sommige gevallen heeft bezield, zoals met Chaplin. Onder ‘opmerkingen’ plaatste hij bij hem slechts een vraagteken, alsof hij het zelf ook niet wist. Mogelijk speelde mee dat Chaplin, door de fbi van communisme verdacht, op de Amerikaanse Security Index stond. Redgrave was een miskleun; diens zoon heeft inmiddels aangetoond dat hij meewerkte aan pro-Britse propagandistische films. Met Smollett sloeg Orwell dan weer onbedoeld meer dan de spijker op zijn kop: die werd later ontmaskerd als spin in het Philby-spionageweb. En de Schotse dichter MacDiarmid was een volstrekt logische keuze: die was notoir communist, en vooral rabiaat anti-Engels (zie ook elders in dit nummer van De Parelduiker).
Natuurlijk raakten de gemoederen weer verhit. En net als in 1996 gingen veel commentatoren voorbij aan wat er werkelijk in Orwells brief aan Kirwan staat: ‘Ik zou je ook, als dat van enige waarde is, een lijst kunnen geven van journalisten & schrijvers die naar mijn mening cryptocommunisten of fellow-travellers zijn of daarnaar neigen & die als propagandisten niet zouden moeten worden vertrouwd.’ De cursivering is van mij, om de aandacht te vestigen op Orwells feitelijke advies aan de ird: deze en gene kunnen jullie beter niet uitnodigen voor jullie publicaties, want dat is zinloos; ze zijn daarvoor ongeschikt omdat ze aan de verkeerde kant staan. Het was ook niet zijn enige advies: hij heeft met Kirwan eveneens auteurs besproken die wél ‘bruikbaar’ waren. Er is dus geen sprake van dat Orwell communisten heeft aangegeven, en al helemaal niet bij de Secret service. ‘Het enige wat hen kon gebeuren was dat ze niet zouden worden gevraagd te schrijven voor de ird,’ verklaarde Kirwan zelf in 1996.
Zeven jaar na het eerste rumoer is het wederom noodzakelijk op deze passage te wijzen, zoals ook Garton Ash onvermoeibaar maar voor dovemansoren blijft doen. Want opnieuw blijken de critici niet te kunnen (willen?) lezen. Joost Zwagerman noemt de ird in nrc Handelsblad van 27 juni een ‘inlichtingendienst’; altijd een lekkere binnenkomer. Bij Marcel van Nieuwenborgh in De Standaard van 24 juni is het ‘de Britse geheime dienst’ die ‘een netwerk van intellectuelen’ op het spoor was. Peter de Waard heeft het in de Volkskrant van 26 juni over ‘de opsporingsinstanties’ en laat Orwell ‘een lijst met vermeende kgb-agenten’ doorspelen. En Elsbeth Etty maakt er in nrc Handelsblad van 28 juni zelfs ‘de geheime politie’ van, waar Orwell mensen ‘aanbracht’. Ook geeft zij Orwells brief nog een behandeling. Volgens Etty had hij het over auteurs ‘die “naar mijn mening cryptocommunisten zijn of fellow-travellers of daarnaar neigen”’. Punt. Het essentiële vervolg daarvan (zie hiervoor) laat ze weg. Navrant genoeg duidt ze Orwell vervolgens als ‘hulpje van Big Brother’, ‘gluiperige dienaar van een verklikkersysteem’ en ‘medeplichtige aan wat toen al [sic!] orwelliaanse praktijken heette’. Woorden weglaten en feiten vervormen - heette dat in 1984 niet Newspeak?
Timothy Garton Ash tracht in zijn essay Orwells ‘daad’ te nuanceren. Daarin gaat ook hij te ver. Niet alleen de Koude Oorlog en de stalinistische dreiging, ook de aanwezigheid van de adembenemende Kirwan zou een rol hebben gespeeld, redeneert hij. Orwell koesterde nog steeds ‘een pijnlijk verlangen’, en ‘zijn liefde voor Celia, of althans zijn zoektocht naar haar genegenheid, bracht “Mr Orwell” in de archieven van de Britse bureaucratie’. Orwells onbeantwoorde verliefdheid en huwelijksaanzoek dateerden