‘Meesters van het hedendaagse proza’ van de Moskouse uitgeverij Progress. De lange boektitel dekt de inhoud:
Villa roz: roman. Silki: roman. Syr: povestj. Tanker: povestj. Bloezjdajoesjtsji tsjelovek: povestj. Of te wel:
Villa des roses: roman. Lijmen: roman. Kaas: vertelling. Het tankschip: vertelling. Het dwaallicht: vertelling. Aangezien
Het been als deel twee van
Lijmen is opgenomen, hebben we hier te maken met een beknopt
Verzameld werk. Informatie over de oplage, die in Russische boeken gewoonlijk is vermeld, ontbreekt. Vermoedelijk komt dat omdat het een vertaling uit een taal van een kapitalistisch land betreft: hoewel de Sovjet-Unie de Berner Conventie op dat moment niet getekend had, wilde men blijkbaar ook niet al te zeer te koop lopen met de precieze hoeveelheid boeken waarmee men auteursrechten ontdook. In het boek ontbreekt ook de informatie dat de vertaling van
Het dwaallicht eerder verscheen in het toonaangevende tijdschrift
Novy mir (1972, nr. 5). Hiermee bereikte Elsschot in één keer een oplage van 157.000 exemplaren: zo'n oplage zal hij nooit in wat voor taal dan
ook hebben gehaald. De vertaling van
Het tankschip verscheen eerder in de bundel
Rasskazy beljgijskich pisatelej (Verhalen van Belgische schrijvers; Moskou, Progress, 1968). Dit gegeven ontleen ik aan de
Bibliografie van de Nederlandse literatuur in Russische vertaling van Werner Scheltjens (Sint-Petersburg, Aleteja, 2003), een naslagwerk waarin men kan nagaan dat Multatuli in Rusland onze meest vertaalde auteur is.
De Russische Elsschot uit 1972 is samengesteld en uitvoerig ingeleid door I.D. Sjkoenajeva, die het verschijnen van het boek zelf niet meer heeft meegemaakt. Een redactionele voetnoot meldt dat in de tekst van het voorwoord enige veranderingen zijn aangebracht die niet meer met haar konden worden besproken. Misschien gaat het wel om de twee plichtmatige verwijzingen naar Lenins verzameld werk die men aantreft, of naar de slotzin waarin gesteld wordt dat in Elsschots proza ‘het zakelijke en politieke leven van de bourgeois met al zijn enorme banaliteit en cynisme wordt ontmaskerd’. Kennelijk wil het voorwoord de censuur ook