De Parelduiker. Jaargang 10
(2005)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
LaagwaterR. Breugelmans
| |
[pagina 75]
| |
sociaal gevoel en bij hem was Maurits Esser in dienst, als literator bekend als Gerard van Eckeren en van 1906 tot 1929 redacteur van Den Gulden Winckel, dat in 1916 als ondertitel ‘Maandschrift voor de boekenvrienden in Groot-Nederland’ had.Ga naar eind3 Zijn roman De Van Beemster. Geschiedenis eener familie, eveneens uit 1916, is nu ook totaal vergeten. Ondanks dat sociale gevoel was Vormer ongetwijfeld ook zakenman en het zou mij niet verbazen als Bordewijk financieel heeft moeten bijdragen aan de publicatie van zijn versjes, zoals dat ook het geval was bij de tweede en derde bundel van de Fantastische vertellingen. Qua uiterlijk is het bundeltje een modern boekje, gedrukt als het is met een pas sinds 1912 bestaande letter: de Hollandsche Mediaeval van S.H. de Roos. Paddestoelen was opgedragen ‘Aan mijn Vrouw’ en die opdracht was verdiend. Tenslotte had zij het pseudoniem Ton Ven bedacht naar aanleiding van het Tonven in Oisterwijk, waar het echtpaar op de huwelijksreis terecht was gekomen in plaats van in Oostenrijk. De trouwdag was namelijk op 1 augustus 1914, de dag waarop ook de Eerste Wereldoorlog uitbrak, zodat het beoogde buitenlandse reisdoel onbereikbaar was geworden.
In 1904 begon Bordewijk als twintigjarige spoorstudent zijn rechtenstudie in Leiden. In tegenstelling tot bij Katadreuffe ging het bij hem allemaal niet zo snel.Ga naar eind4 Hij besteedde een deel van zijn tijd aan literair werk. Biograaf Reinold Vugs vermeldt twee vroege publicaties: ‘Dames’ in het Algemeen Nederlandsch studenten-weekblad Minerva van 14 december 1907 en ‘In ballingschap’ in Eigen Haard van 19 en 26 november 1910, beide ondertekend ‘F.B.’.Ga naar eind5 Ik vermoed dat de versjes in Paddestoelen ook uit deze periode dateren. Zij zijn naar mijn mening van een grote meligheid en nogal ‘studentikoze humor’, een genre dat Bordewijk gedurende zijn hele leven is blijven waarderen. Op 7 augustus 1959 stelde Bordewijk zijn uitgever Nijgh & Van Ditmar per brief op de hoogte van zijn plan een nieuwe kleine bundel gedichten in de trant van Paddestoelen uit te geven, evenals zijn debuutbundel onder de naam Ton Ven: ‘In dit rijm is gestreefd naar humor, ironie en karikatuur.’ In een brief van 27 augustus voegde hij daaraan toe: ‘De schuilnaam Ton Ven is wel reeds in vakkringen bekend (ikzelf heb daaraan ook medegewerkt door een uitlating aan Van Vriesland), maar ik zal er toch zeer veel prijs op stellen indien U bij eventuele uitgave niets schriftelijk wilt loslaten nopens de identiteit van deze Ton Ven.’Ga naar eind6 Paddestoelen. (Raad in) rijm zou in 1961 verschijnen. Een paar jaar later was Bordewijk wat toeschietelijker. Nijgh & Van Ditmar publiceerde in 1964 Jade, jaspis en de jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van baron van Stralen op rijm van Ton Ven. Vooraf had Bordewijk in een brief aan directeur E. van Dam van Isselt al gemeld dat Ton Ven geen werkelijke schuilnaam was. De auteur wilde zich slechts in een andere kwaliteit aan het publiek voorstellen, ‘en daarvoor is het me voldoende dat mijn ware naam niet op de boekjes zelf voorkomt’.Ga naar eind7
Ik heb lang vermoed dat voor Bordewijks eerste Paddestoelen de bundel Rotte blaren. Leidsche studentenliedjes etc. (1905) van Hugo en Eduard, ‘met oorspronkelijke teekeningen en muziek’, een inspiratiebron is geweest. | |
[pagina 76]
| |
In een brief aan de Haagse boekhandelaar Freriks bedankt Bordewijk voor het opsporen van een exemplaar van zijn Paddestoelen uit 1916. Bordewijks eigen exemplaar was bij het bombardement op het Bezuidenhout van 3 maart 1945 verloren gegaan (coll. Robert Gaarlandt).
Achter deze pseudoniemen gingen de Leidse corpsleden en rechtenstudenten A.W. Kamp en M.D. Horst schuil.Ga naar eind8 Was deze bundel in 1927 nog beoordeeld als ‘nooit volprezen [...] van sprankelenden geest en onovertrefbaren humor’, in 1950 sprak J.J. Peereboom van ‘hun gebrek aan vitaliteit en originaliteit’.Ga naar eind9 Ik heb zowel Rotte blaren als Paddestoelen doorgelezen en mij trof een zekere verwantschap in onderwerpen en toon. Voorbeelden zal ik de lezer besparen. Behalve die overeenkomsten zie ik er ook een tussen de twee titels, waarin gezinspeeld wordt op vergankelijke herfstsymbolen.
‘Reacties bleven uit, recensies zijn er niet van bekend.’Ga naar eind10 In 1947 moest Bordewijk dit zelf, zij het niet volmondig, ook toegeven: ‘Voor zover mij bekend heeft geen deskundige [cursivering van mij, rb] ze ooit beoordeeld.’Ga naar eind11 De enige, behalve Vugs, die er nog wát aandacht aan besteedt en zelfs een versje eruit citeert, is R.H. Zuidinga in het kleine boekje Mr. F. Bordewijk.Ga naar eind12 Wel is de tekst van Paddestoelen natuurlijk opgenomen in het Verzameld werk, maar ik vrees dat ze ook daar weinig lezers heeft getrokken. En inderdaad, die stilte is passend. Terecht heeft Vugs zich en ons de vraag gesteld ‘waarom Bordewijk, na het fiasco van zijn debuut als dichter, op deze weg verderging’. Zijn verklaring, enige bladzijden verder, namelijk ‘gebrek aan zelfkritiek’ lijkt mij overtuigend.Ga naar eind13 Laten we uit bewondering voor een belangrijk deel van Bordewijks werk deze mislukking maar met de mantel der liefde bedekken. |
|