diens leven. Toen Gans stukjes ging schrijven in De Telegraaf was het afgelopen met hem. Dat was de afgang.
Of Van Straten, zoals in zijn jongere jaren, geboeid bleef door de misdaad, weet ik niet. In 1964 verscheen in de reeks abc-pockets zijn Moordenaarswerk. Een kroniek van 120 Nederlandse moordzaken uit de periode 1844-1963. Het was een groot succes. Hiervoor had de schrijver geen bronnenonderzoek gedaan, maar zich gebaseerd op bestaande literatuur, waaronder het rijke redactiearchief van Het Vrije Volk, waar hij, zoals ik uit eigen ervaring weet, net als zijn toenmalige collega's Nico Polak en Paul van 't Veer, vaak tussen de stellingen in de goedgevulde mappen wat opzocht. Smakelijke samenvattingen van al lang vergeten lust- en roofmoorden, met soms verrassende vrijspraken. Door kleine maatschappelijke details geeft Moordenaarswerk een indringend inzicht in een verdwenen samenleving.
Op de omslag stond dat het boek geschreven was door ‘mr.’ Hans van Straten. Academici waren toen niet zo dik gezaaid onder de courantiers, en bij De Arbeiderspers gaf dat enig cachet aan het fonds. In 1990 verscheen een licht gereviseerde herdruk; er waren geen zaken aan toegevoegd. De nieuwe criminaliteit, vaak draaiend in het milieu van drugsdealers, zal hem minder hebben aangesproken, zoals hij trouwens ook weinig hedendaagse romans las.
Hij bleef zo lang mogelijk bezig met kleine uitgaafjes, waartoe zeker gerekend moeten worden zijn boekjes van het Ab Visser Genootschap, wat hij, met Sjoerd van Faassen, Marcus van der Heide en Kees Thomassen, jaren volhield. Ab Visser was zo'n veelschrijver die nooit een sellertje had. Van Straten vond dat hij ten onrechte vergeten dreigde te raken. Moordenaarswerk was opgedragen aan Carel J. Bicker, het pseudoniem dat Visser gebruikte voor zijn thrillerrecensies in Het Vrije Volk. Om Ab Visser aan een geldje te helpen, had Hans hem bij het socialistische dagblad binnengehaald.
Van Stratens terrein was zéér breed. In de obscene poëzie uit de Nederlanden van weleer was hij goed thuis. In 1992 publiceerde hij daarover Razernij der liefde. Ontuchtige poëzie in de Nederlanden van Middeleeuwen tot Franse tijd (De Arbeiderspers). Het bleef zogezegd niet bij woorden of rijmelarij. Op de achterpagina van nrc Handelsblad van 3 april 1992 stond een opmerkelijk stuk van zijn hand: ‘Onze voorouders en de dildo’. Een kleine telefonische enquête in zijn woonplaats Utrecht leerde hem dat drie van de vier seksbazen die een winkeltje in benodigdheden dreven, geen idee hadden wat een dildo was. Maar hoe zat het met het woord en de herkomst in de Nederlandse handboeken? Hoe heette zo'n ding in het Nederlands? Zelfs het onvolprezen Woordenboek der Nederlandse Taal - zelfs dat handboek liet hem in de steek. ‘Het is deze kwestie die mij nachtenlang uit de slaap houdt.’ Dat laatste houd ik maar op een dichterlijke vrijheid.
Hans van Straten werd op een katholieke begraafplaats ter aarde gedragen. Dat leek raadselachtig. Had hij iets met de roomse leer gekregen? De verklaring is eenvoudig. Vanuit zijn huis had hij uitzicht op de dodenakker en bovendien had hij in *Zie aldaar al genoteerd: ‘Regen die neerhoost op de bomen van het kerkhof - ik kan er uren naar kijken.’
Een van de mooiste literaire anekdotes