goed contact met de oude dame en ze stelde voor om mij ten behoeve van de film een paar familiefotootjes van haar vader toe te sturen. Toen de bekende uitgeverij waar diens boeken verschijnen daar lucht van kreeg, stak die daar onmiddellijk een stokje voor. Op basis van een onwaarschijnlijke tarieflijst kwam per foto een prijs op de proppen die in geen enkele verhouding stond tot het budget van de film. Toen ik in de onderhandelingen voorzichtig probeerde aan te geven dat de aanstaande publicatie van twee (!) vertalingen van Gides werk zou samenvallen met het uitkomen van de film en beide daar publicitair voordeel van zouden kunnen genieten, kreeg ik ten antwoord dat het werk van Gide mijn film niet nodig heeft en zo ook wel gelezen wordt.
Ik heb toen van gebruik van deze kiekjes maar afgezien. Ik hoop niet dat Catherine Gide nu allerlei foto's die ik bij mijn research vond en haar gestuurd heb, ook bij deze uitgeverij terecht laat komen. De oude dame verontschuldigde zich later. Ik heb met haar te doen; ze is de zeggenschap over haar eigen familiefoto's kwijt, ze kan er niet eens zelf over beschikken.
De uitgeverij heeft mij ook omtrent het gebruik van citaten uit het werk van Gide en de dagboeken van Maria van Rysselberghe, zijn huisgenote, behoorlijk in de tang genomen door mij buitengewoon lang in onzekerheid te laten en gewoon niet te reageren. Tot het laatste moment wilde men geen uitsluitsel geven over de financiële verlangens. Uiteindelijk heb ik zoveel mogelijk geschrapt en is van de negen citaten die overbleven elk woord betaald. Het was een nachtmerrie; deze mensen zijn alleen in geld geïnteresseerd.
De film is gefinancierd met geld uit België en Nederland. Cruciaal in de totstandkoming is de steun geweest van de Franstalige Belgische televisie, de rtbf. In Frankrijk is het niet gelukt iemand mee te krijgen. Waarom? Moet ik als Nederlander van hun schrijvers afblijven, ben ik als niet-Fransman sowieso geen gesprekspartner, ligt de nadruk niet genoeg op het Franse aspect?
***
Nu ik dit schrijf is mijn film bijna klaar. Waarom ben ik er ooit aan begonnen? Voor een vorige film was ik bezig met een stad in de Oeral, Magnitogorsk, en de film Lied van de Helden, die Joris Ivens daar begin jaren dertig maakte. Ik kwam de naam Jef Last tegen, die daar in 1932 als proletarisch schrijver met Louis Aragon (Hourra l'Oural, La mise à mort) en Elsa Triolet rondreisde en daarover het propagandistische Het stalen fundament (1933) schreef. Nog zo'n stalinist, dacht ik, maar in tegenstelling tot Ivens, die zijn hele leven uit de ruif van Stalin en diens opvolgers heeft gegeten, bleek Last al in 1938 van zijn geloof gevallen. Ik werd geraakt door zijn Brieven uit Spanje:
Lange tijd heb ik de waarheid gesproken, maar niet de vólle waarheid, uit angst dat haar onaangename zijde door onze vijanden misbruikt zou kunnen worden.
Dit is een echo van wat zijn vriend Gide kort daarvoor had gezegd en gedaan, door zijn kritisch verslag van hun gezamenlijke reis door de Sovjet-Unie te publiceren, ondanks grote druk dat niet te doen. Het boek sloeg in als een bom en was een ongekend succes.