden natuurlijk op het conto schreven van het burgerlijk provincialisme dat de Hollander eigen was.Ga naar eind11 De exacte omvang van het lezerspubliek van een auteur is moeilijk te bepalen, al kan kwantitatief onderzoek naar verkoopcijfers in boekhandels, acquisitieen uitleenfrequenties bij bibliotheken en het aanschafbeleid van leesgezelschappen het beeld preciseren. Indicatief is in ieder geval het verschijnen van Nederlandse vertalingen, die immers moeten wijzen op een door uitgevers vermoede marktbehoefte (zie bijlage). Dat het aantal vertalingen van Gide tot de jaren zestig gering was, bevestigt het beeld van Gide als een auteur voor linguïstisch competenten: wie Gide las, las Frans.Ga naar eind12 Toen als gevolg van een samenspel van maatschappelijke veranderingen het onderwijs in de vreemde talen werd teruggedrongen, waren steeds meer lezers aangewezen op vertalingen van Gide. De vertalingen van voor 1960 lijken niet in de eerste plaats vervaardigd te zijn om Gide in Nederland grotere bekendheid te geven en hem in de literaire markt te zetten, maar moeten begrepen worden als het resultaat van de dialoog tussen Nederlandse literatoren en een auteur met wie zij zich uiteen meenden te moeten zetten. Dat geldt in ieder geval voor de vertalingen van Martinus en Netty Nijhoff en H. Marsman. Door Gide te vertalen konden zij zich deze auteur eigen maken. Een blik op de Nederlandse vertaalgeschiedenis leert dat Gide gedurende de oorlog ondergedoken zat in het clandestiene literaire circuit. In 1944 bracht A.A.M. Stols in een oplage van 125 exemplaren Nijhoffs vertaling van Paludes uit, een tekst die in 1929 in De Stem was verschenen onder de titel Moer en die door Nijhoff voor de boekuitgave werd herzien. De uitgave werd geantedateerd ‘Brussel 1929’ en circuleerde in zeer kleine kring (in september 1944 schonk Nijhoff een exemplaar aan F.R.A. Henkels, redacteur van de clandestiene Groningse uitgeverij De Blauwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Clandestiene Gide-uitgaven uit 1944: de Paludes-vertaling (Moer), die Stols met een bijna loodgrijze omslag uitgaf, en Over André Gide, een bundeling essays van E. du Perron in de Asta Nigrareeks van K.C. van Boeschoten en L.J. Zimmerman (coll. Koninklijke Bibliotheek).
Schuit).Ga naar eind13 In februari 1945 verschenen bij De Bezige Bij onder de titel Over Duitschland Gides ‘Réflections sur l'Allemagne’, voor het eerst gepubliceerd in de Nouvelle Revue Française van juni 1919 en in 1944 vertaald door Max Nord, die het voorwoord signeerde als ‘P.’Ga naar eind14 Gides tekst is een betoog tegen de verwerping van Duitsland door de Fransen en vóór de integratie van een niet door Pruisen gedomineerd Duitsland in een ‘Europeesch concert’.Ga naar eind15 In de Asta Nigra-reeks verscheen in 1944 een verzameling stukken van Du Perron over Gide met een voorwoord van Fred Batten.Ga naar eind16 In 1946 beschreef Halbo C. Kool hoe Gides in 1939 bij Gallimard verschenen Journal 1889-1938 in de bezettingsjaren voor velen een vurig begeerd bezit was en hoe hij via de Engelse radio vernam dat Gide door geallieerde troepen ‘sain et sauf’ was aangetroffen in Noord-Afrika.Ga naar eind17 Gezien de aanwezigheid van Gide in de canon van Forum en in het clandestiene literaire circuit ligt het voor de hand de aanwezigheid van Gide te veronderstellen in het beschouwend proza van de literaire jongeren die direct na de oorlog van zich deden horen en van wie enkelen uit de clandestiniteit voortkwamen. In de eerste jaren na de bevrijding was het een komen en gaan van kleine en grotere literaire tijdschriften waarin schrijvers hun positie bepaalden ten aanzien van de vooroorlogse literaire kopstukken, van wie enkele groten - Ter Braak, Du Perron en Marsman - in 1940 waren gestorven. Over de vele tijdschriftjes die in deze jaren verschenen en vaak ook snel weer verdwenen, viel de slagschaduw van het legendarische trio. Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
levert een gang door de tijdschriften uit de jaren 1945-1950 op? Heeft de toekenning van de Nobelprijs voor literatuur aan Gide in 1947 een opleving van de belangstelling voor deze schrijver met zich meegebracht? Kan de sombere diagnose van Max Nord uit dat jaar worden gerelativeerd?Ga naar eind18 Wat meteen opvalt is dat Gide in het tijdschrift Libertinage (1948-1953), dat het meest nadrukkelijk de erfenis van Forum uitdroeg en ruim aandacht schonk aan buitenlandse literatuur, nauwelijks zichtbaar is. Zijn naam viel een enkele keer terloops en in waarderende zin, maar de dragende essays waren gewijd aan onder anderen Malraux, Sartre en De Beauvoir en in toenemende mate aan Engelstalige literatuur, vooral door de inbreng van Elisabeth de Roos. In de derde jaargang was Gide even de inzet van een dispuut tussen de classicus Jan van Gelder en redacteur W.F. van Leeuwen, naar aanleiding van de publicatie van de correspondentie tussen Gide en Claudel. In deze briefwisseling speelde de betekenis van het katholicisme een belangrijke rol. Waar Van Gelder het katholicisme van Claudel verdedigde, daar nam Van Leeuwen het op voor de agnosticus Gide.Ga naar eind19 In het door G.A. van Oorschot geëxploiteerde weekblad De Baanbreker (1945-1946) overschaduwde de aandacht voor Malraux en het existentialisme die voor Gide. De Baanbreker was een van de vele naoorlogse tijdschriften waarin de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de schrijver werd benadrukt. In haar bijdragen over het Franse culturele leven noemde Jo Boer Gide enkele keren, maar het was Max Nord die in de tweede jaargang bewonderende stukken aan Gide wijdde. In januari 1946 bracht hij verslag uit van zijn bezoek aan dit ‘in zijn werk oneindig samengestelde wezen’ en in april 1946 vestigde hij de aandacht op het in 1939 verschenen Journal 1889-1939 van Gide, dat in zijn heldere zelfkritiek verwant is aan het Journaal 1939 van de eveneens door Nord bewonderde Ter Braak.Ga naar eind20 Ook in Podium zou Nord van zijn bewondering voor Gide getuigen.Ga naar eind21 In periodieken als Ad Interim, Columbus, Proloog, Parade der Profeten en Het Woord speelde Gide geen rol van betekenis. Vooral Het Woord schonk geregeld aandacht aan buitenlandse literatuur, maar ook in dit tijdschrift moest Gide het afleggen tegen Sartre, Camus, Aragon, Eluard en Joyce. Het naoorlogse tijdschrift waarin de naam van Gide het meest valt is Criterium (1945-1948). Weliswaar verschenen ook in dit tijdschrift geen essays die geheel aan Gide waren gewijd, maar in stukken over Julien Benda, Albert Camus, E. du Perron, E.M. Forster en H. Marsman werd wel naar Gide verwezen. Uit deze verwijzingen blijkt intussen dat Gide uit de literaire actualiteit aan het verdwijnen was. Zo constateerde een sombere Jacques den Haan dat Frankrijk dreigde te worden overspoeld door literaire ‘Americana’ - gemakkelijk te consumeren verhalen van middelmatige kwaliteit voor de massa (Truman Capote) - waardoor ‘de oude namen’ als die van Gide, ‘die niet “interessant” meer is’, uit de aandacht verdwenen. Het gevolg: literaire bloedarmoede.Ga naar eind22 In zijn essay ‘E. du Perron als leermeester’ uit 1947 merkte W.F. Hermans terloops op Du Perrons liefde voor Gide - uitgesproken in de Cahiers van een lezer, die in 1946 door Stols opnieuw werden uitgegeven - niet te de- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn Nobelprijs, uit het jaarboek Centaur (1947-1948)
len.Ga naar eind23 Maar in Criterium klonk ook een ander geluid. In zijn opstel ‘De roman als kunstwerk’ sprak de romanist S. Dresden zijn bewondering voor Gide uit.Ga naar eind24 Dresden plaatste Gide in een traditie van romanvernieuwers en legde daarbij de nadruk op de metafictionele technieken in Les faux-monnayeurs. Een jaar later zou Dresden zijn inaugurele rede als buitengewoon hoogleraar moderne Franse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden voor een belangrijk deel wijden aan Gide als wegbereider, samen met Proust, van de moderne Franse roman, waarbij Dresden de nadruk legde op de metafictionele technieken in en het dialogische en daardoor relativerende karakter van Paludes en Les faux-monnayeurs.Ga naar eind25 Dresdens oratie markeerde Gides naoorlogse entree in de academische literatuurbeschouwing. De toekenning van de Nobelprijs aan Gide in 1947 resulteerde kortstondig in een opleving van de aandacht. In Litterair Paspoort noemde Fred Batten (een van de adepten van Ter Braak en Du Perron) Gide bij die gelegenheid ‘het geweten van Europa’, prees hij diens ‘menselijke zuiverheid en intellectuele onafhankelijkheid, zonder welke een cultuur ten dode gedoemd zou zijn’ en spuwde hij in navolging | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gide, jaren veertig (uit: Het Boek van Nu, 1947)
van Du Perron en Greshoff en in niet mis te verstane bewoordingen zijn gal over de Hollandse onverschilligheid jegens deze auteur: In ons land, waar een schrijver eerst groot genoemd wordt, wanneer hij er in slaagt de huiskamer met het theelichtje tot het toneel van een bloedeloos drama te maken, moet de grootheid van een auteur als Gide wel een zaak voor ingewijden lijken, voor highbrows, zoals de superieure burgerman het tegenwoordig in het Engels zegt. Het is dezelfde verachting van de halve en hele fascisten vóór de oorlog voor de intellectuelen tot wie hij niet mocht behoren.Ga naar eind26 Ook het informerende tijdschrift Het Boek van Nu hief een lofzang aan op de prijswinnaar.Ga naar eind27 In het jaarboek 1947-1948 van het internationale culturele tijdschrift Centaur (1945-1948) voerde de meester zelf het woord onder het opschrift ‘Mijn Nobelprijs’, een door Jef Last uit het Duits vertaalde verklaring, waarin Gide - duidelijk ingenomen met zijn naar eigen zeggen welverdiende prijs - zijn afkeer van collectivisme uitspreekt en ‘de strijd van het kleine aantal tegen de massa’ steunt.Ga naar eind28 De bewondering van critici als Max Nord (decennialang Gides trouwste recensent in Nederland), Sem Dresden, Fred Batten en Pierre H. Dubois heeft de neergaande curve in de Nederlandse belangstelling voor Gide niet kunnen ombuigen. De inspectieronde langs de literaire tijdschriften uit de jaren 1945-1950 laat zien dat Gide algemeen als een groot schrijver werd beschouwd, maar dat zijn werk en opvattingen geen debat meer uitlokten zoals dat voor de oorlog het geval was. Gide was ook na 1945 een schrijver voor de happy few, maar functioneerde toen niet langer als ijkpunt. Dat Gide vooral onder oudere literatoren nog altijd aanzien genoot, blijkt uit de opiniepeiling uit 1955 van Pierre Brachin, ‘Een enquête over de invloed van de Franse letteren op de hedendaagse Noordnederlandse schrijvers’, waarvan de resultaten twee jaar na dato werden gepubliceerd in De Gids.Ga naar eind29 De tweede enquêtevraag luidde: ‘Welke zijn de Franse auteurs (of afzonderlijke werken) die u het liefst leest of gelezen hebt?’ De enquête werd verstuurd naar 240 Nederlandse auteurs, van wie er 83 reageerden. Uit de afgedrukte lijst van respondenten blijkt dat het in meerderheid oudere schrijvers waren die hun antwoorden inzonden, auteurs die (ruim) voor de oorlog gedebuteerd waren. De jongste generatie ontbrak vrijwel geheel, al nam Hermans de gelegenheid te baat zijn bewondering voor Céline uit te spreken. Deze samenstelling verklaart wellicht mede de hoge score van Gide. Op de ranglijst van meest geliefde Franse auteurs behaalde Gide een negende plaats, na | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de negentiende-eeuwers Baudelaire, Balzac, Flaubert, Stendhal en Rimbaud en nog ruim boven Camus, Claudel, Proust, Sartre, Valéry en Malraux. ‘Uit het verminderen van Frankrijk's wereldmacht is automatisch het gezag ook van het Franse geestesleven geslonken voor zoverre het de massa betreft.’ Deze stelling van Greshoff, zijn antwoord op Brachins vraag naar het gezag van de Franse letterkunde in Nederland, plaatst de receptiegeschiedenis van Gide in de sfeer van wat Frans Ruiter en Wilbert Smulders het ‘aristo-modernisme’ hebben genoemd: een stroming die de moderne literatuur tot het domein van een geestelijke elite verklaarde en waarvan de vertegenwoordigers zich afkeerden van de massa en een elitaire, relativistische, sceptische houding prefereerden.Ga naar eind30 Het is dit modernisme dat John Carey op het oog had toen hij in zijn studie The intellectuals and the masses de uitdagende stelling poneerde dat het modernisme een offensief was van een in het nauw gedreven culturele elite die zich toelegde op ontoegankelijke teksten met als doel de ontwortelde genivelleerde massa uit het domein van de hoge cultuur te weren.Ga naar eind31 Juist binnen deze stroming - waartoe naast Greshoff ook Ter Braak, Du Perron, Marsman, Bloem en Huizinga gerekend kunnen worden en waarvan de zelfbenoemde heroïsch-individualist Lodewijk van Deyssel als voorloper kan worden beschouwd - heeft Gide vanaf zijn entree in 1891 hoge ogen gegooid, als auteur van en voor een gelijkgezinde intellectuele aristocratie in het gedrang. De boutades van Du Perron en Greshoff, die in de jaren twintig en dertig tot hun ongenoegen vaststelden dat Gide niet meer gelezen werd, moeten tegen deze achtergrond worden gelezen: als een aanklacht van een gedesoriënteerde en zichzelf isolerende elite tegen het oprukkende cultuur- en geestloze leger van Jan Rap. De opname van Gide in het repertoire van de aristo-modernisten verklaart vermoedelijk mede het beperkte aantal vertalingen van Gide dat tot de jaren zestig het licht zag: deze auteur verkocht niet en zij die Gide lazen beheersten zijn taal. Brachin schreef de neerwaartse conjunctuur van de Franse literatuur in Nederland ook toe aan de veel te hoge prijs van het Franse boek. Toen Parijse uitgevers hun canonieke auteurs in goedkopere edities gingen uitgeven, werd Nederland al overspoeld door ‘de Angelsaksische pocket-books, 6 maal goedkoper dan het gemiddelde Franse boek’. Greshoff zou ervan hebben gegruwd. In de jaren direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog gold Gide onder literatoren nog altijd als een gezaghebbend auteur, maar in de literaire kritiek werd hij links ingehaald door de existentialisten; de waardering van Sartre, De Beauvoir en vooral Camus voor Gide hebben zijn vrije val uit de literaire actualiteit niet kunnen breken. Ook in deze periode drong zijn werk niet door tot het grote publiek, dat ‘vertellers’ als Anne de Vries, Ina Boudier-Bakker, Herman de Man, A.M. de Jong, Antoon Coolen en Jan de Hartog prefereerde, of tot het jongere tegendraadse publiek, dat de ontluisterende romans van Hermans, Blaman en Van het Reve las en de negentiende-eeuwse naturalisten (Couperus, Coenen, Emants) herontdekte.Ga naar eind32 Het anti-intellectualisme van deze naoorlogse auteurs stond haaks op het hoog- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De enge poort, 1937 (titelpagina) en 1981 (omslag).
intellectuele spel dat Gide in zijn teksten speelde. Toen Forum aan gezag inboette, slonk ook de belangstelling voor Gide, al bleef hij in een door Forum en Frankrijk gevormde criticus als Pierre H. Dubois en in Max Nord trouwe sympathisanten houden.Ga naar eind33 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Centenaire 1969Ongeveer twintig jaar na de hierboven besproken periode had het Nederlandse literaire landschap een heel ander aanzien. Mede onder invloed van de bevolkingsgroei, de toenemende welvaart en het hogere opleidingsniveau, groeide het lezerspubliek explosief. In deze jaren veroverde het literaire pocketboek naar Amerikaans model de Nederlandse boekenmarkt. Hermans en (Van het) Reve, die in de jaren vijftig hun eerste spraakmakende romans publiceerden maar niet verkochten, braken via deze pockets in de jaren zestig door bij een groot publiek. Heeft Gide van deze cultuurspreiding en marktgroei kunnen profiteren? Uit de lijst met vertalingen blijkt dat het aantal vertalingen van Gide vanaf het begin van de jaren zestig toenam. Nadere inspectie wijst evenwel uit dat het voor het merendeel herdrukken van eerder verschenen vertalingen betrof, vaak bij nieuwe uitgevers. Querido bleef in deze periode herdrukken uitgeven van De immoralist en De enge poort, andere titels verschenen bij uitgevers die na de oorlog het toneel betraden: De Bezige Bij, Bruna en Athenaeum-Polak & Van Gennep. Enkele vertalingen van Gide kregen een plaats in een van de pocketreeksen. De immoralist en De enge poort in de Salamanderreeks van Querido, Isabelle (vertaald door J.C. Bloem) in de Literaire Pocketserie van De Bezige Bij, De kelders van het Vaticaan (1967) in de reeks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwarte Beertjes van Bruna (dat gedomineerd werd door detectives met Georges Simenon als sterauteur, maar waarin tot 1980 ook ruimte was voor experimenteel proza waaronder de op de picareske traditie gebouwde roman van Gide) en De valsemunters in de reeks Literaire Reuzenpocket van De Bezige Bij. De Nederlandse publicatiegeschiedenis van deze laatste roman is illustratief voor de receptiecurve van Gide vanaf de jaren zestig. De vertaling die J.A. Sandfort vervaardigde van Les faux-monnayeurs verscheen in 1948, ruim twintig jaar na de eerste Franse uitgave, bij uitgeverij De Driehoek: een kloek gebonden boekwerk dat geen herdruk beleefde. In Gides honderdste geboortejaar (1969) nam De Bezige Bij het boek (‘tweede druk’) op als nummer 317 in de reeks Literaire Reuzenpockets, terwijl Athenaeum-Polak & Van Gennep dezelfde vertaling een maand later uitbracht in een duurdere, gebonden vorm in de Grote Bellettrie Serie.Ga naar eind34 De reeks Literaire Reuzenpocket was gestart in 1959 en bracht het werk van literaire auteurs uit binnenen buitenland in groot formaat paperback (12,5 × 20 cm) voor een lage prijs, met geplastificeerde kaft en abstracte afbeeldingen op de omslagen door Karel Beunis.Ga naar eind35 Anbeek schrijft het succes van de lrp-formule toe aan een aantal demografische factoren: de instroom van de eerste naoorlogse generatie in het gedemocratiseerde voortgezet onderwijs, het aantreden van een jonger docentenkorps met een voorkeur voor moderne literatuur en het groeiende welvaartsniveau. Daarnaast noemt hij als succesfactor de distinctiedrang van jongere lezers, die de ‘lrp’ verkozen boven de omnibus en romans over generatieconflicten boven streekromans.Ga naar eind36 Een andere factor van belang is de ontzuiling van de leescultuur onder jongeren in de jaren vijftig en zestig. Voor deze groeiende groep was het fonds van een ‘doorbraak-uitgeverij’ als De Bezige Bij natuurlijk aantrekkelijk. Zowel naar boekverzorging als thematiek (het generatieconflict) was De valsemunters een potentiële seller. Een vergelijking van de drukgeschiedenis van De valsemunters met die van Albert Camus' De vreemdeling, eveneens verschenen als Literaire Reuzenpocket na een eerste vertaling in 1949, laat echter zien dat Gide in de jaren zestig verder werd verdrongen ten gunste van de existentialisten. Van zowel Sartre als van Camus werden meerdere titels (zowel fictie als essayistiek) in de reeksen van De Bezige Bij opgenomen; naast de Literaire Reuzenpockets verschenen hun teksten ook in de Bij-reeks, BBLiterair, de Literaire Documenten Serie en de Literaire Pocketserie. De Bezige Bij liet het voor wat Gide betreft bij twee titels. Bovendien beleefden de boeken van Sartre en Camus binnen de verschillende reeksen meerdere herdrukken. Als lrp haalde De vreemdeling tot 1969 een recordoplage van 41.000 exemplaren. Van De valsemunters verscheen evenwel geen herdruk na 1969, terwijl van De vreemdeling in 1993 de vierentwintigste druk verscheen in een goedkope verzamelband met vijf boeken van Camus. De veronderstelling lijkt gerechtvaardigd dat juist op het moment dat Gide in Nederland tot een groter publiek had kunnen doordringen - via de pocketreeksen -, hij definitief werd ingehaald door de existentialisten, die zich onder andere via de genoemde reeksen een plaats verwierven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Corydon, vertaald door Jef Last, 1969.
in de repertoires van het voortgezet onderwijs. De echte liefhebbers lieten het er niet bij zitten. In 1969 besloot een klein gezelschap van schrijvers en critici een Gide-comité op te richten dat zich tot doel stelde ‘de centenaire van Gides geboorte ook in Nederland op waardige wijze te herdenken’.Ga naar eind37 Dat het meest tastbare resultaat van deze ‘herdenking’ een speciaal aan Gide gewijde aflevering was van het literaire tijdschrift Maatstaf, sinds begin 1969 geredigeerd door het tweespan Martin Ros en Gerrit Komrij, is opnieuw een indicatie dat Gide ook in deze periode vooral en wellicht zelfs uitsluitend leefde onder schrijvers.Ga naar eind38 Herdenken doet men bovendien auteurs die tot het verleden behoren en Maatstaf gold als een tijdschrift dat vooral belangstelling koesterde voor de literaire traditie, wat ook tot uitdrukking kwam in de bijzondere afleveringen die gewijd waren aan auteurs als A. Roland Holst (jaargang 11, nummer 2), Louis Couperus (jaargang 11, nummer 3/4), A.C.W. Staring (jaargang 15, nummer 10/11) en Multatuli (jaargang 17, nummer 11). Onder de contribuanten aan het Gide-nummer bevonden zich enkele bekende pleitbezorgers van Gide, onder wie de comitéleden Jef Last, Pierre H. Dubois en Max Nord. De bijdragen behandelden de verhouding van Gide tot schrijvende tijdgenoten als Wilde, Léautaud en Martin du Gard, de ontwikkelingen in zijn oeuvre en de actualiteit van Gide. Jef Last schonk aandacht aan Gide als verdediger van de homofilie (eerder in 1969 was in de Alphareeks van de Stichting Uitgeverij nvsh Lasts vertaling van Corydon verschenen, Gides socratische dialogen over de herenliefde, intertekstueel geënt op Vergilius' Eclogae).Ga naar eind39 In haar bijdrage aan het Gide-nummer ging romaniste Elly Jaffé-Freem in op Gide als voorloper van de nouveau romanciers. In 1966 was Jaffé-Freem bij S. Dresden in Leiden gepromoveerd op het werk van Alain Robbe-Grillet.Ga naar eind40 Met zijn innovatie van de romantechniek was Gide volgens haar een wegbereider van de nouveau roman die rond 1955 in Frankrijk tot bloei kwam in het werk van Robbe-Grillet, Nathalie Sarraute, Marguerite Duras en Michel Butor.Ga naar eind41 Jaffé legde de vinger op enkele technische innovaties: het doorbreken van de eenheid van handeling, het open einde, het vervangen van één centrale held door diverse nevengeschikte personages en de metafictionele kunstgrepen (in nogal wat teksten van Gide - Les cahiers d'André Walter, Paludes, Les faux-monnayeurs - treedt een schrijver op die het boek schrijft dat de lezer (deels) onder ogen heeft), gevoegd bij het opnemen van commentaar op de wording van de roman in de roman en een bewust nagestreefde polyinterpretabiliteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al deze technieken blokkeren een gemakkelijke
Laatste herdruk van De immoralist, 1983.
identificatie van de lezer met de personages en beogen de lezer tot een actieve houding aan te zetten, een doel dat Robbe-Grillet in zijn programmatische Pour un nouveau roman ook zou stellen. Ofschoon Jaffé-Freem deze conclusie niet trok, kan uit haar beschouwing al worden opgemaakt dat Gide rond 1970 meer een schrijver voor de bibliotheek dan voor de huiskamer was. Met deze tweedeling beschrijft Anbeek het Nederlandse proza tussen 1960 en 1985.Ga naar eind42 Naast een dominante realistische richting (Reve, Wolkers, 't Hart, Heeresma, Cremer) onderscheidt Anbeek een stroming die vooral eind jaren zeventig zichtbaar werd en die nadrukkelijk antimimetische opvattingen in de praktijk bracht in boeken waarin woord en werkelijkheid niet langer samenvielen. In deze ‘bibliotheek’ bevonden zich schrijvers als Vestdijk, Mulisch, Polet, Brakman, Nooteboom en Kellendonk, die allen de relatie tussen fictie en werkelijkheid problematiseerden en vaak in meer dan één opzicht verwant waren aan hun Franse evenknieën rond de nouveau roman. Dat Gide echter geen rol van betekenis speelde in de repertoires van de critici en tijdschriften die op de bres stonden voor het experimentele en hoogliteraire bibliotheekproza, Raster en De Revisor, noch in het tijdschrift dat volgens zijn uitgever Geert van Oorschot de lijn van Forum en Libertinage voortzette, het internationaal georiënteerde Tirade, is een indicatie voor Gides val door de zeef van vergetelheid.Ga naar eind43 Zijn werk werd niet langer als actueel beschouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een toekomstDe vrijwel volkomen eclips van Gide in Nederland voltrok zich na het centenaire in 1969. Terwijl de publieke kennis van het Frans als cultuurtaal snel verminderde, verschenen er nauwelijks nog nieuwe vertalingen van Gide en slechts sporadisch herdrukken van eerder vertaald werk. Gide daagde kennelijk niet meer uit tot terugschrijven en van een writer's writer voor enkelen werd hij een naam uit een voltooid verleden tijd. Een voorstel, medio jaren negentig, van vertaalster Liesbeth van Nes en de redactie van de Franse Bibliotheek van Van Oorschot (Jef Houppermans en Paul Smith) om een nieuwe vertaling van Les caves du Vatican uit te brengen in de klassieke variant van deze serie, haalde het bij de uitgever niet: er zou geen markt meer zijn voor Gide.Ga naar eind44 Uitgeverij Querido bracht in 1983 de zevende en laatste druk uit van De immoralist, waarna Gide uit dit fonds verdween. De algehele verschuiving van de aandacht en publieke belangstelling naar de Angelsaksische literatuur, die na 1945 begon, zette in de laatste decennia van de twintigste eeuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versterkt door. Die verschuiving is duidelijk af te lezen aan het snel groeiende aandeel van uit het Engels vertaalde titels in de fondsen van Nederlandse uitgevers en in de eveneens groeiende aandacht voor Engelstalige literatuur in de dagbladkritiek.Ga naar eind45 Als er vanaf de jaren tachtig in Nederland over Gide werd geschreven, was dat vrijwel steeds binnen de academische literatuurbeschouwing. In hun invloedrijke studie Het modernisme in de Europese letterkunde (1984) presenteerden Douwe Fokkema en Elrud Ibsch Gide te midden van zijn tijdgenoten James Joyce, Virginia Woolf, Valery Larbaud, Marcel Proust, Italo Svevo, Robert Musil, Carry van Bruggen, E. du Perron, Menno ter Braak en Thomas Mann, auteurs die zij rekenen tot het Europese literaire modernisme - een van realisme, symbolisme en historische avant-garde te onderscheiden stroming, die haar bloeitijd beleefde tussen ongeveer 1910 en 1940, en waarin intellectualisme, relativisme, scepsis ten aanzien van gefixeerde waarheden, traditiebewustzijn en onthechting van de dagelijkse, maatschappelijke en politieke werkelijkheid de boventoon voerden.Ga naar eind46 De modernistische literatuur is probleemstellend, niet probleemoplossend, en betrekt de (ideale) lezer in het spel van betekenismogelijkheden.Ga naar eind47 Het is deze Gide - de onthechte intellectuele relativist van Paludes, L'immoraliste, Les caves du Vatican en vooral Les faux-monnayeurs - die een vaste plaats heeft verworven in de academische literatuurwetenschappelijke canon.Ga naar eind48 Het vroege werk van Gide, te verbinden met het symbolisme, en dat van de maatschappelijk geëngageerde auteur (criticaster van communisme en kolonialisme) vallen buiten dit interpretatiekader. Het werk van enkele van de bovengenoemde modernisten staat de laatste jaren sterk in de belangstelling. Dat blijkt niet alleen uit nieuwe vertalingen en uit de essayistische en wetenschappelijke reflectie op hun werk, maar ook uit de adaptaties die er van enkele van hun teksten zijn gemaakt en uit de aandacht die de media aan hun werk en persoon schenken. De honderdste ‘Bloomsday’, de dag waarop de handeling van James Joyces Ulysses zich afspeelt, werd op 16 juni 2004 groots gevierd met onder andere een keur aan reisgidsen, feestelijke rondgangen door Dublin (al dan niet met bijbehorende, honderd jaar eerder door de personages genuttigde maaltijden) en natuurlijk de nodige aandacht in de pers. Virginia Woolf vond haar weg naar de bioscoop in verfilmingen van Golven (Annette Apon, 1982: een bewerking van The waves), Orlando (Sally Potter, 1992) en Mrs. Dalloway (Marleen Gorris, 1998). Het publiekssucces van The hours, de roman van Michael Cunningham uit 1998 (een herschrijving van Mrs. Dalloway), en de verfilming van die roman door Stephen Daldry in 2002 hebben de internationale publieke belangstelling voor leven en werk van Woolf aanzienlijk aangewakkerd.Ga naar eind49 Als er één modernist van de herscheppingen in de jaren negentig heeft geprofiteerd, dan is dat Marcel Proust. De waardering voor zijn romancyclus A la recherche du temps perdu kwam in Nederland weliswaar laat op gang, maar sinds de jaren negentig bevindt Proust zich ook in Nederland in een hoogconjunctuur. Zijn roman is in vertaling integraal leverbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tot nu toe laatste Nederlandse Gide-uitgave, Reis naar Congo (1987) en het concept van de in 2006 bij De Arbeiderspers te verschijnen Privé-domeinselectie uit Gides Journal.
in zowel een gebonden editie als in een cassette met goedkope paperbacks. De stripboeken die Stéphane Heuet maakt van de Recherche vinden in Nederlandse vertaling gretig aftrek en ook de films van Volker Schlöndorff (Un amour de Swann, 1984) en Raoul Ruiz (Le temps retrouvé, 1999) over auteur en roman en de theaterproducties over de Recherche hebben een groot publiek bereikt en ruime aandacht getrokken in de media, evenals het zelfhulpboek voor levensgeluk van de Engelsman Alain de Botton, How Proust can change your life (1997).Ga naar eind50 Proust werd in korte tijd een cultfiguur. Dat kan van Gide bepaald niet worden gezegd. Of de uitgave van twee nieuwe vertalingen door Mirjam de Veth in het voorjaar van 2006 een opleving van de aandacht voor Gide zal inluiden, is natuurlijk ongewis. De keuze van de teksten - een selectie uit het Journal in de serie Privé-domein van De Arbeiderspers en een nieuwe vertaling van Si le grain ne meurt bij Atlas - lijkt intussen een gelukkige. De belangstelling voor literaire egodocumenten in de vorm van schrijversdagboeken, autobiografieën en in meer of mindere mate versleutelde romans is immers groot. Het is te hopen dat vervolgens ook andere teksten nieuwe vertalers en uitgevers zullen vinden. Gide verdient een nieuw Nederlands lezerspubliek.
Pourrait être continué... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met dank aan dr. Els Andringa, drs. Sander Bax, dr. Sjef Houppermans en prof. dr. Sophie Levie voor Kun waardevolle informatie en commentaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: Nederlandse vertalingen van GideOnderstaande lijst bevat de Nederlandse vertalingen van Gides werk in boekvorm bij Nederlandse uitgevers, opgesteld op basis van Picarta, de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek en Brinkman's cumulatieve catalogus. Eerste edities zijn gecursiveerd.
aantekeningen 1 Eerder gepubliceerd in De Stem 9 (1929) dl. 1, p. 214-230, 321-339, 435-454. 2 In M. Nijhoff, Verzameld werk. Deel 3: vertalingen (Den Haag 1954), p. 441-514. 3 In de reeks ‘Pantheon der winnaars van de Nobelprijs voor literatuur’. Bevat door Last vertaalde fragmenten uit De pastorale symfonie, De terugkeer van de verloren zoon, Numquid et tu...?, Dindiki, De schriften van André Walter, Dagboek der valsemunters, De aardse spijzen, De nieuwe spijzen Journal 1889-1939, Journal 1939-1949, brieven uit de correspondenties met Claudel, Valéry, Jammes en ‘Varia’. 4 In M. Nijhoff, Verzameld werk. Deel 3: vertalingen. (Den Haag 1982), p. 441-514. |
|