en drukproef te ontvangen, ook om een denkbeeld van het formaat te krijgen, waarin Gij den roman zoudt willen uitgeven.
Geloof mij intusschen met alle hoogachting
Uw dienstw:
Louis Couperus.
Den Haag.
In november 1890 verscheen de tweede druk van Eline Vere, en het tijdschrift De Gids, uitgegeven door Van Kampen, publiceerde Couperus' tweede roman, Noodlot. Het lag voor de hand dat ook dit boek bij Van Kampen zou verschijnen, maar Couperus koos voor Uitgevers-Maatschappij Elsevier.
Als reden dat Couperus niet bij Van Kampen bleef, wordt door zijn kleinzoon, in een interview in 1968, opgegeven dat de inhoud van Couperus' boeken te veel botste met de doopsgezinde geloofsovertuiging van P.N. van Kampen (1818-1888), de stichter van de uitgeverij. Eline Vere vond hij maar een ‘hysterische juffrouw’. Alleen na sterk aandringen van zijn zoon, N.G. van Kampen (1849-1915), was Eline Vere dan toch door hen uitgegeven. Maar bij het tweede boek ging de oude Van Kampen niet overstag, een beslissing die door Frédéric Bastet in zijn biografie ‘onbegrijpelijk kortzichtig’ wordt genoemd.
In de tweede brief aan de uitgeverij wordt echter met geen woord over geloof of overtuiging gerept. Een ordinaire geldkwestie is het: Elsevier bood meer en Couperus, die inmiddels op een trieste achterkamer in Parijs verbleef, kon zoals altijd het geld goed gebruiken. Jac. G. Robbers van Elsevier kocht het auteursrecht van Noodlot voor f 450,- voor de eerste druk en f 200,- bij een volgende. Van Kampen gaf voor Eline Vere f 300,- bij iedere druk.
Parijs
18. Rue Pasquier
17.11.90.
WelEd. Heer.
Laten wij, zoo U dit van te voren beslissen wil, bepalen, dat U mij voor iedere volgende uitgave het zelfde honorarium biedt als voor den herdruk: fl. 300.- uitgezonderd in het geval, dat er eens van mijn boek eene bizondere uitgave, b.v geillustreerd, zoû te maken zijn, in welk geval wij nieuwe voorwaarden zouden kunnen maken. Ik ben het volkomen met U eens, dat een contract in zaken altijd wenschelijk is en U zult U herinneren, dat ik U destijds om een contract vroeg; U vroeg mij echter of een brief van U niet voldoende was, en ik heb U niet willen krenken met aan te houden op een contract.
Verder moet U mij toch toestaan, dat het niets geen raison d'être zoû hebben; dat ik U, na een tweeden druk, mijn geheel auteursrecht af zoû staan. Het ligt misschien aan mij, maar ik zie hier de logica heusch niet van in.
Laat dit verschil echter geen disharmonie tusschen ons stichten. Ik blijf volgaarne goede vrienden met U, èn omdat U de uitgever is van het tijdschrift, waarin ik het liefste schrijf, èn omdat U mijn eersten roman in het licht gaf. Ik was liever bij U gebleven, dan nu bij den heer Robbers te gaan, omdat ik liever bij éen uitgever gebleven was, maar U zult mij ten goede houden, dat, al ben ik artist, ik toch ook mijne prozaische belangen behartig.
Geloof mij intusschen
Met alle hoogachting
Uw dienstw:
Louis Couperus.
Na Noodlot bij Elsevier werd Veen de uitgever van Couperus' werk. De nog jonge L.J. Veen had al eind 1890 belangstelling getoond, maar toen had Couperus al afspraken met