Bij dit nummer
Tegenwoordig ligt de naam van André Gide (1869-1951) minder op de lippen dan die van andere historische literaire figuren uit Frankrijk als Sartre, Camus en Proust. De Nobelprijslaureaat van 1947 lijkt onder het stof te zijn beland; ten onrechte. Binnenkort verschijnen nieuwe vertalingen van Gides autobiografische Si le grain ne meurt (Atlas) en van een selectie uit zijn Journal (De Arbeiderspers). Ongetwijfeld zal dan blijken hoe leesbaar en relevant hij nog is; het kenmerk van werkelijk klassieke auteurs.
Dat klassieke schuilt in een breed en afwisselend proza-oeuvre, dat een leven vol keuzes en wendingen en de complete eerste helft van de twintigste eeuw weerspiegelt. Gide was een vernieuwer van het romangenre met Les faux-monnayeurs, maar speelde ook een belangrijke rol in politieke en maatschappelijke debatten. Zonder dralen of twijfel ventileerde hij zijn homoseksualiteit, klaagde hij de uitwassen van het kolonialisme aan en betuigde hij de Sovjet-Unie zijn sympathie - om na een reis erdoorheen weer even hard en openlijk afstand te nemen van Stalins zogenaamde heilsstaat. Gides dagboekaantekeningen tonen een menselijke, altijd verrassende waarheidszoeker, iemand die vaak ondoorgrondelijk en vooral altijd in beweging was, letterlijk (hij was een overtuigd reiziger) en figuurlijk. In dit nummer komt een bespiegeling voor van Max Nord bij een uitspraak van Gide over het ‘waren’ en ‘zijn’ van de mens, waar Nord zelf de noodzaak van het ‘worden’ aan toevoegt. Gideaanser kan het inderdaad niet - zie verder het biografisch portret door Gidevertaalster Mirjam de Veth op de volgende pagina's.
Dit nummer zoomt vooral in op de relaties van deze literaire kameleon met Nederland(ers). Dat begint al bij de omslagfoto van Emiel van Moerkerken. Francis Bulhof en H.T.M. van Vliet volgen de sporen die Gide hier naliet in het interbellum, toen hij voor velen richtinggevend was en bij anderen afschuw wekte. Rudi Wester belicht Gides vriendschap met Jef Last, waarover Pieter Jan Smit de afgelopen jaren een film maakte. Karel van het Reve logeerde als tiener ooit bij Gide, en Frits Bolkestein staat stil bij Gides houding tegenover het communisme. Uit onuitgegeven dagboekaantekeningen van Max Nord blijkt hoe Gides boeken onder beklemmende oorlogsomstandigheden ‘weer nieuwe boeken’ werden. Mathijs Sanders belicht het tot op heden duistere ‘leven’ van Gide in Nederland na woii, waarvan Marco Entrop een curieuze toneelvariant opspoorde. Jan Paul Hinrichs reconstrueerde een niet-Nederlandse episode, de bezoeken van Gide aan Ivan Boenin. Het nummer sluit af met de vraagstukken en fascinaties van Gides hedendaagse vertaalster.
De redactie van De Parelduiker dankt allen die aan de totstandkoming van dit nummer hebben bijgedragen, met name Mirjam de Veth en De Arbeiderspers. Dit is ook het laatste nummer waarin Marcel van den Boogert de hand heeft gehad. Sinds 1 augustus vervult hij een functie elders. De tien jaar Parelduiker die dit nummer vol maakt dragen zijn eindredactionele stempel. Daarvoor betuigen wij hem onze grote erkentelijkheid.
De redactie